De aardbeving van mei heeft Friuli kapotgemaakt De beving van september heeft Friulianen gebroken Friuli ligt in Noord-Italië, grenzend aan Oostenrijk en Joegoslavië. Het is het toeris tisch aantrekkelijke, bergachtige gebied ten noorden van Triëst en Venetië. Sinds mei heerste in deze mooie streek verslagenheid. Bij een vreselijke aardbeving in het voorjaar werden bijna 1000 mensen gedood, meer dan 2000 personen werden gewond. Het getroffen gebied is 100 km lang en 50 km breed. Er woonden ruim 500.000 mensen. Meer dan 60.000 personen raakten dakloos en bijna allemaal moesten ze in afwachting van de wederopbouw worden gehuisvest in enorme tentenkampen. Begin deze maand verstoorde de natuur alle optimisme en vast beradenheid bij de streekbewoners. Nieuwe schokken vernielden alles wat hersteld was en in een sfeer van panische angst zijn tienduizenden Friulianen hun streek ont vlucht. Onze correspondent Frans Wijnands bezocht opnieuw het getroffen gebied. LIGNANO—GEMONA Het bad seizoen is voorbij. Op de brede zandstranden bij Venetië, bij Ligna- no en die van het beroemde Lido van Jesolo vertoeven nog wat late gasten. Een handjevol zonverbrande Duitsers die maar niet weg willen. Op het strand spelen de kinderen van het dorp. Ze hebben het enorme zandrijk nu alleen, want pas op 1 oktober gaan ze weer naar school. De grote hotels zijn bijna allemaal gesloten. De ontelbare vakantievil la's en bungalows staan met geslo ten luiken verlaten. Het is weer voorbij, die mooie zomer. Maar niet alle kinderen die roepend en lachend over het strand bij Ligna- no hollen, komen uit het stadje zelf. Ze spreken een ander dialect. Het zijn geen kinderen van de zee, maar kinderen van de bergen. De heuvels en bergen van Friuli. Daar hon derd kilometer noordelijker zijn ze geboren en opgegroeid. De afgelo pen maanden hebben ze de bergen horen rommelen en zien bewegen. Veel boosaardiger dan in enge sprookjes en daarom zijn die kinde ren, maar ook de volwassenen en de bejaarden de bergen ontvlucht. Als ontheemden, daklozen, beroofd van huis en goed, zijn ze bij tiendui zenden tegelijk naar de kust getrok ken, waar ze met hulp van de oyer- heid de appartementen mogen bezet ten, die zojuist ontruimd zijn door de toeristen. In Lignano alleen al zijn 13.000 ge vluchte Friulianen geregistreerd en ondergebracht. Ze zijn te herkennen, aan hun kleding, hun oogopslag en aan hun wat nerveuze, onwennige gedrag. De bejaarden sloffen doel loos door de bomenlanen van Ligna no, de handen op de rug, de hoed diep in de ogen, zich doorlopend afvragend, waarom hun eigen, ver trouwde aarde hen zo verraden heeft. Want dat gevoel overheerst. Ze voe len zich verraden door die tweede serie vreselijke bevingen, vier maan den na de eerste rampzalige schok toen bijna duizend mensen onder het vallende puin bedolven werden. Na dat eerste moment van verdo ving, begin mei, begonnen de Friu lianen aan de wederopbouw, vastbe raden, èn vastbesloten om te blijven op de grond die hun dierbaar was. Het lukte redelijk, ondanks de mis verstanden op bestuurlijk niveau, ondanks de wat warrige organisatie, ondanks het tekort aan mankracht en materiaal. Al die maanden bleef de aarde tril len en rommelen, maar dat hoorde zo, zeiden de seismologen. De aarde moet tot rust komen en de Friulia nen geloofden het. Tot begin september, toen een nieu we serie aardschokken gevoeld werd, sterker en langer van duur dan in mei. Er vielen géén slachtof fers. Althans niet in verhouding tot het dodencijfer in mei, maar alles wat was opgebouwd, alles wat