dodenkunst als levenskunst i Mild en wijs taai-chirurg ii vele genres aide Egyptenaren hingen hartstochtelijk aan het leven. Zij erken de dood niet als een einde, maar als een hervatting. Men leefde die „andere kant" voort, zoals men het vroeger deed. Etend, lend, werkend en liefhebbend. Voorwaarde was dat men een goed leven" had gehad en ook dat het lichaam bleef voortbestaan, "kon in goed vertrouwen de reis naar het hiernamaals beginnen, deze visie was een uitgebreide cultus gebouwd waardoor we kelijk veel afweten van de cultuur van Egypte. Want aan de I werd van alles meegegeven en veel daarvan is bewaard. Tot -jvember kan men er iets van zien in het Museum voor het Irwijs, Hemsterhuisstraat 154, Den Haag, waar de tentoonstelling -lenkunst als levenskunst" wordt gehouden. Een van de foto's van Anton Werker: buitenste kist van Toetankamon met gouden masker van de pharao die in zijn hand het teken van zijn macht, de gesel, houdt. Levenskunst inderdaad, want er is hier sprake van blijmoedige zekerheid dat het leven doorgaat. Het lichaam wordt gemum mificeerd, zodat het behouden kan blijven, waarbij vergankelijke delen als hersenen en ingewanden apart in vazen werden bewaard. Men gaf houten beeldjes in het graf mee, die dienaren konden voorstellen of soms zelfs een heel bedrijfje op de tentoonstelling is o.m. een miniatuur bier brouwerij te zien en verder beeldjes van de voornaamste goden, vaatwerk, sieraden. En altijd was er de scarabee als een soort reservehart en het dodenboek in een koker. De scarabee, in de vorm van een mestke ver, was een symbool van het leven. Het dier legt zijn eieren in bolletjes mest. De Egyptenaren meenden dat uit deze levenlo ze stof het leven zelf ontstond als zij er zo'n diertje uit zagen kruipen. Het doden boek beschrijft de reis die de ziel gaat maken naar de „andere kant". Ze bevat ook de getuigenis van de schuldeloosheid van de dode in een lange opsomming van de zonden die hij bij zijn leven niet bedre ven heeft. De reis van de ziel werd met een schip gemaakt, het meest gebruikte vervoermid del in Egypte waar men slechts twee rich tingen kende: stroomopwaarts en stroom afwaarts. De oude Herodotus, de smakelij ke verteller die over het mummificeren in Egypte bepaalde erg onsmakelijke details verhaalt, had het land al een „geschenk van de Nijl" genoemd. Het zou een barre woestijn zijn geweest, want regen valt er bijna niet. Maar elk jaar werd het land door de Nijl overstroomd. De rivier bedek te het land met een vruchtbare sliblaag en met een vernuftig irrigatiesysteem werd voldoende water vastgehouden om een rij ke oogst te waarborgen. Het leven in Egyp te was eigenlijk één doorlopende cyclus van afsterven err weer herleven. Thema dat terugkomt in de dodencultus en ook in de ingewikkelde godenwereld. Osiris, zoon van de zonnegod Re en god-koning over Egypte, werd gedood door zijn broer Seth. Zijn gemalin Isis wekte hem weer tot leven en schonk hem Horus, die als eerste van een lange rij farao's over het land zou heersen. Dood en herrijzen van Osiris was voor de Egyptenaren een symbool: zij zou den allen eerlang Osiris zijn. Een van de treffendste beeldjes op de tentoonstelling is dat van Isis met Horus op haar schoot. Het is een in vrijwel alle culturen voorkomende voorstelling van de al-moeder. Maar ook de verdere godenwe reld kan men verbeeld zien, dikwijls met de kop van een dier, want dieren hadden voor de Egyptenaren dikwijls iets als een magische tussenschakel tussen goden en mensen. Niet te verwonderen valt het daar om dat ook dieren dikwijls gemummifi ceerd werden. Op de tentoonstelling kan Sfinx, 200 v. Chr. 5l van der Plas is een schrijver, die voor één genre te vangen is. De ilijke vader van Frater Venantius en Opftalmeester die graag een koninklijk de „chocolaedemelk" ziet, is ook er bekwaam journalist, dichter, ver ben nog een paar dingen meer". Die