METEOROLOOG
SCHUURMANS:
grondwaterstand fataal ble
ken".
Wat opvalt, wederom de
statistiek ter hand nemend,
is dat na de prachtige zo
mer van '46 en '59 ook
zachte winters kwamen. Ik
durf echter daar geen con
clusies uit te trekken voor
de komende winter. De toe
stand, die we nu hebben is
een zeer uitzonderlijke. We
hebben zo'n zomer nog
nooit gekend zo lang er me
teorologische waarnemin
gen worden gedaan.
Het zou een beetje simplis
tisch zijn om te zeggen, dat
we nu naar een zachte win
ter toe gaan. Het kan, maar
het kan evengoed anders
zijn. De kansen zijn even
groot In Nederland zeggen
ze geloof ik: 't kan vriezen
en 't kan dooien".
„De enige vergelijking, die
mogelijkerwijs te trekken
valt met een voorgaande
zomer zou die van 1921 zijn
die nog droger was, evenals
die van 1864. We hebben
zelfs gegevens uit de anna
len kunnen opdiepen, waar
uit blijkt dat er toen hon
gersnood geweest is door
de droogte. Maar zelfs die
beide zomers kunnen moei
lijk als vergelijkingsmate
riaal dienen omdat de
meetmogelijkheden veel
kleiner waren.
De meet-apparatuur was
nog lang niet zo perfect als
nu met als gevolg een veel
geringere betrouwbaarheid.
Zelfs al zouden de metin
gen betrouwbaar zijn dan
blijft ex nog een groot ver
schil in waterverbruik. Er
was minder industrie, de
mensen gebruikten in hun
huizen ook minder water
en ga zo maar door".
„De echte winterperiode
komt altijd pas in januari,
februari. mt Kortste is t
strengste maandeke", zeg
gen de Vlamingen. Decem
ber is meestal vrij zacht In
mijn 28-jarige televisie-er
varing heb ik maar één
keer een witte kerst hoeven
aankondigen en dat kwam
nog uit ook. In 1956 hadden
we een zachte winter tot op
de 1ste februari, toen de
temperatuur in enkele uren
tijds 20 graden daalde.
Toen kregen we zo'n stren
ge vorst dat alle waterlopen
dichtgevroren waren".
„Klimatologisch-statistisch
DE BILT „Een zachte
winter, een strenge winter,
ik kan er geen zinnig
woord over zeggen. De me
teorologische wetenschap
is nog niet zo ver dat een
voorspelling maanden
vooruit te maken valt", al
dus KNMI-meteoroloog
Schuurmans in De Bilt.
„Het valt ook nergens uit
af te leiden. Goed, het lijkt
erop of we een vroege
herfst hebben. Althans dat
zeggen velen. Ik moet eer
lijk aeggen, ik zie bet ver
schil met enkele maanden
geleden nog nauwelijks. De
perken waren ln juni al
helemaal bruin, sommige
blaadjes waren compleet
dor. Ze bleven er nog wel
aanhangpn"
„Het is hoogstens merk
waardig, dat er nu juist een
omslag is gekomen in het
weer, precies bij de aan
vang van september. Dat is
volgens mij toeval. Dat had
ook 25 augustus kunnen
zijn. Het weer kent de ka
lender niet zo goed. Er is
wel een jaarlijkse gang in
het weer maar dat moet je
niet op een paar dagen
nauwkeurig nemen.
Maar om daaruit al conclu
sies te trekken voor de ko
mende winter zou mij te
vergaan.
Wij hebben op het KNMI
een tijdlang nogal wat
werk gemaakt van ver
wachtingen tot een maand
vooruit. Nu is dat mis
schien nog moeilijker dan
het voorspellen van een
heel seizoen vooruit, maar
verder rijn ze tot op dit
moment niet mogelijk, ner
gens in de wereld".
„We moeten bovendien erg
oppassen met theorietjes
zoals: wanneer er in het
najaar buien komen, zijn ze
ook echt zwaar, omdat bet
water in de Noordzee zo
warm is. Als je uit de sta
tistieken de warme jaren
pikt en dan kijkt naar de
daaropvolgende regenachti
ge herfsten, dan merk je
dat die theorie niet klopt
De theorie mag mooi rijn,
maar als je die gaat toetsen
aan de gegevens uit het
verleden, dan klopt er toch
niet veel van. In feite valt
er niets te voorspellen. Het
is aiipmaal natte-vinger
werk".