na de schokken van mei nog overeind was blijven staan, stortte in. Het*werk van vier maanden werd in vier uur teniet gedaan en tegelijk knapte er iets bij de Friulianen zelf. Hun zelf vertrouwen verdween. „De aardbeving van begin mei heeft Friuli kapotgemaakt, de aardbeving van twee weken terug heeft de Friu lianen kapotgemaakt. De mensen zijn moe en wanhopig". Met een grote, vuile hand wrijft don Renaldo Vidoni over zijn ongescho ren gezicht. Hij knippert tegen het helle zonlicht. Hij is nauwelijks wak ker, zonder pardon gewekt door zijn huishoudster, die half vier 's mid dags kennelijk een goede tijd vindt om pastoor Vidoni uit zijn slaap te halen. Zelf was ze in het achterhuis van de boerderij-pastorie bezig. De pastoor sliep buiten, in een blauwe bunga lowtent die naast het huis staat. Een reus van een man, een zwaargewicht in een fluwelen broek die met bretels rond zijn buik wordt omhooggehou den. Het fluweel moet ooit zwart zijn geweest, zoals het hemd met korte mouwen eens wit geweest moet zijn, maar don Renaldo heeft geen tijd voor kleinigheden. „Ik zit meer op een bulldozer dan dat ik achter het altaar sta", zegt hij breedlachend. Sinds mei is hij onver moeibaar in de weer geweest. „Ei genlijk ben ik altijd aannemer ge weest: „Ik bouwde overal in het bisdom scholen, huizen, ik restau reerde kerken, maar een jaar of wat geleden ben ik ermee gestopt. Na de aardbeving heeft de bisschop me gevraagd mijn oude werk weer te hervatten en dus zit ik weer In de bouw." Het is misschien wel het belangrijk ste onderdeel van zijn zielzorg op dit moment. Hij leest nog mis voor de weinige parochianen die gebleven zijn. Maar in de openlucht, want de mensen zijn met geen stok de ge scheurde kerk in te krijgen. En hij beurt zijn parochianen op. Als ik later de kronkelige bergweg afrijd, terug naar het dal, vraagt een oud vrouwtje een lift. Misschien zou ze er in normale omstandigheden niet aan denken om zoiets te doen, maar in Friuli is niets normaal meer. Als ik haar vertel dat ik bij Renaldo op bezoek ben geweest, begint ze te lachen. Echt te lachen, met glimmen de pretoogjes. Alle rimpeltjes in haar gezicht trekken samen: „Dat is me d'r eentje, die Renaldo. Die blijft lachen en is altijd optimist". Opti misme, het lijkt bijna doodzonde ge worden in deze Noorditaliaanse streek. Don Renaldo woont in San Rocco, een berggehucht bij Forgaria, hon derden meters boven het brede dal waar de heldergroene Tagliamento doorheen stroomt. De pastoor kijkt vanuit zijn huis over dat dal uit, een door God geschonken vergezicht. Het is zijn geboortedorp waar hij na veel omzwervingen door Europa is neergestreken. „Ik ben vier keer op de motor naar België geweest, naar Charlerois, om geëmigjeerde streekbewoners die in de mijnen werken, op te zoeken. Ik heb hier een nieuwe kerk en een nieuwe toren gebouwd: de oude kerk was veel te klein en de vorige toren, een juweeltje van bouwkunst hebben de Duitsers in '44 opgeblazen, tegelij kertijd met een aantal huizen. Een soort wraakactie." Hij legt zijn grote handen in de brede scheuren in de buitenmuren van zijn pastorie. „Er moet nog veel gedaan worden, maar het moet luk ken, en we mogen niet denken aan hoe snel of hoe dikwijls de aarde weer zal beven". De beving begin deze maand zal hij nooit vergeten. „Ik was op weg naar het dal met de auto. Op een gegeven moment werd ik van links naar rechts geslingerd, alsof alle vier de banden tegelijk sprongen. Een af schuwelijke ervaring Zonder uitzondering spreken Friu lianen Fruilianen van die „verschrik kelijke