ijdigheid was tot nog toe in genres splitst in de vele artikelen in tijd- ften en in zijn boeken, als „Gedich- en het zeer vermaarde „Het rijke "iche leven". Uit die ontstellende dheid geschriften is een keuze ge en gebundeld onder de titel „Pas- heeft Michel van der Plas in deze g 4ueen dubbele bodem ingebouwd: de ftel is niet alleen voor de lezer een angsbewijs tot het verdere werk, maar gelijk voor de schrijver een identiteits ijs. Een identiteit, die door de grotever- G 'denheid aan genres niet in één woord Jmen te vatten zodat voor de paspoort- 0Jschrijvmg „Bijzondere kentekenen" H boekwerk nodig was, dat on- ks zijn omvang terecht niet meer dan ..signalement van zijn werk" is ge ld. Dat betekent echter niet dat het onhandelbaar document is geworden, t het boek laat zich in één adem lezen. ls het gevolg van Michel van der Plas' 'hing dat zijn schrijven een sociaal aa iuren is en dus helder en toegankelijk l zijn. Zijn jeugdroeping om priester s 9 orden mag dan een tijdelijk ideaal zijn o kif' <daarachter gelegen drang om o boodschap uit te dragen zit nog steeds 1 in hem geworteld. Het verschil is dat ns ajn blik van het constant staren naar 'ivemarnaals heeft afgewend naar het J.. lse leven en dat hij zich daarom meer chirurg voelt met de „primaire taak het leven op aarde te behouden". In die constatering zit meteen zijn maatschappij visie verpakt: hij is niet uit op verbetering door middel van afbraak maar door het snijden in zieke plekken. Daarbij gaat hij uiterst voorzichtig te werk, beantwoordend aan een van zijn motto's: „Wees niet te stellig". Mildheid, eerlijkheid en eenvoud spreken uit de hele bloemlezing, ook uit de artike len waarin Michel van der Plas, soms samen met Godfried Bomans, terugkijkt op zijn jeugd ten tijde van het „Rijke Roomsche leven". Het was een tijd van geborgenheid onder de zeer breed uitge strekte vleugels van de kerk, waarmee hij niet gelukkig was. Als hij er op terugkijkt, geeft hij niet, zoals anderen hebben ge daan, een forse trap na, maar schildert haarfijn de tijd en plaatst daar zijn ernsti ge twijfels en bedenkingen in. Het Tweede Vaticaans Concilie kwam dan ook als een bevrijding voor hem en zijn verslagen daarvan, waarin hij vaak inge wikkelde kwesties glashelder weet neer te zetten door ze te projecteren tegen eenvou dige menselijke gedragingen, zijn bijna juichend van toon. Het overlijden van paus Johannes, de man die het initiatief nam tot het concilie, was een ernstige domper op zijn optimisme. Het indrukwekkende herdenkingsartikel is een van de hoogte punten van deze bundel. Deze en andere in het boek afgedrukte artikelen, als bijvoorbeeld een biografie van Godfried Bomans en een uitvoerig interview met Wim Sonneveld over de lange voorbereidingstijd van een nieuwe show, zijn voorbeelden van het journalis tieke werk van Michel van der Plas. Het legt zozeer beslag op hem, dat zijn dichter lijke activiteiten er vaak bij inschieten. MICHEL VAN DER PLAS Bovendien klaagt hij in een van de stukken over de onvermijdelijke oppervlakkigheid van dat werk: „Wat een vak, dat je elke keer weer de desertie oplegt van een zaak en mensen met wie je je personifieerde, voor wie je partij koos Ook zijn werk als leverancier van teksten voor bekende cabaretiers als Wim Sonne veld wortelt in zijn jeugd op het seminarie. Het leven in de besloten gemeenschap had een ontsnappingsmogelijkheid nodig, die werd gevonden in het schrijven van satiri sche en parodistische teksten. Dat werd nog gevoed door „de onverdraagzaamste dogmatische stelligheid", dat „buiten de kerk niemand zalig kan worden". Het bracht hem tot de overtuiging, dat „ieder mens verplicht is te twijfelen aan elk program, elke partij, elke stoet en mars en beweging, althans tot geregeld onder zoek naar de houdbaarheid van program, stoet enzovoorts. Die opvatting heeft me er, geloof ik, ook van weerhouden om