in borinage
wordt
vincent van gogh's
huisje
opgepoetst
afrikaanse
bronzen
te zien
in berg en dal
mislukt
debuut van
rob marinus
1 Vincents huisje in de Borinage vóór de restauratie
Vincent van Gogh's vergeten scheve huisje
in het moeras van Cuesmes staat in de
steigers. Restaurateur is de gemeente Mons,
trekpaard dc VVV, die van harte een late
reverence maakt voor het waanzinnige genie
van Vincent en daar bovendien brood in ziet.
Jarenlang lag het huisje, dat kerstmis 1958
onder monumentenzorg werd geplaatst, kop
pig weerstand te bieden aan totale verkrot
ting en verrotting. Geen man die een poot
uitstak. Sterker nog, Samuel Delsaut en zijn
zoon Carlo plus nog enkele andere vrienden
van de culturele kring „Vincent van Gogh".
waren de enigen, die, handenwringend, toeke
ken.
Het Belgische rijk, de provincie Henegouwen,
het gemeentetje Cuesmes. draaiden de dui
men als weer iemand om daden vroeg. In juli
1970 werd nog officieel verklaard, dat het
huisje verloren was en aan restauratie niet
meer gedacht kon worden vanwege de enor
me kosten. Dat bleef zo totdat de gemeente
Mons (Bergen) de hele Borinage half opslokte
en ook bezit nam van Cuesmes, een onaan
zienlijk nest dat na de dood van de kolen nog
slechts op halve kracht leeft. De stad Mons
zag meteen wat in Vincents huisje en gaf
opdracht tot restauratie. In Cuesmes zelf weet
men nog nagenoeg van niets. In het voormali-,
ge stadhuis dacht men dat de werkzaamheden
reeds voltooid waren. En in de zojuist in „Rue
Vincent van Gogh" herdoopte straat wisten
alle tien ondervraagden op geen stukken na
wie die man wel wezen mocht.
Er voert al een beeld van een klinkerweggetje
naar het Maison Van Gogh'. Een lint van
Belgische kinderkoppen, aan beide zijden ge
boord met platterikken. In het huisje ligt een
vloer waarvan Vincent niet één tegel had
kunnen betalen. De wanden zijn wit, dat
vraagt om er straks wat op te schrijven: Jack
Darueqs. Detroit. Drie kamertjes, een keuken
en een gangetje naar boven waar men in 1957
nog twee potloodtekeningen van Vincent
vond. Ik heb nog gekeken, maar nu ligt er
echt niets meer. Drie jongelui bouwen aan een
centrale verwarming. Eentje weet drommels
goed wie Van Gogh was. De anderen willen
weten of Cruyff terug naar Ajax komt.
Het huisje helt nu definitief naar achteren en
als je er voor staat naar rechts. Het
krijgt daardoor iets aandoenlijks, iets teers,
als iemand die een beetje mank maar erg lief
is. Daar wordt ook niets aan gedaan. De
achterkant kreeg trouwens tijden geleden al
een hand in de rug in de vorm van steunbeer-
tjes. De omgeving is desolaat. Moerassig. Een
beektje kabbelt grijszwart drab. De populie
ren hebben de Engelse ziekte en het gras is
bruin en hoest. De steigers rond het huis zijn
geel. In dit milieu lijkt het alsof het nieuwe
klinkerweggetje net geschrobd is. Achter het
scheve huisje ligt de piepru'ine van wat eens
de w.c. van de familie Decrucq en van Vin
cent was.
Van Gogh leefde van de herfst 1878 tot diep
in 1880 in de Borinage en deed dat op maar
liefst vijf adressen. Het eerste onderkomen
vindt hij bij een meneer Van der Haegen, die
te Paturages (bij Mons) in de Rue de l'Eglise
39 woonde. Vincent wilde aan de toenmalige
„Late en als het even kan een waardige hulde aan een kunstenaar die hier
leefde en leed".
lijfeigenen van de grote kolenboeren het evan
gelie verkondigen en hen zo troost brengen.
Omdat de protestantse gemeente hem niet
wenste te benoemen, begon hij op eigen gezag
en voor eigen rekening. Maar zie, in januari
1879 kreeg hij toch een aanstelling en wel in
het nabij gelegen Wasmes, waar hij een goed
kosthuis vond bij bakker Dénis uit de Rue
Wilson in Petit-Wasmes. Vincent betaalde de
som van 50 franc per maand.
