Simon zegt: "Santé!"...en
VARKENSVLEESPRIJZEN JjrditiSCh OMLAAG!
8?5
9.95
1»
2.4»
boterham
129
Cosima, dienende priesteres van Richard Wagner
opdeaa
Magere
varkensrollade
Karbonade
vanderib
Karbonade
van de haas
Blanke filetlapjes
Varkenslever
om te bakken
Hamschijf
met veel vlees
Braadworst
fijn gekruid
Hamburgers
per stuk 80cent
5 halen 4 betalen
kalfs-
Dagelijks vers >m «yiwritmTO
en lamsvlees voorradig 4^
LE1DSE COURANT
WOENSDAG 6 OKTOBER 1976
Canadees
houthakkers-jack
wollen ruit met
teddv,gevoerd.
92-116
C&J-UtbcA
\fovïde£4^e\!
Verkrijgbaar vanaf donderdagmorgen 9 uur
kiloTSw
nu
500 gram 4*
kilo
500 gram 5P
kilo
(van de rib zonder been)
100 gram
500 gram
500 gram
"2M.
500 gram
3*0 Afi
CERVELAATWORST
150 GRAM T*a
STUKJE FIJNSTE PATE
150 GRAM T^S.
SAPPIG PEKELVLEES
150GRAM-h95.
Geldig t/m 9 oktober
(Van onze correspondent)
Bonn „De hele wereld is
blind, maar er is in haar een
drang naar waarheid, naar in
zicht, naar licht. Hoe deze
drang van de blindheid zich
zelf ook articuleert: zelfs in
de vervolging van de waar
heid is hij desalniettemin aan
wezig. Al het goede dat was,
is nog aanwezig* men moet
alleen maar van tijd en ruim
te afzien om de eeuwigheid
als elk moment aanwezig te
weten en ook aan vormen niet
veel hangen. Het grote produ
ceert zichzelf steeds weer en
is het licht aanwezig, dan kan
het niet geblust worden; het
moet schijnen."
Deze meditatie werd niet geschreven
door een vrome filosoof, maar door
een in de tijd, waarin zij opgetekend
werd, eenvoudige huisvrouw. Zij was
rphter wel een priesteres, de dienende
priesteres van Richard Wagner, die dit
grenzeloos gecompliceerde fenomeen
met zulk een totale onderworpenheid
haar leven offerde, dat zij haar aante
keningen vaak 's nachts en badend in
tranen moest maken.
Zo verschijnt ons Cosima Wagner, de
in 1870 geboren dochter van Franz
Liszt en van de Franse gravin Marie
d'Agoult in haar nagelaten dagboeken,
die over de luttele veertien jaren van
1869 tot 1883 liefst ongeveer 3500 dicht
beschreven velletjes papier beslaan.
Het eerste van de twee delen dat tot
het jaar 1877 gaat, is voor een inschrij
vingsprijs van 78 mark bij de uitgeve
rij Piper verschenen. Dit is dus onge
veer een eeuw nadat de in woorden
gestolde vloedgolf van hartekreten
stroomde, maar de 21 dagboeken wer
den pas zo laat gepubliceerd, omdat
Cosima ze aan haar dochter Eva ge
schonken had met de opdracht ze pas
dertig jaar na de dood van de ont
vangster openbaar te maken. De doch
ter, die de Wagneriaanse festivalstad
Bayreuth tot erfgenaam van de boe
ken gemaakt had, stierf weliswaar in
1942, maar een verbitterde strijd om
de rechten, die tot in de Hoge Raad
toe is uitgevochten, leverde nog een
vertraging van enkele jaren op.
Zeker voor kenners van Richard Wag
ner zijn de dagboeken geen bron van
sensationele nieuwe ontdekkingen. De
enige ware verrassing zou men de
enorme vlijt van Cosima kunnen noe
men, haar indringende observatiever
mogen en de exactheid waarmee zij
de uitlatingen en uitbarstingen van
haar altijd pratende en niet eenvoudig
formulerende echtgenoot wist op te
tekenen.
Aangezien het er haar uitsluitend om
ging objectief elk detail in kroniek te
brengen, heeft zij mogelijk onbewust
het tot stand brengen van een beter
begrip voor de componist tot de be
langrijkste functie van haar dagboe
ken gemaakt. Het door haar geschil
derde beeld van menselijke ver
scheurdheid zal er in elk geval toe
kunnen bijdragen talrijke tegenstan
ders, die het twijfelachtige genie voor
al en nog steeds buiten zijn muziek
om heeft, met hem^e verzoenen.
