Geen bewijzen
»idat prins geld
slieeft ontvangen
Prins vroeg 1 miljoen dollar voor
aanprijzen van Lockheed-vliegtuig
COMMISSIE VAN DRIE:
CONTACTEN MET
LOCKHEED
AL SINDS 1959
ngi
'UStIJDAG 27 AUGUSTUS 1976
LEIDSE C0URAN1
PAGINA 13
imi
PT: nnHHi iBBnaraHHDÖHBm
De leden van de commissie van drie: van links naar rechts dr. M. W. Holtrop, dr. H. Peschar, mr. A. M. Donner.
an onze parlementaire redactie)
JEN HAAG De commissie-
Donner heeft niet kunnen achter
halen waar het bedrag van 1 mil
joen dollar, dat de Amerikaanse
:1! vliegtuigfabriek Lockheed in 1960
Unstpan prins Bernhard wilde schen
ken, uiteindelijk terecht is geko
men. Bewijzen dat dit geld de
uid-hrins heeft bereikt, zijn tijdens
het langdurige onderzoek niet bo-
lltertyen water gekomen. Een en ander
geldt ook voor de 100.000 dollar
waarmee Lockheed in 1966 de
orej>rins wilde belonen. De commis
sie is wel tot de overtuiging geko-
de gnen, dat de Lockheed-gelden
voor de prins waren bestemd,
ie offrins Bernhard ontkent dit. Vol
gens zijn verklaring was het geld
p Ijriiet aan hem maar aan zijn
griend Fred Meuser toegedacht.
'bij'^V olgens de commissie is deze le
nding echter niet te rijmen met
vaststaande feiten. De commissie
schrijft dit in haar gisteren gepu
bliceerde rapport, waarin alle be
vindingen van het onderzoek zijn
—opgenomen.
immm assss
Prins Bernhard in 1956 in gesprek met de toenmalige Lockheed-manager
Robert E. Gross.
iIek
ie speurtocht van de commissie naar de
•bestemming van het miljoen is in Zwitser-
_lahd doodgelopen. De daar woonachtige
Meuser, voormalig functionaris van de
'Lockheed-fabrieken voor Europa, heeft
verklaard, dat het bedrag van 1 miljoen
dollar voor het grootste deel op „een aantal
andere rekeningen" is overgeboekt. Een
klein deel van het bedrag, 100.000 dollar,
I is - in overleg met prins Bernhard - overge
maakt aan een aantal gemeenschappelijke
vrienden die geld nodig hadden. De prins
heeft dit feit tegenover de commissie toege-
geven. Dé commissie zegt, dat het onzeker
«blijft of de resterende 900.000 dollar in het
Hribereik van de heer Meuser zijn gekomen
en gebleven. Evenzeer blijft onzeker wie
op dat bedrag, of wat er van over is,
n zarechten kunnen doen gelden.
ho»
iet ^Volgens de commissie hangen deze onze-
beterheden samen met de ondoorzichtigheid
■ing ivan de betrekkingen op dit punt tussen de
prins en diens vriend Meuser. Die ondoor
zichtigheid wordt toegeschreven aan de
jgeringe medewerking en de niet steeds
geloofwaardige uitspraken van Meuser,
alsook aan het slechte geheugen van de
M^prins „dat menigmaal een belemmering
j vormde voor het onderzoek". De commiS-
IClsie merkt hierbij op, dat aan de andere
yrtjkant ook vaak voor de prins bezwarende
feiten aan het licht kwamen als gevolg van
Ide onbevangen wijze waarop deze aan het
onderzoek heeft meegewerkt.
anis
iet ii commissie heeft op twee manieren
;pub geprobeerd de bestemming van het miljoen
sef op te sporen. In de eerste plaats is getracht
2t si na te gaan waar de Lockheed-gelden te-
recht zijn gekomen. Dit spoor is bij Meuser
rienJ doodgelopen. Achterhaald is wel, dat Lock
ing,] heed het geld overmaakte via de Zwitserse
J advocaat Weisbrod en de heer Pantchou-
Hlidzew. De laatste is in 1968 overleden. Hij
nwas een huisvriend van de moeder van
eerjPrmS Bern^ar^> Prinses Armgard.