Bakker Dénis en de zijnen waren goed voor
Vincent. Toch beleefde hij in de Rue Wilson
een zware crisis. Hij verricht een sterke Gog-
hiaanse handeling door zijn enige broek weg
te geven en zelf een kolenzak te dragen
waarin hij twee beengaten knipte. Hij geeft
trouwens alles weg en gaat in een hutje
wonen. De ouderlingen der protestantse ge
meente ontslaan Van Gogh. Óp straat begint
men hem na te roepen met „Vincent le fou".
Van Gogh's vader verschijnt ten tonele en
beweegt zijn zoon weer bij de goede bakker
Dénis in te trekken. Dat brengt enige rust.
Vincent gaat weer op eigen gezag aan bijbelle
zing en ziekenbezoek doen.
Na enige maanden trekt Vincent naar Cues
mes en woont daar in bij de evangelist Frank.
Maar niet voor lang. Hij belandt bij de mijn
werker Charles Decrucq in de Rue d'Avillon.
Hij woont daar de hele lange zomer van 1880.
Daar in het nu scheve huisje in het moeras
tekent Vincent ook. „Kijk", zei madame De
crucq, „Dat heeft die gekke Vincent gekrab
beld".
Onder de brede vleugels van de gemeente
Mons gaat Cuesmes nu Wasmes naar de
kroon steken. Want tot nu toe had Wasmes
in de Borinage zoiets als het alleenvertonings
recht van Van Gogh. Het stelde wel niet veel
voor, maar in Wasmes is een Rue Van Gogh
en ligt een plantsoentje waarin op een sokkel
scherp als een mes en benig als een karkas
de bronzen kop van Vincent staat. De kop
is van de sterke hand van Zadkine. Maar nu
wordt te Cuesmes Vincents huisje opgepoetst.
Men denkt er straks wat oude armeluis meu
beltjes in te plaatsen en wat reproducties op
te hangen. „We maken er wat van", zeggen
1 ze in Mons.
„Neen, geen kermis. Geen bedevaartplaats
met friet en bier. Een late en als het even
kan een waardige hulde aan een kunstenaar,
die hier leefde en leed".
Onder de bronzen kop van Vincent staat
gebeiteld: ,,D' ici partit Vincent van Gogh a
la recherche du soleil et de soi-même. Annee
1880". (Van hier uit vertrok Vincent van Gogh
op zoek naar de zon en naar zichzelf in het
jaar 1880). Zichzelf heeft hij nooit gevonden
en de zon pas in Aries via Brussel, Etten, Den
Haag, Drente, Nuenen, Antwerpen en Parijs.
Het kan niet anders dan dat de Borinage
wezenlijk bijgedragen heeft aan de vorming
van Van Gogh. En aan de misvorming van
de schilder, die door kenners en eenvoudige
kijkers geprezen en door iedereen begrepen
wordt. Mogelijk werd juist in die afschuwelij
ke Borinage zijn waanzinnige drang naar
schoonheid en naar waarheid en naar God,
een drang die hij zo universeel in lijn en kleur
wist neer te schreeuwen, dat hij de generaties
van gisteren, van vandaag en van morgen zijn
formidabel gebed in kunst opdringt. Vincent
van Gogh moet een der grootste kunstenaars
van de vorige, eeuw zijn. Hij heeft een goed
deel van zijn macht om te spreken, in kleur
te bidden, te Cuesmes verworven. Zijn leed,
zijn koude, zijn honger, zijn eenzaamheid
daar, werden voor ons tot een ontstellende
gestolde kleurenpracht.
JAN WINTRAECKEN
Bronskuituren zijn in
Afrika uiterst zeldzaam
behalve in het gebied
van Nigeria. Eerder
werden daar de wereld
beroemde Benin- en Ife-
bronzen ontdekt en
eerst sinds de laatste 10
a 15 jaar is er een derde
bronscultuur aan het
licht gekomen, die van
het geheime Ogboni-ge-
nootschap van de Yo-
roebastam. Het Afrika
Museum in Berg en Dal
organiseert er tot 1 au
gustus de eerste grote
overzichtstentoonstel
ling van, die ooit gehou
den is. De 180 voorwer
pen zijn voor het over
grote deel nog nooit in
het openbaar getoond.
