p AL BIJNA VIJFTIG JAAR TELEVISIE IN NEDERLAND q Van kwajongensstrei i TOEKOMST LUIDSPREKERS Het eerste draadloos overgeseinde televisiebeeld was opgebouwd uit dertig beeldlijnen. Het beeld was zelfs scherp genoeg om het te fotograferen, hoewel het daarbij aan kwaliteit verliest. Deze twee opnamen werden gemaakt van een toestel dat zo'n honderd kilometer van de „studio" in Eindhoven verwijderd was. De eerste televisiestudio in het huis van de heer Kerkhof. De hele kamer was behangen met kleden en tapijten om het geluid te dempen en de electrische ogen waarmee de opnames werden gemaakt (rechts), hingen met bretels aan het plafond. De heer Kerkhof bij een kopie van zijn in 1927 uitgevonden televisie. Aan de linkerkant Jwerd de opname gemaakt door een electrische cel, waarna het beeld' in de koker rechts was te zien. NEDERWEERT - De Nederland se televisie bestaat vijfentwintig jaar. Officieel tenminste, want lang voordat Hilversum het mid delpunt van Nederland werd voor volksvermaak en informa tie, bestond in ons land al televi sie of wat daar op lijkt Zeker al sinds 1927, toen het de 22-jari- ge Freek Kerkhof lukte om op een zelf ontwikkeld apparaat be wegende beelden op te nemen en direct weer zichtbaar te maken op een andere plaats. Hij was er zijn tijd ver mee vooruit: zijn uitvinding kreeg geen bekend heid omdat, zoals hij zegt, de tijd er nog niet rijp voor was. Een kleine tien jaar later probeerde hij het opnieuw met verder ont wikkelde apparatuur en toen wel met groot succes. Hij begon zelfs vanuit zijn huis in Eindhoven wekelijkse televisie-uitzendingen te maken, die in het hele land werden ontvangen. Het lag dan ook voor de hand, dat deze pio nier de leiding van het project kreeg, toen Philips met de ont wikkeling van de televisie begon. In die functie was hij het techni sche brein achter de oprichting van bijvoorbeeld de Nederlandse en Duitse televisie. Later werd onder zijn leiding ook nog de kleurentelevisie ontwikkeld. De nu 71-jarige heer Kerkhof woont sinds een paar jaar in het M330 Limburgse dorpje Nederweert, waar hij zich na zijn pensionering verre houdt van de televisie. Toch heeft hij er in dit herdenkingsjaar aan moeten geloven, want voor de jubileumuitzending op 2 okto ber heeft hij bezoek gehad van een televisieploeg, die het relaas wilde horen van zijn bijna gou den jubileum als televisieman. omdat de techniek nog niet ver genoeg was in zijn tijd." „Voordat het zover was, moest nog van alles worden uitgevon den. Zoals de schijf met gaatjes in spiraalvorm, waarmee de Duit ser Nipkow in 1884 kwam. Ook het principe van de film moest nog eerst worden ontwikkeld, na melijk dat je een beweging kunt laten zien door met een bepaalde snelheid stukjes van die beweging achter elkaar te zetten, dus door die beweging vast te leggen in heel snel achter elkaar genomen foto's waarop de handeling steeds een fractie verder is. Ons oog is te traag om te zien dat het steeds stilstaande beeldjes zijn en daar door menen we een vloeiende be weging te zien. Voor de televisie moesten we verder nog wachten op de Eerste Wereldoorlog, toen de radiobuis werd uitgevonden, waarmee hele zwakke stroompjes kunnen worden versterkt. Toen we dat allemaal hadden, waren er de technische- middelen om dè eerste televisie te maken." Als de televisiepionier over zijn wat uit de hand gelopen hobby vertelt, begint hij zijn verhaal na drukkelijk in de vorige eeuw. „Mijn uitvinding van de televisie kwam niet zo maar uit de lucht vallen. Daar was een hele ontwik keling voor nodig, die je kunt laten beginnen bij de uitvinding van de telegraaf, waarmee woor den in code konden worden over gebracht Daarna was het een logische stap vooruit om te probe ren ook beelden over te brengen. De Engelsman Alexander Bain ontwikkelde daarvoor een theo rie, waarvoor hij in 1843 octrooi kreeg. Van hem is het idee af komstig, dat ten grondslag ligt aan de televisie: als je een beeld wilt overbrengen, moet je dat ra zendsnel puntje voor puntje af tasten en moet je aan de ontvang- kant een apparaat hebben, dat de signalen van de aftaster in dezelf de volgorde weer tevoorschijn brengt. De uitwerking van die theorie, dat je een beeld in kleine stukjes uiteen moet rafelen en afspreekt hoe je het uit elkaar haalt en weer in elkaar steekt, heeft Bain niet mogen beleven. „Ik was in die tijd helemaal