onbarmhartige cabaretteksten te schrij ven". Het is een waar woord. De teksten, zoals de afgedrukte Tearoom Tango, De Stal meester en het door Frans Halsema gezon gen lied „Kees", zijn inderdaad doortrok ken van mildheid. Dat neemt niet weg, dat ze vlijmscherp kunnen zijn in hun analyse van mensen en toestanden. Maar de onder stroom van „barmhartigheid" maakt ze voor iedereen verteerbaar en aanvaard baar. Zoals dat ook voor de rest van het werk geldt, getuigt het behalve van een zeer grote schrijfvaardigheid ook van wijs heid. JAN NIES Michel van der Plas: Paspoort, signale ment van zijn werk. Uitgave: Ambo, Baaro. Prijs: 17,50 men o.a. een kat (bastet) zien en ook een slang. Merkwaardig is een sarcofaagje met een zakje graan in de vorm van een mum mie. Een symbolisch offer aan Osiris waar schijnlijk. Het symbool was belangrijk voor de Egyp tenaren. De voorwerpen die meegingen in het graf wéren werkelijk de dienaren, de werkplaats of de voorraden die zij voor stelden. Als de dode in zijn mummiekist werd gelegd, die van binnen met de afbeel ding van een godheid was beschilderd, werd de dode werkelijk in de armen van de godheid gelegd. De godenbeeldjes die werden meegegeven boden échte bescher ming en de scarabee die op het hart werd gelegd zou een werkelijk kloppend hart worden. De kunstenaar die het lichaam schilderde kon terecht zeggen: „Ik open je mond, opdat je ermee kunt spreken, je ogen, opdat je de zon ziet, je oren, opdat je de zaligsprekingen hoort; ik maak dat je je benen weer hebt om te lopen, je hart en je armen om je vijanden af te weren" De tentoonstelling is niet groot, 168 veelal heel kleine voorwerpen. Soms zijn die ook artistiek van waarde, maar dat is dan extra meegenomen. Want het belangrijkste is dat inzicht wordt gegeven in wat de oude Egyptenaren dachten van dood en herop standing terwijl tevens een beeld wordt opgeroepen van de gewone man in dat oude land. Hoe hij gekleed ging, hoe hij werkte, hoe hij zich vermaakte. Zo'n mum mie-omhulsel zegt veel, maar een simpele sandaal eigenlijk nog veel meer. Ze lijkt op het schoeisel dat vandaag de dag nog wordt gedragen en zoiets brengt het oude Egypte ineens erg dichtbij. De tentoonstelling behoort tot de collectie reizende tentoonstellingen, die worden georganiseerd door het Bureau van de Rijksinspecteur van de Dienst Verspreide Rijkscollecties. Die dienst zorgde voor een erg goede catalogus die de vorm kreeg van een papyrusrol en op de achterzijde een dodenboek afbeeldt. Een bijzonder aan trekkelijke catalogus derhalve die boven dien voor een aantrekkelijke prijs te koop is. De opstelling is erg fraai gedaan, maar er is slechts een minimum aan toelichting. Voor bezoekers die groepsgewijs komen, traditioneel een groot percentage in dit museum, is dat geen bezwaar want zij krijgen een goede be'geleiding. Maar voor individuele bezoekers betekent het een te kort omdat men het essentiële van de expositie pas kan vatten als men de ca talogus goed heeft bestudeerd. Men zou derhalve nog een keer terugmoeten. Dat geldt niet voor het tweede deel van de Egypte-tentoon- stelling: foto's van Anton Werker, want die zijn van uitste kende bijschriften voorzien. Werker- heeft in Egypte vrije lijk kunnen fotogra feren, ook in de pyra- mides en op plaatsen waar camera's taboe plegen te zijn. Hij moest soms onder erg moeilijke omstan digheden werken, van heel korte af stand in verband met de kleine ruimten (met groothoek en su per-groothoek wer den het toch prachti ge opnamen). Het re sultaat werd verbluf fend met soms unie ke opnamen in kleur en zwart-wit De fo to's sluiten prachtig aan bij het verder tentoongestelde en het zou, lijks ons, he lemaal niet zo gek zijn als het museum zich een serie ervan aanschafte voor later gebruik. Vg. Sarcofaagje. 300 v. Chr. Het bundeltje bevat graan.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1976 | | pagina 19