De religieuze grondslag
van het Ogboni-genoot-
schap, dat ook nu nog
bestaat, ligt in de vere
ring van de aarde. De
aarde (Onile) wordt ge
representeerd door een
beeld van een vrouw,
dat meestal gemaakt is
van brons of, juister,
van messing en ook wel
een enkele maal van ge
bakken aarde.
De meest bekende cul-
tusvoorwerpen die het
genootschap gebruikt
zijn de z.g. edan-staven.
Deze staven, waarvan er
steeds twee als paar bij
eenhoren, bestaan soms
uit door een ketting ver
bonden ijzeren pennen,
waarop in messing een
kop of een hele figuur
van een man en een
vrouw is gegoten. Soms
ook is de ijzeren pen
uiterlijk verdwenen en
bestaan de edans uit
vrijstaande beeldjes van
een man en een vrouw.
De edans moeten de le
den waarschuwen en be
schermen tegen gevaar
en verder vervullen zij
een rol in de rituelen die
dienen om geschillen op
te lossen, te beschermen
tegen ziekten of tegen
het uitlekken van Ogbo-
ni-geheimen.
Naast de Onile-figuren
en de edans zijn er op
de tentoonstelling nog
vele andere cultusvoor-
werpen te zien zoals
trommen, ratelaars,
arm- en enkelbandjes,
bellen e.d. en ook enkele
van de zeldzame mas
kertjes die op de kleding
worden bevestigd.
Het Ogboni-genootschap
komt heel bijzonder in
actie als de aarde wordt
bezoedeld. Dit gebeurt
door twist en onrecht,
vooral als daarbij bloed
vloeit. Daarom had het
genootschap vroeger
ook de rechtspraak in
handen, waardoor het
naast een religieuze ook
een politieke rol speelde.
Deze werd nog versterkt
door het feit dat het ge
nootschap uit oudere
mannen (en ook enkele
\TOuwen) bestond, die
een belangrijke vervul
den en die, beschermd
door de plicht van ge
heimhouding, vrijuit
hun mening konden zeg
gen tijdens de regelmati
ge bijeenkomsten. Hier-
door vormde het Ogbo
ni-genootschap de be
langrijkste politieke te
genhanger tegen de ab
solute macht van de ko
ning. Het kon zelfs de
koning dwingen af te
treden en zelfmoord te
plegen. Het genootschap
heeft in het moderne Ni
geria officieel zijn poli
tieke voorrechten verlo-
De tentoonstelling wordt
begeleid door een cata
logus die verzorgd is
door dr. Th. Dobbelman,
die de Ogboni-bronzen
al jaren heeft bestu
deerd en die vrijwel alle
tot nu toe bekende gege
vens over het genoot
schap heeft bijeenge
bracht. De auteur is bo
vendien als beeldhouwer
en kunstpedagoog goed
op de hoogte van de ver
schillende technieken
van het bronsgieten en
60; A
gep]
2510;
idschc
deze kennis heeffsy^
aantal belangrijke £lvil]
belman met behulp 0,19
röntgenfoto's aH^.k
toond, dat ook in do,73^
boni-bronzen die mmitnc
een pen staan, tocfy1^!
wel steeds een stuken'
zer verborgen zit"
zou er op kunnen «oiiei
aarde, vereert, maal.400
Ogoen, de zeer ma^'j
ke ijzergod. De Ar;
sproken sexuele &07?
oliek die de Olaf#!"?
voorwerpen kenrr^42
kan hierdoor beter']36^'
den verklaard. Tk oj
door de 160 afbee™^
gen zal deze catalwv. s
waarin ook de röiy.169
foto's worden gep
ceerd, nog lange j
het handboek oven,
belangrijke
tuur vormen.
Ogboni-edan
(lengte 14.5 cm).
Wie verrre reizen maakt kan veel vertellen, luidt
een goed vaderlands gezegde dat menig goed vader
lander in de praktijk meent te moeten brengen zodra
hij langer dan drie weken over de grens is geweest.