gek van techniek. Een van mijn hob bies was om nog eens een keer op de maan te komen. Elke avond stond ik naar de hemel te staren en toen ik op 16-jarige leeftijd de film „Het Hemelschip" zag, ben ik begonnen na te denken over wat daar allemaal bij komt kij ken. Al filosoferend kwam ik er op, dat je -een apparaat moet ontwikkelen om urine om te zet ten in drinkwater en dat je een enorme hoeveelheid energie in zo klein mogelijke proporties mee moet nemen en dus met atoome nergie moet werken. Die dingen schreef ik allemaal in 'n schrift je op. Van het een rolde je van zelf in het andere en zo moet ik op een gegeven moment iets gele zen hebben van die televisie-expe rimenten. Ik ben toen aan het stoeien gegaan met de Nipkow- schijf." „Het belangrijkste was om een lichtgevoelige cel te maken. Daar heb je selenium voor nodig, dus ik naar de drogist met de bestel ling: ik wil selenium. Dat had hij niet in voorraad en in de tijd dat ik op de levering moest wachten heb ik slapeloze nachten gehad. Je moet je dat voorstellen: ik was een broekje van twintig jaar met een paar centen zakgeld. Wist ik veel wat dat spul zou kosten. Het bleek zestig cent te zijn, dus daar was overheen te komen. Einde loos heb ik er mee zitten experi menteren, maar voordat ik het gevonden had moest ik ophou den, omdat het hoofd van de MTS waar ik toen op zat, vond dat het te veel afleidde van mijn studie. Ik deed daar werktuig bouwkunde en voor mijn eind examen ontwierp ik een spoor brug, die overeind moest blijven als er tijdens onweer en storm twee treinen op rijden. Dat had inderdaad weinig met een electri sche cel te maken." Kwajongensstreek „In 1927 is het me gelukt. Drie jaar lang heb ik om die cel heen gedraaid, dat verdomde ding. De clou was, dat je het selenium moest verwarmen. Toen ik dat eenmaal had gevonden was de rest vrij eenvoudig. Ik bouwde een apparaat waarmee ik een beeld in tien lijnen kon overbren gen. Ter vergelijking: het huidige televisiebeeld is opgebouwd uit 625 beeldlijnen, dus kun je wel nagaan dat dat beeld niet al te mooi was. Maar er wós een beeld en dat was het mooist denkbare Stunt resultaat van wat eigenlijk een kwajongensstreek was. Ik heb het gedemonstreerd aan mijn hospita en haar zoon en de enige reactie van die zoon was: Kost dat niet veel stroom? Dus heb ik dat mens wat meer huur betaald. Dat was alles, verder kon je er niets mee doen. Niemand zag er nog het nut van in. Ik heb er alleen nog een paar artikelen in een tijdschrift over geschreven en daarin heb ik mijn uitvinding „televisie" ge noemd. Daar heb ik lang over moeten friemelen, want ook dat woord was onbekend. Ik heb nog overwogen om het „recombina- tor" te noemen, maar uiteindelijk heb ik voor „televisie" gekozen. Ik durf niet te beweren, dat ik daarmee het woord heb geintro- duceerd of zelfs de eerste in Ne derland was die zo'n apparaat bouwde. Zulke dingen zijn moei lijk na te gaan, zeker omdat het toen allemaal spelenderwijs ging. Maar ik ben wel een van de eersten geweest" ven, waarmee je zelf een ontvan ger kon bouwen. zelf een ontvanger kon bouwen. Zo kreeg ik een hele groep kij kers, die elke zondagmorgen van zeven tot half negen de televisie hadden aanstaan. Na half negen moest je ophouden, want dan be gonnen de huisvrouwen overal te stofzuigen en dat gaf te veel sto ringen. In de uitzendigen speelde mijn vrouw weer de hoofdrol met hoedjes opzetten en zo. Voor de aardigheid liet ik ook wel eens foto's zien van vaste kijkers, die zichzelf zo thuis op hun eigen toestel konden zien. Ik had met mijn zender een bereik van zo'n driehonderd kilometer en het beeld kwam haarscherp over. Zo kreeg ik een brief van iemand uit Almelo, die van pure blijdschap schreef dat hij mijn vrouw had zien drinken uit een kopje met een dicht oor. „Dat kan niet," was mijn eerste reactie. „Dan werkt het toch niet helemaal goed, als het beeld over zo'n afstand dicht slibt." Maar wat bleek? Mijn vrouw had een nieuw servies ge kocht, waarvan de kopjes inder daad dichte oren hadden. Dat was over een afstand van zo'n 180 kilometer glashelder overgeko- Zo'n twintig jaar geleden legde de Heer Kerkhof op de televisie aan de huidige televisiedirekteur van de AVRO, Siebe van der Zee (midden), de werking van zijn uitvinding uit. In zijn hand heeft hij de originele lamp van zijn eerste toestel, voor hem staan de