schokken": allemaal hebben ze de schrik in de ogen. „Je kunt niet blijven staan, je wordt tegen de grond gegooid, maar het ergste is de huizen te zien schudden en hellen, de bomen te zien zwaaien en vooral de bergen te zien trillen, zien bewe gen. Dan maar liever 's nachts, dan zie je dat alles niet", vertellen een paar inwoners van Forgaria. De boeren in de bergdorpen zijn gebleven, maar ze slapen niet in huis. Trouwens, in het hele gebied van Friuli is geen mens te vinden die 's nachts nog in zijn huis slaapt. Ook buiten het direkt getroffen ge bied en bij huizen die nog puntgaaf zijn, staan tenten in de tuin. „We hebben na de schokken begin deze maand mensen opgevangen en eerste hulp verleend die in paniek de rivier waren overgezwommen, volledig overstuur en werkelijk bang dat de bergen naar beneden zouden komen", vertellen militairen die in het gebied dag en nacht in de weer zijn. Een van de twaalfduizend ingescha kelde militairen is luitenant-kolonel Gaetano Maggio, belast met een stuk coördinatie in de hulpverlening, die varieert van sloopwerkzaamheden tot verhuizingen, van tentenkampen opzetten tot het herstellen van wegen en telefoonleidingen. Twee infante- rie-brigades en de Julia-brigade van de alpinisten zijn in het gebied ac tief. „Ik was sinds mei hier, tot eind augustus. Toen leek het wel beke ken. De zaken kwamen op gang en wij trokken weg. Twee weken later waren we weer terug en moesten van voren af aan beginnen". De kleine overste is oververmoeid. Er zijn tienduizenden problemen op te lossen en dat alles onder de druk van de naderende winter. Twee we ken terug heeft het dagen achtereen geregend. Tentenkampen moesten worden ontruimd vanwege het hoge water en de modder, en over een maand valt de winter in, met nog veel meer regen, met sneeuw en snijdende kou. Dan moeten de da klozen weg zijn uit de tenten en uit hun gebrekkige krotjes en hutten. Betere huisvesting staat bovenaan op de lange lijst van werkzaamhe den. Maar hoe en waar? Regeringscom missaris Zamberletti speciaal aan gesteld met blanco volmachten en alom geprezen in het getroffen ge bied vanwege zijn doortastendheid wil liever ook niet aan barakken die er misschien over tien jaar nog staan. De voorkeur gaat uit naar houten prefab-huizen, die nu langs de weg van Udine naar Gemona te kust en te keur staan te pronken, want de fabrikanten van dit soort huizen kunnen de aanvragen niet verwerken. Er is een groot tekort aan dit soort huizen. En daarom is besloten tot (vrijwillige) evacuatie naar de kust, of er worden caravans beschikbaar gesteld. Op de eerste plaats aan de boeren. Zij blijven bij het land, zor gen voor het vee en de gewassen. Een caravan is beter dan een tent en net zo veilig. Bovendien is de druivenpluk in Friuli begonnen, met hulp van veel militairen. De econo mie mag niet meer lijden dan al gebeurd is. Vele tienduizenden hebben evenwel gebruikgemaakt van het aanbod orn aan de- kust bij Venetië en Lignano een appartement te gaan bewonen. „Niet in hotels", vertelt een gemeen telijke woordvoerder in Lignano. „Die sluiten, en het personeel wil met vakantie. Dus appartementen, tot 31 maart volgend jaar". Die datum ligt dreigend in het ver schiet, want na 1 april volgend jaar beginnen aan de Adriatische kust de voorbereidingen voor het nieuwe toeristenseizoen en dan is er voor dakloze Friulianen geen plaats meer Vanuit die kustplaatsen worden pen deldiensten onderhouden naar de ge troffen dorpen om de arbeiders in staat te stellen te gaan werken, voor zover dat kan, omdat tal van fabrie