Geluidsfilm
viert vijftigste
verjaardag
Zeventien gulden voor
één liter paardemelk
tod, 0p 6 augustus 1926
kwam er een einde aan
de met hun donkere
an du< ogen rollende fatale
vrouwen, de met brede
gebaren acterende
oraan romantische helden
dappere cowboys
31 JU_
LEEUWARDEN - Een lief
hebber en kenner van paar
den is de veehouder D. Veld
man (39) uit het Friese
plaatsje Haskerdijken, gele
gen aan de rijksweg Leeu
warden - Heerenveen. Uit de
liefde voor de edele viervoe
ter groeide dit voorjaar een
„hobby" (een uitspatting
noemde de veehouder het
zelf) die uniek in Nederland
genoemd mag worden. De
heer Veldman melkt name
lijk paarden: twee Halflin-
gers, afkomstig uit Oosten
rijk en zeer geschikt voor dit
doel.
De aanleiding voor deze niet
alledaagse bezigheid was een
artikel in het agrarisch week
blad „De Boerderij". Hierin
werd melding gemaakt van
een Westduitse stoeterij,
waar een dierenarts twintig
vakpaarden houdt. Dit sprak
de heer Veldman bijzonder
aan. Een goede kennis van
hem, een leraar in de Duitse
taal, schreef een lange brief
aan de Duitse dierenarts met
de vraag om enkele interne
gegevens en of er mogelijk
een bezoek aan de stoeterij
gebracht kon worden.
Op deze brief kwam evenwel
taal noch teken. De veehou
der verdiepte zich in alle lek-
tuur die hij maar over het
paardemelken kon vinden.
Toevallig kreeg hij dit voor
jaar de kans twee drachtige
Half linger merries te kopen,
die ongeveer gelijktijdig
moesten werpen. Uit diverse
proeven in verschillende lan
den is gebleken dat dit Oos
tenrijkse bergpaard, geken
merkt door de witte manen
en de witte staart, een van
de meest geschikte rassen is
om machinaal te melken.
„Deze koudbloedige paardjes
zijn goed aanspreekbaar. Ze
hebben een dikkere huid dan
de warmbloeden en zijn
daarom minder gevoelig
voor de melkmachine", aldus
de heer Veldman. Hij heeft
zelf de proef op de som geno
men met een Gelderse mer
rie. Dit dier was zo mak als
een lammetje. Ze sloeg nooit
Toen haar baas haar achter
aan de melkmachine zette
was het dier niet meer te
genieten. De merrie kon het
vacuüm van de machine niet
verdragen.
Om paarden te kunnen melk
en - de heer Veldman ge
bruikt daarvoor een gewone
melkklauw - moet vooraf een
zeer goede en intieme relatie
tussen de baas en het dier
opgebouwd worden, al we
ken voor men begint te melk
en. Rust en kalmte zijn hier
bij hoog in het vaandel ge
schreven. Het omgaan met
paarden is de heer Veldman
wel toevertrouwd: „Ik ben
wild van paarden. Eigenlijk
vind ik het jammer dat ik nu
leef en geen twintig jaar eer
der, toen deze dieren op de
boerderij nog volop in ge
bruik waren."
Hij heeft vroeger veel paar
den moeten beleren. Er is er
nog nooit een geweest die hij
niet binnen de strengen heeft
kunnen krijgen. „Maar om
zo'n dier te kunnen melken,
moet het contact nog veel
intensiever zijn. Je kunt ook
niet zo maar een paard van
de markt kopen. Je moet wel
degelijk weten waar het van
daan komt", aldus de vee
houder.
Met het melken van een
paard moet men direct na
het werpen beginnen. Het
dier heeft het vermogen de
melk maximaal drie uur vast
te houden. Ze kan per keer
anderhalf tot twee liter melk
geven. In het begin wordt het
tweemaal per dag gemolken
en na een dag of veertien
viermaal, 's Nachts wordt dit
werkje weer overgelaten aan
het veulen. Dat is zeer be
langrijk: het jonge dier mas
seert de uier en houdt de
produktie op gang. Wanneer
het veulen er niet bij gelaten
zou worden dan is een paard
binnen enkele weken droog,
aldus de heer Veldman.