„Evenmin gaat de theorie
op dat na een warme zomer
een strenge winter moet ko
men. Dat wisselt heel erg.
Als je de grafiekjes bekijkt
van een reeks zomertempe-
raturen van bijna de hele
eeuw dan zijn er tijdvak
ken, waarin duidelijk war
me zomers gevolgd worden
door koude winters. Maar
je hebt evengoed tijdvak
ken waarin warme zomers
gevolgd worden door zach
te winters.
Ik kan nu wel zeggen dat
we in een tijd ritten, dat
warme zomers juist ge
volgd worden door zachte
winters. Kijk naar de echt
bekende warme zomers
zoals die van '47, de winter
daarop was zacht In 1959
was er een prachtige zo
mer, maar de winter daar
op was uitermate zacht
Verleden jaar konden we
toch ook spreken van een
goede zomer, maar de afge
lopen winter had ook niets
te betekenen".
„In de vorige eeuw was het
anders. In het tijdperk van
1790 tot 1850 heb je warme
zomers met daarop volgen
de strenge winters gehad,
maar blijkbaar ritten we
nu in een tijd waarom
weet niemand dat war
me zomers gevolgd worden
door zachte winters. Dat
kan ik overigens beter be
grijpen dan dat andere. Ik
verklaar dit meer uit het
feit, dat het zeewater zeer
lang warm blijft, zodat de
winter nauwelijks een kans
krijgt".
„Maar nogmaals: dat is ook
allemaal maar theorie, die
evengoed in een almanak
had kunnen staan. Weten-'
schappelijk valt er op lange
termijn niets te voorspel
len".
zou afgeleid kunnen wor
den uit de gegevens, dat we
in een periode komen
waarin de gemiddelde jaar
temperaturen geleidelijk
aan lager worden. Maar dat
is dan een periode van mis
schien wel 100 jaar en bo
vendien gaat het dan om
gemiddelde temperaturen.
En hoe komen die tot
stand? Je kunt een zeer
koude winter hebben en
een hete zomer en een kou
de zomer en een gematigde
winter. Beide zullen ze de
zelfde gemiddelde jaartem
peratuur kunnen laten
zien".
Het zal duidelijk rijn dat
een wetenschappelijke
voorspelling voor de ko
mende winter onmogelijk is
bij gebrek aan vergelij
kingsmateriaal. Laten we
het maar houden op: 't kan
vriezen, 't kan dooien.
gerabdcroné
/akanti
en vlal
prijza
METEOROLOOG
ARMAND PIEN:
et opIükkEL Voor de Belgi-
,^^sche televisiekijkers is hij
een begrip, Armand Pien,
meteoroloog astronoom,
die met veel verve het wel
en wee van het weer op de
Lap^ buis brengt Hij waagt xicb
echter niet aan een voor-
spelling voor de komende
irtem» winter- We' bUkt graag
zoenl terug °P de afgelopen zo-
I oer en verklaart die. „Dat
l vt geen grondwater meer
V Art)ben komt door het ge-
f brtk aan neerslag èn door-
f dat we gedurende de zomer
g"4 een overheersende noord
oosten wind hebben van
ouds een zeer uitdrogende
wind die de bovenlaag
van de grond doet verdor-
Van de droogte van dit jaar
nstenj moet echter niet alleen de
toI schuld gegeven worden aan
i de zomer. Ik heb nog eens.
de statistische gegevens
vergeleken van de drie top-
zomers van deze eeuw,
1947, 1959 en 1976. Voor
België blijkt dan dat de
zonnigste zomer die van '47
is geweest, de heetste en de
droogste was die van '76 en
dan komt '59 op de derde
Maar er is wel een groot
verschil. De voorbije winter
was zeer droog en zacht en
zonder sneeuw. De daarop
volgende lente was even
eens zeer droog. Een aan
eenschakeling van droogte-
periodes dus die voor de
ARNHEM De natuur mag dan
wel wonderbaarlijk sterk zijn,
maar de duizenden jonge boomp
jes, die vorige maand op sterven
stonden, zullen het niet meer ha
len. Ook al valt het water met
bakken tegelijk uit de hemel,
voor een groot deel van de boom-
aanplant, de heesters en andere
aanplant is het te laat. Het zal
volgens deskundigen van de Hei
demaatschappij nog zeker enkele
jaren duren, voor Nederland de
gevolgen van de tropenzomer-
1976 te boven zal zijn.