In de tweede plaats heeft de commissie een
J accountantsonderzoek laten instellen naar
enst de administratie van de prins. Dat leverde
en <j de conclusie op, dat in diens boekhouding
ïtml geen aanwijzing is te vinden dat geld van
:ntn| Lockheed aan hem ten goede is gekomen,
et^vj De commissie sluit echter niet volledig uit,
lenS
dat steekpenningen van Lockheed buiten
diens administratie om de prins, of door
hem aangewezen personen, hebben be
reikt. De commissie constateert, dat daar
tegenover de ontkenning van de prins
staat. Zij acht die verklaring echter niet
geheel geldig, omdat de prins niet heeft
kunnen verklaren wat de herkomst is van
een bedrag van 62.000 dollar dat in diens
administratie is aangetroffen. Dit bedrag
is in 1965 door een onbekende aan de prins
overgemaakt.
In het rapport is een brief van de prins
aan de commissie opgenomen, waarin deze
ontkent geld van Lockheed te hebben ont
vangen. De inhoud van deze brief luidt als
volgt:
„In aansluiting aan de besprekingen die
tussen de „commissie van drie" en mij zijn
gevoerd over bedragen van een miljoen en
van een honderd duizend dollar, die in
1960, onderscheidelijk 1968, door Lockheed
zouden zijn betaald, wil ik hierbij nadruk
kelijk verklaren, dat ik deze bedragen (of
gedeelten daarvan) niet heb ontvangen,
daarover niet, direct of indirect, heb be
schikt, noch daarover thans, direct of indi
rect, kan beschikken, noch de verwachting
heb daarover in de toekomst, direct of
indirect, te kunnen beschikken. Onder „be
schikken" versta ik ook het plegen van
overleg of het geven van aanwijzingen, van
welke aard ook, over de wijze waarop
anderen over de genoemde bedragen zou
den dienen te beschikken.
(Van een onzer verslagge
vers)
DEN HAAG Uit het rap
port dat de commissie
Donner heeft opgesteld
blijkt dat de eerste contac
ten nam de prins met de
Amerikaanse vliegtuigfa
briek, die uiteindelijk heb
ben geleid tot de Lock
heed-affaire, al dateren
van 1959.
In chronologische volgorde
hebben de gebeurtenissen
zich als volgt afgespeeld:
1959: De Lockheed-fabrie-
ken willen prins Bernhard
een straalvliegtuig schen
ken.
1960: De schenking van het
vliegtuig gaat niet door.
Voor de levering van vlieg
tuigen aan Nederland is
prins Bernhard een bedrag
van een miljoen dollar aan
"commissie" toebedacht.
De gelden dienen via H.
Weisbrod in Zurich te wor
den betaald.
3 okt. 1960: Kolonel Pant-
choulidzew, huisvriend van
prinses Armgard, de moe
der van prins Bernhard,
meldt zich in Zürich met
het nummer van een ban
krekening.
okt. 1960: De eerste storting
van 300.000 dollar.
1961: De tweede storting
van 300.000 dollar.
1962: Een storting van
400.000 dollar De bedragen
zijn overgemaakt op de
bankrekening van kolonel
Pantchoulidzew in Zwitser
land.
okt. 1968: Een bedrag van
100.000 dollar wordt over
gemaakt aan "Victor
Baarn". De commissie Don
ner heeft niet kunnen ach
terhalen wie achter dit
pseudoniem schuil
gaat^—gaat.