De samenstelling van paar
demelk komt zeer veel over
een met die van moedermelk,
dit produkt bevat alleen
meer eiwit. Het vitamine
De heer Veldman temidden van zijn lievelingsdieren, de Oostenrijkse bergpaardjes
C-gehalte is hoger dan in
groenten en fruit Paarde
melk is derhalve een goed
voedingsmiddel. Het wordt
in een ziekenhuis in Helsinki
wel gebruikt als vervanger
van moedermelk, voor zwak
ke babies. In Zuid-Duitsland
gebruikt men het in een aan
tal kuuroorden en sanatoria
zelfs als geneesmiddel. In
Rusland worden al ruim
300.000 paarden gemolken.
De melk is onder andere zeer
in trek bij atleten. Het pro
dukt schijnt een. positieve
uitwerking te hebben op het
uithoudingsvermogen.
De heer Veldman heeft nu
zijn paardemelkerij voorlo
pig stopgezet Naast de ande
re werkzaamheden op het
bedrijf is dit zeer arbeidsin
tensieve werkje bijna niet vol
te houden. „Ik weet nu wat
ik wilde weten. Het geeft me
veel voldoening dat de proef
me gelukt is. Nu ik zelf alles
heb moeten uitzoeken, weet
ik waarschijnlijk meer dan
wanneer ik een bezoek aan
de Duitse stoeterij had ge
bracht", aldus de heer Veld
man.
De veehouder heeft bere
kend hoeveel een liter paar
demelk hem kost Dit bleek
maar liefst zeventien gulden
per liter te zijn. Het melken
vraagt veel tijd en de appa
ratuur moet elke keer gron
dig gereinigd worden. „Om
het voor zeventien gulden
per liter aan de mensen te
verkopen dat wordt mij te
gek", vindt de heer Veldman.
Om de kostprijs te verlagen
moet de zaak groter opgezet
worden. Maar een eerste ver
eiste is dan weer een goed
afzetgebied te krijgen. De
Reformstichting in Ede heeft
wel belangstelling voor de
paardemelk, maar men heeft
geen mogelijkheden voor op
slag en vervoer van het pro
dukt Onderhandelingen met
eventuele andere afnemers
zijn nog gaande. Van de re
sultaten hiervan laat de heer
Veldman het afhangen of hij
er mee doorgaat of niet Zelf
heeft hij nog een kleine hoe
veelheid in de diepvries kist
opgeslagen. Daarvan geeft
hij wel eens wat weg aan
kennissen en drinkt het ver
der zelf. .Als ik het verkoop,
dam alleen aan de groothan
del, want ik wil niet telkens
mensen aan de deur hebben.
Dat kost me te veel tijd."
DURK HIBMA
)n de
wde,
r°r en de zwijgende,
te
v
en;
hoofdvi
naar ei
ervarin
chappe
jofd ve
ict-dire
3re info
richt«
<en.
NG
ligging
Brac
appara
ilaapkan
met ds
gas c.v
iuur-iso
vloerbe
180.(
■w*
WwWwh
John Barrymore's „Don Juan" werd groots aangekondigd als de eerste
dacht men toen nog niet.
Wie is opgegroeid met de nu 25-jarige
televisie en de sprekende film de ge
woonste zaak van de wereld vindt, zal
er niet bij stilstaan dat nog geen halve
eeuw geleden geluid bij een bewegend
beeld een sensationele ervaring was.
Zeker, de dure bioscopen hadden alle
een eigen orkest of een gigantisch or
gel. Voor sommige superprodukties als
Abel Gance's „Napoleon" en Griffith's
„Birth of a nation" werd zelfs een
speciale partituur geschreven, maar de
uitgevoerde muziek bleef voor de be
zoekers toch altijd los van het beeld
staan. Het waren de gloriedagen van
mime-spelers als Chaplin en Buster
Keaton en van de met hun donkere
ogen rollende fatale vrouwen, de met
brede gebaren acterende romantische
helden en de zwijgende, dappere cow
boys.
Op 6 augustus mag de geluidsfilm zijn
vijftigste verjaardag vieren. Hoewel het
idee om synchroon geluid bij bewegen
de beelden te produceren even oud is
als de film zelf - Thomas Edison demon
streerde in de herfst van 1894 al zijn
Kinetophon, waarbij het geluid werd
voortgebracht door middel van gram
mofoonplaten - duurde het nog meer
dan dertig jaar voor de filmindustrie
enige behoefte vertoonde van de zwij
gende film af te stappen.