ken verwoest of beschadigd zijn. „Maar ze moeten terugkomen om hier te werken en te helpen, ze moe ten de zaak economisch zien te red den", zeggen de provinciale autori teiten in Udine. Er is toch al grote bezorgdheid over de duizenden extra aanvragen voor paspoorten. Veel Friulianen trekken nu weg, over zee, of naar de noordelijke landen van de EEG. Duizenden nieuwe gastar beiders erbij. „Het is een mooi land, maar karig voor zijn bewoners", zegt overste Maggio, „en misschien dat de men sen gaan beseffen dat er helemaal geen plaats meer voor hen is, en dat het te gevaarlijk is. Er zullen dorpen en gehuchten ophouden te bestaan. Het is nu al behelpen in veel ge meenten. Er ontbreekt water: „vrij wel alle winkels zijn gesloten en de bevoorrading is slecht". De politie houdt toezicht op woeker- achtige prijsverhogingen. De een zijn dood is immers de ander zijn brood. Vooral sommige veehandelaren slaan munt uit de aardbevingen. Ze kopen van wanhopige boeren koeien tegen belachelijk lage prijzen. De staat springt zoveel mogelijk bij. In Lignano bij voorbeeld werken vier grote selfservice-restaurants waar de vluchtelingen kunnen eten, totdat ze in het toegewezen apparte ment zelf kunnen koken. Gemeente besturen hebben hun administratie naar de kust verplaatst, er is een uitstekende medische begeleiding en verzorging. Elk gezinshoofd krijgt per dag drie duizend lire uitgekeerd, ongeveer tien gulden en voor elk ander gezin slid duizend lire. Er worden uitkerin gen gedaan voor verloren bezit, roe rend en onroerend goed. Alleen de middenstander valt tussen de wal en het schip. Een paar zakenmensen uit Gemona vertellen me, dat ze die dagelijkse uitkering krijgen en dat er taxaties worden gemaakt over hun materiële verlies. „Maar we zijn onze handel kwijt, onze winkel, onze klanten. Opnieuw beginnen, maar waar? Een ander beroep kiezen, maar op onze leeftijd?" Voor de gevluchte kinderen worden klaslokalen vrijgemaakt, zodat ze straks naar school kunnen, wel ver van huis, maar met hun eigen vriendjes. In Lignano zit ik op het strand bij een groepje mensen uit Gemona. Ze praten onophoudelijk over de pro blemen van het uur, over hoe het gaat, hoe het verder zal moeten. Straks. De zee is vlak, nauwelijks een rimpel. Hier is de aardbeving 3 ver weg, maar het kost me geen moeite de beelden van het rampge bied voor de geest te halen. Het keurig geruimde puin in Osop- po, in Buia, in San Daniele. Zwaar getroffen dorpen, waar evenwel nog leven is en waar een beetje gewerkt wordt. Maar ik denk ook terug aan Gemona en Venzone, twee prachtige bergstadjes, oud en rijk aan kunst schatten. Sinds eeuwen liggen ze aan de voet van de San Simeone, de berg die nu de grootste schrik heeft te weeggebracht. Het zijn dodensteden geworden. Er wonen geen mensen meer: de centra zijn rigoreus afgesloten. Ik heb er rond en over de puinhopen gelopen en heb me kunnen indenken, wat een goed gelegd bommentapijt voor uitwerking heeft. In Friuli waren geen bommen nodig. Niets van dat menselijke geweld. Er waren slechts een paar minuten na tuurgeweld voor nodig om deze stad jes compleet te verwoesten. Het is doodstil geworden in Gemona. Er klinken geen mensenstemmen, er zingen ook geen vogels en de bulldo zers die na de beving van mei grom mend aan de slag gingen, zijn terug gehaald. Zij zijn elders nodig. In Gemona en Venzone is niets meer te redden. Voor deze stadjes is het waar dat de aardbeving gewonnen heeft. In twee ronden. FRANS WIJNANDS

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1976 | | pagina 17