1974: Prins Bernhard gaat
akkoord met een bedrag
van totaal een miljoen dol
lar als commissiegeld wan
neer Orion-vliegtuigen voor
de Koninklijke Marine zou
den worden geleverd. De
prins heeft daartoe het
nummer van een Zwitserse
bankrekening verstrekt. Ui
teindelijk is deze betaling
niet doorgegaan.
dS)"e
Het vorenstaande lijdt alleen uitzondering
in deze zin, dat er door een aan mij bekend
persoon (de prins heeft later verklaard, dat
hij met deze persoon de heer Meuser be
doelde) in overleg met mij is beschikt over
een gedeelte ten bedrage van ongeveer
100.000 dollar van het eerstgenoemde be
drag van 1 miljoen dollar en wel ten gunste
van enige gemeenschappelijke bekenden
van wie aan te nemen viel, dat zij uit
sociale overwegingen financiële steun no
dig hadden.
Ik voeg hieraan toe dat dezelfde persoon
(Meuser) mij een aantal jaren geleden heeft
meegedeeld, dat hij voornemens was een
belangrijk gedeelte van zijn nalatenschap
aan het World Wildlife Fund te doen toeko
men", aldus de brief van prins Bernhard
aan de commissie van drie.
De commissie acht het niet wel denkbaar
dat prins Bernhard niet zou hebben gewe
ten dat Lockheed hem in 1960 één miljoen
dollar wilde schenken. Geconstateerd
wordt, dat de prins in september van dat
jaar gesprekken heeft gevoerd met de pre
sident-directeur van Lockheed, Robert
Gross, en diens persoonlijke vertegenwoor
diger, Roger Smith.
Volgens het rapport moeten de prins, zelfs
al zou hij niet onmiddellijk hebben beseft
dat het om zo'n groot bedrag ging, bij die
gesprekken toch twee dingen zijn opgeval
len. In de eerste plaats dat Lockheed het
gebaar naar hem en niet naar Meuser
wilde maken. In de tweede plaats dat, om
welke redenen dan ook, de overmaking
van het geld op een wel zeer ongebruikelij
ke en opvallend geheime wijze moest
plaats vinden. Door zich deze dubbelzin
nigheden te laten aanleunen, heeft de
prins, aldus het rapport, er zelf toe bijge
dragen om bij Lockheed de indruk te
bevestigen dat hij de bestemming was van
het geheime geschenk. Dat die indruk zeer
werd versterkt door de inschakeling van
de h?er Pantchoulidzew, als vriend van
zijn moeder een goede bekende van de
prins, behoeft geen betoog, aldus de com
missie.
De commissie schetst ook de achtergrond
waartegen Lockheed prins Bernhard met
een geschenk wilde belonen. Geconstateerd
wordt, dat toen de Lockheed-directie in
1959-1960 zeer serieus overwoog om een
Jet-Star-vliegtuig aan de prins te schenken,
daaraan ongeveer tien jaar van regelmatig
en vriendschappelijk contact tussen Bern
hard en Gross waren voorafgegaan. In die
periode had Lockheed zowel op het gebied
van de burger- als militaire luchtvaart in
Nederland goede zaken gedaan. De ver
koop van de Starfighter aan Nederland (in
1959) vormde een gebeurtenis die het be
grijpelijk maakt dat Lockheed graag in
ging op een suggestie van Meuser om de
prins een geschenk te geven. Toen deze
gedachte terzijde moest worden geschoven,
omdat de uitvoering op praktische bezwa
ren stuitte (een vliegtuig valt wel op), heeft
Lockheed opnieuw op suggestie van Meu
ser, het idee opgevat om de prins in plaats
van een vliegtuig 1 miljoen dollar te schen
ken.
De prins heeft, zo blijkt uit het rapport,
verklaard dat hij niet beter wist dan dat
Lockheed-directeur Gross het miljoen aan
Meuser wilde geven als genoegdoening
voor diens grieven over een aantal zaken.
Volgens de commissie staat een genoegdoe
ning van die aard niet in verhouding met
de omvang van het uitgekeerde bedrag.