Min of meer uit noodzaak - de groeien
de populariteit van de radio hield meer
en meer mensen thuis, voor hun pas
verworven apparatuur gekluisterd - en
met duidelijke tegenzin overigens. Het
was de filmmaatschappij van de ge
broeders Warner, die uiteindelijk de
knoop doorhakte en een avondvullend
programma bracht, waarbij de muziek
nu eens niet uit de orkestbak, maar
door de luidspreker kwam. Dat Warner
als eerste deze stap waagde was begrij
pelijk. Warner Brothers bezat geen ei
gen theaters in Amerika, zoals de grote
concerns Metro, Fox, Famous Players"
en First National. Ze moesten steeds
weer iets exclusiefs brengen om hun
films in theaters van andere onderne
mingen vertoond te krijgen.
Op 6 augustus 1926 was de première
van een programma, dat voor de pauze
bestond uit opnamen van het New
Yorks Philharmonisch orkest onder lei
ding van Henry Hadley met solisten als
de operazangers Giovanni Martinelli,
Anna Case en Marion Talley en piano-
en vioolsoli van Harpld Bauer, Efrem
Zimbalist (de vader van de F.B.I.-in-
specteur uit de televisieserie) en Mischa
Elman.
Na de pauze de film „Don Juan" met
in de hoofdrol „het grote profiel" John
Barrymore, op het hoogtepunt van zijn
langzaam in de alcohol zinkende carriè
re. Het geluid bestond uit passende
achtergrondmuziek en geluidseffecten,
die de vakbladen tot juichende uitspra
ken brachten als „Er werd vier keer op
de deur geklopt en je kon dat op het
exacte moment nog horen ook" en „In
de grote duelscène op de trappen tussen
Barrymore en Montague Love hóórde
je tussen de muziek door het kletteren
der degens."
Het publiek was enthousiast en al wil
den de concurrenten van Warner het
succes bagatelliseren als 'n aardige
stunt, Jack Warner schrijft in zijn auto
biografie de orakeltaal: „De New York-
se première veroorzaakte een ware pa
niek in de filmindustrie, alsof de pest
was uitgebroken. Men voorzag 'n aantal
zelfmoorden, gebroken carrières van
aanbeden sterren en grote financiële
verliezen voor diegenen, die nu nog aan
de zwijgende film zouden vasthouden."
Merkwaardig genoeg hadden de Warner
Brothers op dat moment nog helemaal
geen „sprekende" film op het oog, al
leen maar films met muziek en geluids
effecten. Op 6 oktober 1927 kwamen
zij met hun „follow up", de verfilming
van een semi-musical over de zoon van
een cantor, die een Broadway-carrière
verkoos boven de synagoge. Warner
kocht de rechten voor de toen reeds
belachelijk lage som van 50.000 dollar
en huurde George Jessel, die „The Jazz
singer" met veel succes op Broadway
had gebracht voor 30.000. Toen Jessel
echter hoorde dat de liedjes óók zouden
worden opgenomen eiste hij meer,
waarop Warner hem als een hete aard
appel liet vallen en de hoofdrol aan Al
Jolson gaf.
Het was Sam Warner, die op het idee
kwam tussen de songs door ook wat
dialoog in te lassen en zo kon het
gebeuren dat Al plotseling, tussen twee
refreinen van „Blue skies" in, zich tot
zijn moeder richtte en haar vroeg of ze
het mooi vond. Het effect bij de toe
schouwer was hetzelfde als destijds tij
dens de eerste film waarin 'n trein recht
op het publiek kwam afrijden. De spre-
Een van de Golddiggers Uit
1933, de showfilmserie uit de cri
sisjaren die in hoge mate bijdroeg
tot de grote populariteit van de
geluidsfilm.
kende film had onbetwist het pleit ge
wonnen en de zwijgende film kon van
nu af inpakken.
Vreemd genoeg had Warner voor z'n
geluidsfilm. Aan een sprekende film
experimenten niet gekozen voor het
door de uitvinder Lee De Forest reeds
in 1923 ontwikkelde systeem, waarbij
het geluid via 'n optisch systeem op de
filmband was geprojecteerd, maar voor
het veel kwetsbaardere door Bell Telep
hone ontwikkelde Vitaphone-proces,
waarbij gebruik gemaakt werd van der
tien minuten durende grammofoonpla
ten, die ter bevordering van de synchro-
niteit met het beeld van binnen naar
buiten werden afgedraaid.