Ook de oude bomenvoorraad
heeft een gevoelige knauw gekre-
gen.Vele zelfs zo erg, dat- zij
moesten worden afgeschreven.
Maar toch: „Je staat er soms
versteld van, waar de natuur het
hoognodige water vandaan wist
te halen, zelfs in de droogste pe
riode. Het grondwater was hier
en daar zo laag (ook nu zelfs nog)
dat de boomwortels het onmoge
lijk konden bereiken. Toch blijft
zo'n boom leven. Dat is het grote
raadsel van moeder natuur.
Vandaar misschien dat spreek
woord: „Zo sterk als een eik.
Maar de moed der wanhoop,
waarmee een aantal bomen de
droogte hebben overwonnen, is in
de praktijk eigenlijk te gering
gebleken. De verwoesting in de
natuur blijft nog lang zichtbaar.
Men moet daarbij nog maar niet
denken aan de najaarsstormen,
die opnieuw een hevige aanval op
het bomenbestand kunnen onder
nemen.
Moet de kledingindustrie voor het nieuwe
seizoen rekenen op de winterjas, of bij
wijze van spreken op de bikini? Moet zij
zich werpen op de regenjas, of op het
joppertje? Dat is de grote vraag, waarvoor
de ontwerpers en de afnemers staan. En
vooral niet te vergeten de consument
Feit is echter wel, dat de textielhandel de
omzet in augustus heeft zien teruglopen
met maar liefst 20 tot 25 procent Dat is
nogal wat Toch ook weer begrijpelijk,
want iedere Nederlander, al of niet op
vakantie, heeft de warmte proberen te
overwinnen met zo weinig mogelijk „om
het lijf'.
De textieldetaillist rit wel met de gevolgen,
want in de komende maanden zal er nog
heel wat verkocht moeten worden, om een
vergeleken bij vorige jaren behoorlij
ke jaaromzet te halen.
Maar en zo zijn wij met het omslaan
van het weer is er ineens weer beweging
gekomen in het kopersgedrag. Er is nogal
wat animo te bespeuren om de herfst-gar-
derobe aan te vullen. Toch is aldus de
textielhandel de neiging nog groot, om zo
lang mogelijk in zomerkleding te blijven
rondlopen. Vooral omdat bij voorbeeld
midden op de dag de temperatuur nog
steeds zeer aangenaam is.
Zeker is nu al, dat de kledingverkopers
zeer voorzichtig zullen rijn met hun aanko
pen voor de volgende zomer. Zij zullen
daarom geen grote vóór-aankopen doen.
De detaillist zal het voor een groot deel
van de vraag laten afhangen en dan even
tueel een partij kleding nabestellen
En wat de regenkleding en/of paraplu be
treft? Voor deze artikelen rijn er nog
steeds te weinig „wolkjes aan de lucht".
Hoewel? Een natte zomer maakt nog
steeds geen koude winter. Maar wat volgt
op een droge zomer?????
Wie heeft de laatste zomerse we
ken niet een gevecht moeten lei
veren met de irriterend zoemen
de mug of met de alles en
iedereen belagende wesp? Was je
diep in de nacht eindelijk op het
randje van de slaap aangekomen,
kwam de vermaledijde mug weer
met zijn aanval op je lichaam en
vooral op je bloed. Om dan nog
niet te spreken van de zweef
vluchten, die de wesp met vaak
zeer pijnlijke gevolgen voortdu
rend op je ondernam.
Hoe gek het ook klinkt: we moe
ten blij zijn, dat de wesp nog
steeds in ons goede vaderland
rondvliegt Ten eerste is dat een
teken, dat we een goede zomer
gehad hebben, ten tweede is de
wesp een van de nuttigste dieren,
die er in Gods natuur rondcirke
len. „Wespen rijn heel nuttige
beesten", aldus de kenners, „het
rijn de beste insectenbestrijders".
Er is bij dit alles één troost: de
allergrootste plaag die wij in de
muggen en wespen nog steeds
zien (en vaak zeer pijnlijk erva
ren) is weer voorbij. Met daarbij,
tegelijk de wetenschap, dat één
van de warmste zomers sinds de
cennia eveneens tot het verleden
behoort