De commissie van drie heeft, evenmin als
in het geval van het miljoen, bewijzen
kunnen vinden dat de schenking van Lock
heed aan prins Bernhard van 100.000 dol
lar in 1968 bij de prins is terecht gekomen.
Het spoor van de heren Donner, Holtrop
en Peschar vormend de commissie van
drie is doodgelopen op een cheque, die
door een Zwitserse bank is afgegeven „op
de toch wel curieuze naam van Victor
Baarn" (Soestdijk valt onder de gemeente
Baarn). Aangenomen wordt, dat deze
naam fiktief is, maar de persoon die er
achter schuilging heeft men niet kunnen
achterhalen.
De achtergrond van deze schenking vorm
de de plannen van de Nederlandse rege
ring, om een aantal lange afstands-pa-
trouillevliegtuigen voor de marine aan te
schaffen. De keuze ging hierbij tussen de
P3-Orion van Lockheed en de Brequet-At-
lantique van een Franse vliegtuigfabriek.
Volgens het rapport heeft de leiding van
Lockheed, met de wetenschap van het in
1960-1962 geschonken miljoen, het toen
blijkbaar aangedurfd om de hulp van de
prins opnieuw te vragen. Er werd de prins
een half miljoen dollar geboden als hij zou
proberen om de keuze ten gunste van de
Orion te doen uitvallen. De prins weigerde
dat aanbod, omdat de regering haar keus
inmiddels had bepaald - op de Brequets
- en hij niet in staat was daar nog wat
aan te veranderen. De toenmalige Lock-
heed-direkteur Kotchian zou de prins toen
uit erkentelijkheid toch 100.000 dollar heb
ben aangeboden. Daarop zou door de prins
niet duidelijk zijn gereageerd. Hij was er
niet zeker van of hij dit aanbod wel kon
aanvaarden.
Voor zover de commissie heeft kunnen
nagaan heeft de Lockheed-direktie in okto
ber 1968 toch een machtiging voor een
kascheque afgegeven op naam van Victor
Baarn. Op grond van deze machtiging is
instructie gegeven aan een Zwitserse bank
een dergelijke cheque uit te schrijven en
die op een kantoor in Zwitserland te depo
neren.
Daar kon de begunstigde de cheque op het
van de naam „Victor Baarn" afha-
st:
DEN HAAG - Prins Bernhard heeft in
een' 1974 voor het eerst zelf het initiatief
genomen om tegen betaling zijn invloed
in Nederland aan te wenden ten gunste
van een vliegtuig van Lockheed. Het ging
hier opnieuw om de P-3 Orion, een mari-
■H nepatrouillevliegtuig dat een serieuze
I kandidaat was voor de opvolging van de
I verouderde Neptunes.
Het initiatief van de prins leidde na enige
briefwisselingen en een gesprek op Soest
dijk uiteindelijk tot een overeenkomst tus
sen hem en de Lockheeddirektie, waarbij
werd afgesproken dat de prins 1 miljoen
dollar zou krijgen bij de aanschaf van
tenminste 4 Orions door Nederland. Voor
dit geld werd een speciale rekening geo
pend in Genève, maar betalingen hebben
nooit plaats gevonden omdat de Neder
landse regering uit financiële overwegin
gen tenslotte afzag van de Neptune-vervan
ging.
De commissie van drie concludeert in haar
rapport, dat de prins hier hoogst bedenke
lijk te werk is gegaan. Volgens haar was
het aanbod van een vliegtuig (begin jaren
'60), als geschenk hoe ongewoon ook,
nog denkbaar als geste tegenover iemand
van de positie en de betekenis van dè
prins. Dit geschenk is niet doorgegaan.