Fox en andere maatschappijen zouden
er hun voordeel mee doen en al spoedig
moest ook Warner overstag gaén en de
vinding van Lee De Forest adopteren.
De geluidsfilm bracht zoals Warner
voorspelde een ware revolutie in film
land teweeg. Romantische idolen als
John Gilbert, die met zijn omfloerste
blik-met-tussentitels menig meisjeshart
sneller had doen kloppen, bleek geen
stem te hebben die bij z'n image paste.
Greta Garbo met haar zware Zweedse
accent haalde de reis in haar sprekend
debuut - Eugene O'Neills „Anna Chris
tie" - wel, maar ze moest daarvoor ook
een persoonsverandering ondergaan. In
plaats van de ongenaakbare fatale
vrouw uit haar zwijgende films, werd
zij meer en meer voorbestemd voor
rollen waarin zij zelf het slachtoffer
werd van 'n onverstandige verliefdheid.
De primitieve geluidstechniek van die
eerste jaren stelde vele filmmakers voor
ongekende problemen zoals het werken
met een statische camera in een geluid-
dicht hok en verborgen microfoons in
de onmiddellijke nabijheid van de 'ac
teurs.
Ook de decors moesten akoestisch wor
den aangepast, terwijl menige micro
foon het begaf als de hoofdrolspeler
toch nog eens te veel z'n stem verhief.
Tevens bleek dat hoge stemmen gemak
kelijker te „regelen" waren dan zware
bassen.
De komst van de geluidsfilm vernietig
de niet alleen vele filmcarrières, het
lokte ook vele nieuwe talenten naar
Hollywood die via Broadway of radio
al 'n internationale reputatie genoten
als Eddie Cantor en W. C. Fields.
In de crisisjaren, waarin het amuse
ment vooral gericht was op verstrooiing
en het vergeten van eigen ellende, wa
ren het vooral de musicals en grote
shows die meteen van de geluidsfilm
profiteerden. Gigantische bedragen
werden ook uitgegeven voor 'n goede
titelsong, die een middelmatige film als
„Ramona" tot een kassucces kon ma
ken.
Een typerend voorbeeld van hoe er in
die jaren gewerkt werd is wel het be
kende „Sonny Boy" uit Al Jolsons „The
singing fool" uit 1928. Jolson zat verle
gen om 'n passend lied dat hij bij het
ziekbed van zijn zoontje kon zingen.
Daarom belde hij De Sylva, Brown en
Henderson in New York op en legde
hun de situatie uit. Vier uur later bel
den zij Al terug en zongen hem „Sonny
Boy" over de telefoon voor.
Wie zoals ondergetekende aan de hand
van zijn grote zus de eerste voorstellin
gen in Nederland bijwoonde - in het
Apollo-theater in Den Haag - zal deze
eerste kennismaking met de sprekende
film niet snel vergeten.
Ik vond het zielig dat de kleine Davey
Al Jolson met neger-ma-
ke up was de grote ster,
die met zijn persoonlijk
heid van „The singing
fool" een sensatie
maakte.
Lee, toen net zo oud als ik, in de film
doodging, maar stond verbijsterd van
de reactie van de in de zaal vërzamelde
dames, die in de slotscène - Jolson
zingend voor 'n stampvolle music-hall,
terwijl het beeld van wijlen Davey over
dat van de toeschouwers heen geprojec
teerd werd - luid snotterend de tranen
de vrije loop lieten. Het was in die tijd
dan ook een dagelijks vermaak voor de
opgeschoten jeugd om zich na de afloop
van elke voorstelling bij de nooduitgang
van het theater te verzamelen en zich
te begillen om al die ontoonbaar rood-
behuilde gezichten van hevig ontroerde
toeschouwsters.
Toen was het voor mij duidelijk. De
grote orkestbak met zijn muzikanten
zou uit de première-theaters verdwijnen
en de pianist in de kleinere bioscoop
zaaltjes kon naar ander werk omkijken.
De zwijgende film was een museumstuk
geworden, al het hardnekkige verzet
van een enkeling als Chaplin, die pas
in 1940 als Adenoid Hynkel in „The
great Dictator" zijn eerste dialoog zou
spreken, ten spijt.
OTTO MILO