Nipkow-schijf en het in de jaren dertig ontwikkelde eerste electronische televisiescherm. „In wezen is dat met die televisie natuurlijk nog een hoogst primitief gedoe. Je hebt een ding met een enorme omvang, een kolossaal vacuüm en een huiveringwekkend elektronenkanon in je huiska mer staan. Maar het werkt en we weten niets beters dan die bom. Als je het vergelijkt met de natuur, lijkt het nergens op. Kijk eens bijvoorbeeld bij insectjes hoe ontzettend klein die oogjes zijn, die dan toch perfect werken. Daarin zal voorlopig wel de toekomst liggen: die enorme technische toestand steeds kleiner maken. Verdere voorspel lingen wil ik niet doen, want je weet nooit waar het op uitdraait De geschiedenis van de televisie leert, dat een idee soms meer dan een eeuw nodig heeft om werkelijkheid te kunnen worden." „Toen ik gepensioneerd werd, heb ik me voorgeno men om me niet verder met televisie bezig te houden. Ik wilde iets simpels gaan doen. Het wer den de Hi-Fi-geluidsinstallaties, die ontzettend duur en zogenaamd perfect zijn. Maar wat hoor je er op? Praten en plaatjes van een erbarmelijke kwali teit van boemboemboem. Heb je daar nou die kostbare spullen voor nodig? En door dat gedreun gaan ze voorbij aan de luidsprekers, die de zwakste schakel van de hele apparatuur zijn. Wat zijn dat nou voor rotdingen, heb ik me afgevraagd. Nu weet ik, dat er een heleboel dingen fundamenteeel mis aan zijn, die ik kan verbeteren. Daar ben ik bijna mee Waar. In mijn installatie heb ik in elk geval al een beter geluid dan in die huidige rotdingen." „Toen de eerste lol er af was, is het ding de zolder opgegaan. Ach teraf is dat moeilijk voor te stel len, maar die bezetenheid van televisie leefde maar bij een paar gekken. Toen ik eenmaal had aangetoond dat het mogelijk was, was de eerste sensatie er voor me af. Tot in 1935 de voorzitter van de vereniging van zendamateurs waar ik lid van was, bij me kwam met de vraag of ik geen goede stunt wist om de vereniging aan meer leden te helpen. „Ja, als de mieter: televisie!,, heb ik tegen hem geroepen en ik ben op slag aan het werk gegaan. Weg met die stomme schaduwbeelden van het' begin, nam ik me voor: nu moest het lukken om iemand her kenbaar in beeld te brengen. Zes weken heb ik zitten prutsen en na die tijd had ik een dertig lijnente- levisie. Dat woord begon al een aardige magische Wank te krij gen en dus liep het compleet uit de hand, toen we in een restau rant in Eindhoven een demon stratie hielden. Dat gebeurde in een zaaltje op de eerste verdie ping, dat helemaal stampvol zat. Op elke traptrede stonden min stens vier man en wat er buiten allemaal gebeurd is, heb ik niet kunnen zien omdat ik te druk bezig was pet mijn apparatuur. Ik had twee kastjes neergezet, zodat dus twee personen tegelijk konden Wjken naar de beeldjes van drie bij zeven centimeter. Mijn vrouw zette hoedjes op, stak een sigaret aan en deed kralen om en af en dat zag je dus als je in die koker keek." „De reacties waren wild enthou siast Zo zeer zelfs, dat we met het spul een tournee door het land zijn gaan maken langs Rot terdam, Den Haag, Amsterdam, Arnhem, Groningen en Leeuwar den. Overal volle zalen en overal waren de mensen gek van het grote wonder, dat in zo'n donkere zaal op de rand van het toneel stond en waar ze in dikke rijen langs trokken. Eind 1935 kreeg ik eer* brief uit Deventer met de vraag waarom ik niet ging uitzen den. Dat lijkt heel wat, maar in technisch opzicht stelt het niets voor of je het met of zonder draad doet. Op 10 januari 1936 kreeg ik de vergunning en dat betekende het begin van de draadloze televisietijdperk in Ne derland. In die tijd heb ik het boekje .Moderne grofraster-tele- visie voor den amateur" geschre „Na een jaartje wilden we weer eens wat anders en dat resulteer de in uitzendingen, met geluid. Daarvoor gebruikte ik een aparte geluidszender met ook weer een zelf gebouwde microfoon. In die tijd sneed ik ook mijn eigen grammofoonplaten, die ik liet ho ren bij de testbeelden. Mijn huis studio heb ik helemaal vol gehan gen met afgedankte kleden en tapijten om het geluid te dempen. Ik had iemand gevonden die ar tiesten voor me bij elkaar schar relde, want als eenvoudige techni sche klooi kon ik me daar niet mee bezig houden. Omdat het elektrische oog, het oer-stadium van de camera, aan bretels aan het plafond hing en dus niet