Toen daarvoor later een schenking van
geld in de plaats kwam, werden de betrek
kingen onzuiver. Daardoor heeft Lockheed
het kunnen aandurven om zich in 1968 aan
de prins op te dringen met ongepaste
vragen en met aanbiedingen, die volgens
de commissie niet beslist genoeg van de
hand zijn gewezen. En het is ermëë geëind
igd, aldus het rapport, dat de prins zich
aan Lockheed heeft opgedrongen met,
even ongepaste, verzoeken om commissies.
Dat was dus in 1974, toen de vervanging
van de Neptunes opnieuw aktueel werd en
de Lockheed-Orion weer in beeld kwam.
Het idee om zelf initiatieven bij Lockheed
te ontplooien is de prins in die tijd inge
fluisterd door zijn vriend, Fred Meuser.
Volgens Meuser viel er wel iets voor het
World Wildlife Fund (Wereldnatuurfonds)
te doen. De prins heeft tegenover de com
missie verklaard, dat het hem bij zijn
aktiviteiten voor de Orion om flinke bij
dragen voor dit fonds, waarvan hij voorzit
ter is, te doen was. De commissie heeft
evenwel vastgesteld, dat van de zijde van
Lockheed alleen aan de prins is gedacht.
Noch de brieven, noch de daarbij behoren
de aantekeningen, maken melding van het
Wereldnatuurfonds, aldus het rapport.
Prins Bernhard gaf pas een aantal maan
den, nadat Meuser hem het ideetje had
voorgelegd, hieraan uitvoering. Op 9 sep
tember 1974 verzond hij een brief aan
Roger Smith, de man die zes jaar eerder
ook als tussenpersoon tussen de prins en
Lockheed was opgetreden. In deze met de
hand geschreven brief stelde Bernhard
voor om tegen commissitgeld zijn best te
doen voor de Orion. Smith, die inmiddels
op een advokatenkantoor in Parijs werk
zaam was, stuurde de brief door naar de
Lockheed-direktie in Burbank (Californië),
waar men tot de conclusie kwam dat de
prins teveel geld vroeg (4 tot 6 miljoen
dollar) en dat niet op diens aanbod kon
worden ingegaan.
Er volgde toen, op 30 oktober 1974, een
ontmoeting tussen de prins en de heer
Smith in Parijs, waarbij Bernhard zei dat
het hem niet om zoveel geld maar slechts
om 1 miljoen dollar te doen was. Een paar
dagen later, op 3 november, verstuurde de
prins een brief naar de Lockheedleiding,
waarin hij een verongelijkte toon aansloeg.
Hij vond het ongelooflijk dat men zijn
denkbeeld zonder diskussie en overweging
van andere oplossingen had verworpen. De
prins schreef verder, dat hij sinds 1968 veel
tijd en energie had besteed om de zaken
voor Lockheed in een goede richting te
sturen. Hij had dat gedaan op grond van
zijn oude vriendschap voor Lockheed en
voelde zich nu bitter gestemd. Hij zou ook
niets meer ondernemen met betrekking tot
de aanschaf van de Orion. De commissie
spreekt hier van „een verholen dreiging"
en kwalificeert dit optreden van de prins
als hoogst bedenkelijk.
Volgens het rapport heeft de brief van de
prins in ieder geval wel indruk gemaakt
op de Lockheed-direktie. Zij gaf de heer
Smith op 2 december opdracht om een
bezoek aan Soestdijk te brengen en daar
een regeling voor te stellen, die neerkwam
op een betaling van een vaste commissie
van één miljoen dollar bij aankoop van ten
minste vier vliegtuigen. Met dit aanbod zou
de prins onmiddellijk akkoord zijn gegaan.
Toen de commissie aan de prins de tekst
van de door hem geschreven brieven voor
legde, was één van zijn eerste opmerkin
gen, dat hij, wanneer deze hem niet was
getoond, het voor onmogelijk zou hebben
gehouden dat hij zoiets had kunnen schrij
ven. Ter verontschuldiging voegde hij er
aan toe, dat die tekst hem door anderen
was voorgesteld en dat zijn geheugen
slecht begint te worden.