Als het ware met het scalpel legt
Cosima de fysionomie bloot van een
man, die kon razen en tieren, die
overvallen werd door huilkrampen,
die echter ook in verheven stemmin
gen en vrolijk kon zijn... wanneer hij
toevallig eens niet vooral de joden
haatte. De notities laten weliswaar
niets onbelicht, maar zij zijn geenszins
de wraakneming van een vrouw voor
het bovenmenselijke leed, dat zij on
der het orkaanachtige karakter van
haar man moest verduren. Integen
deel, zij zijn ook en vooral een ontroe
rend liefdesverhaal. Zij aanbad Ri
chard en deze liefde werd door hem
volledig beantwoord. Nadat hij weer
een van zijn woede-aanvallen gehad
had, schreef Cosima: ,,'s Avonds, na
dat ik deze regels neergeschreven had,
kwam R., omarmde mij en zei, dat wij
te heftig van elkaar hielden; dit ver
oorzaakte onze lijdenskwalen."
Wagner's agressieve aanvallen komen
in een milder begrip te staan, omdat
Cosima ze analyseert als een gevolg
van zijn vertwijfelingen, die op hun
beurt hierin hyp oorzaak vinden, dat
hij niet in staat was de wereld van
zijn idealen in overeenstemming te
brengen met die van de realiteit. Ook
echter zijn gigantische en permanente
geldzorgen en zeker zijn ziekte zijn de
katalysators van zijn psychische erup
ties. De laatste tien jaar voor zijn dood
heeft hij schier ondraaglijk geleden
onder een kwaal, die naar alle waar
schijnlijkheid de kransslagaderen van
zijn hart aangetast had, maar die door
de artsen als gevolg van een verkeerde
voedingswijze behandeld werd. Daar
om bracht de therapie geen enkele
verlichting in zijn verscheurende aan
vallen van borstkramp en was er nau
welijks een dag, dat hij als een gezond
mens kon componeren. Cosima ver
klaart echter hoe hij desondanks in
staat was in die tijd het tweede deel
van de „Ring der Nibelungen" en de
gehele „Parsifal" tot stand te brengen:
wanneer hij aan zijn muziek werkte,
dan was hij in een trance, die hem
aan alle aardse lijden ontrukte.
Zijn bezetenheid van „de Duitse
geest", die tot op de dag van vandaag
bij velen «ulke sterke aversies op
roept, zo openbaart Cosima, verander
de tegen het einde van zijn leven in
een felle haat tegen alles wat deze
geest ademde. Zelfs van Bismarck wil
de hij niets meer weten en in 1881 zei
hij tegen Cosima: „Duitsland is een tot
de tanden gewapende bedelaar. Het is
niet goed ons op straat tegen te ko
men." In 1870 nog had hij in zijn
ongeremde haat tegen Frankrijk, die
op zijn treurige ervaringen in Parijs
berustte, woedend geëist, dat men de
ze stad tot de grond toe zou afbran
den. Het Duitse leger werd door hem
toen nog geglorifiëerd, maar jaren la
ter moest hij toegeven, dat het welis
waar in staat was nieuwe provincies
te veroveren, maar niet om andere
„stammen" tot vrienden te maken.
Vooral desillusies beheersten Wagne
r's leven en lieten zijn stemmingen als
bladeren aan de bomen omslaan. Even
nadat hij Parijs verdoemd had, zei hij,
dat de Duitse soldaten de overwinning
niet verdienden, want toen had hij
zojuist vernomen, dat zij aan de Seine
het triviale lied „Die Wacht am Rhéin"
gezongen hadden. Ook kreeg hij het
met de door hem om hun geest zo
bewonderde Duitse vrouwen aan de
stok. Naar zijn smaak begonnen zij
namelijk teveel sympathie aan de dag
te leggen voor de Franse krijgsgevan-
genen en dat verleidde hem tot de
opmerking: „Het is zeer jammer, dat
de Duitsers hun vrouwen niet meer
slaan. Wanneer dat weer het geval zou
zijn, zouden wij uiteindelijk een revo
lutie in onze huidige literatuur bele
ven." Later slaakte hij de bittere ver
zuchting: „Geen enkele illusie heb ik
We wisten het al grotendeels, maar in
haar dagboeken maakt Cosima v<
goed een einde aan de these dat bij
een genie werk en karakter met elkaar
in overeenstemming zijn. Zij zelf heeft
kennelijk echter het onblusbare licht,
dat haar het altijd aanwezige goede
liet zien, aanschouwd, want hoe speel
de zij het anders klaar de geliefde
man nog liefst 47 jaar te overleven en
van onderdanige huisvrouw een kor
date leidster van de „Festspiele" in
Bayreuth te worden?