ver plaatst kon worden, moesten de artiesten zelf een goede plaats kiezen en snel doorschuiven als een ander er op moest Op 5 september 1937 heb ik zo mijn eerste gala-non-stop-uitzending gemaakt. In het programmablad „De Televisiekoerier", dat ik uit was gaan geven, werd de inhoud van de uitzendingen aangekon digd en gaf ik allerhande techni sche tips". „Het gevolg van het werken met geluid was wel, dat ik die lawaaii ge schijf niet meer kon gebrui ken. Een paar jaar eerder was de kathodestraalbuis uitgevonden. Door een tijdje te puzzelen heb ik het principe van de schijf op die buis overgebracht, zodat je pas vanaf die tijd kunt gaan spre ken van „de buis". Die uitzendin gen hebben met wat onderbrekin gen drie jaar geduurd tot het begin van de mobilisatie, omdat toen alle zendamateurs de lucht uit moesten. Die onderbrekingen kwamen door de televisiecommis sie, die elk half jaar een vergun ning moest afgeven. Die mensen hadden nog nooit televisie gezien, maar wisten wel hoe je de zaak kunt vertragen. Ze werkten zo langzaam, dat ik zo nu en dan een maand of wat stil heb gelegen omdat ik mijn nieuwe vergunning nog niet had." „Voordat ik er als hobbyist mee moest ophouden, heb ik wel nog het allereerste televisiehuwelijk meegemaakt Een van mijn vaste kijkers kwam altijd na afloop van de uitzending even bij me thuis een praatje maken, maar op een zondag was hij er al toen we nog druk bezig waren met het pro gramma. Dat was vreemd, maar door alle drukte had ik niets in de gaten. Dat in tegenstelling tot een van de meisjes, die die mor gen op het scherm waren ge weest. Hij was er tijdens de uit zending meteen al smoorverliefd op geraakt Een tijd later zijn ze getrouwd." „Intussen was ik professional ge worden, omdat ik meteen bij het project werd ingeschakeld toen Philips in de loop van 1936 met de televisie begon. De hoogst in gewikkelde technische toestand van de opbouw van het televisie signaal is daar door mij ontwik keld. Een hele hoop technische geintjes en allerhande foefjes, die ik door te pionieren al gevonden had, werden meteen overgeno men, zodat we al vanaf het begin talloze experimenten konden overslaan". „Na de oorlog ging het hard. Voordat de televisie officieel in Nederland van start ging, kreeg je eerst hele politieke discussies. Of het zedelijk wel verantwoord was, als zo maar beelden uit vreemde landen de grens over waaiden. En uit hoeveel lijnen een beeld opgebouwd moest zijn. Bij Philips hadden we alles klaar voor 567 lijnen, maar politiek Eurpa koos voor 625 lijnen, waar schijnlijk ook omdat ze dachten dat we anders een te grote voor sprong op de anderen zouden hebben. Zulke dingen waren teke nend, want wisten die politici veel? In een paar uur hadden we de hele handel omgebouwd." „Terwijl ik in het begin minstens een keer per week in de studio in Bussum zat om daar de officie- Ie televisie technisch van de grond te helpen en ook in Duits land de hele zaak op poten zette, waren we al bezig met de kleu rentelevisie. Daaraan heb-ik veer tien jaar gewerkt, voordat hij kant en klaar op de markt ver scheen, juist voor mijn pensione ring als hoofdingenieur van het televisielaboratorium. Voor die tijd, zo rond 1946, heb ik nog met stereo-geluid bij de televisie ge prutst, maar ik kwam al gauw tot de ontdekking dat dat volstrekt overbodig is. Afgezien nog van het feit dat niemand méér geld uit wil geven voor een betere geluidskwaliteit, heb je de ge luidssplitsing in links en rechts helemaal niet nodig, als je via het beeld de informatie krijgt waar de sprekers zitten. Als ik goede muziek wil horen, zet ik de televi sie uit want daar is hij veel te duur voor. Daar heb je een radio voor." „Ook de beeldtelefoon, waar ze nu zo veel over praten, daar vond ik veertig jaar geleden al niets aan. Met iemand praten terwijl je elkaar kunt zien op een scherm is iets, dat ik in mijn amateurtijd al deed. Maar als je ze nu over die beeldtelefoon en over al die andere dingen rond de televisie zich zo druk ziet maken, dat krijg je toch een heel prettig gevoel. Dan moet ik vaststellen, dat ik het ontzettende geluk heb gehad, dat de ontwikkeling van mijn hobby juist tijdens mijn leven zo goed in de tijd bleek te passen. Alleen dat naar de maan gaan is voor mij te laat gekomen." JAN NIES

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1976 | | pagina 13