Bij voorkeur legt hij dan zijn belevenissen vast in
een echt boek, opdat het nageslacht tot in alle
eeuwigheid kan blijven meegenieten. Gelukkig is het
schrijven van een boek een nogal tijdrovend karwei,
zodat menigeen na een tijdje de moed wel opgeeft
en zijn reisherinneringen zo tot het foto-album be
perkt houdt. De paar doorzetters die desondanks een
manuscript weten af te krijgen, moeten vervolgens
met hun geesteskind door de zeef van de uitgeverij,
waardoor het aantal gepubliceerde reisverhalen ge
lukkig binnen redelijke perken blijft
Dat die uitgeverszeef echter ondanks alle klachten
over grote financiële risico's niet al te fijn is, bewijst
de roman „Mandrillenfarm" van Rob Marinus. Mari-
nus, die blijkens de nutige omslagtekst een Ram is
git ruim vijf jaar in Zuid-Amerika om daar na zijn
studie Nederlands handel te drijven in cultuurproduc
ten als granen en vlees. In 1974 trachtte hij een
bestaan op te bouwen als fokker van varkens, konij
nen, kippen en ander kleinvee in het roerige Chili.
Zijn belevenissen in die bezigheid liggen ten gondslag
aan zijn literair debuut.Mandrillenfarm"
De ik-persoon in de roman is een nogal gecompli
ceerd aandoende Nederlander, die het lumineuze idee
krijgt de Eerste Hollandse Vleesconservenmij. in Chili
op te richten De werkzaamheden van het bedrijf
moeten het fokken en vervolgens tot paté vermalen
van konijnen gaan omvatten Op de boerderij van
een vriend gaat de stichter met zijn „Eerste Holland
se" van start, maar veel verder dan het uitgeven van
gigantische sommen gelds komt hij niet, omdat de
economische logica van de Chileen nu eenmaal een
andere is dan die van de Europeaan
Vooral schuldig aan de weinig florissante gang van
zaken binnen de Maatschappij is de enige werknemer.
Maunel, die met zijn bijnaam mandril (naar het
apengeslacht der bosduivels de titel van^e roman
leverde. Hij ontpopt zich als een geraffineerde oplich
ter, die zijn baas leterlijk en figuurlijk uitkleedt en
er ten slotte vandoor gaat met de moeizaam tot stand
gekomen eerste opbrengsten van het bedrijf.
Óndanks alle oplichtersparktijken, de moeizame acti
viteiten om het bedrijf van de grond te krijgen, een
diefstal en de overspeligheid van de vrouw van de
stichter, krijg je als lezer niet de indruk dat er
werkelijk iets gebeurt in dit boek. De gebeurtenissen
volgen elkaar monotoom op in een slaapverwekkend
tempo zonder dat de schrijver omwille van de leven
digheid een keer vertraagt of versnelt. Het geheel
wordt bovendien verteld in een rauwe taal, die op
den duur sterk gaat irriteren omdat de gespierde
uitdrukkingen slechts zelden functioneel zijn. Zo krijg
je de gedachte, dat Marinus met een forse borrel
achter de kiezen zonder een spatje variatie in zijn
stem de tekst op een band heeft ingesproken en hem
vervolgens door een automaat op papier heeft laten
uittikken.
De enige persoon di^,redelijk uit de verf komt, is
die van Manuel, maar de door hem opgelichte ik-per
soon komt niet toe aan begrip van de oplichter.
Weliswaar zijn er enkele sporen van sympathie (om
tenminste een klein beetje van zijn gezicht te redden),
maar het overwegende beeld van Manuel is dat van
de luie, grillige gluiperd. Als lezer mag je dan nog
het genoegen smaken geregeld voor de oplichter t^
worden aangezien en in de bijpassende terminologie
te worden aangesproken.
De ik-persoon zelf schijnt allerhande contactuele
problemen te hebben en op de een of andere manier
met zijn vrouw overhoop te liggen, maar hoe dat
allemaal precies in elkaar zit blijft vaag. Even vaag
als zijn als diepzinnig bedoelde gedachten zijn. Zo
bouwt hij -waarschijnlijk onbedoeld- van zichzelf het
beeld op van de dubbele mislukkeling; zowel in de
konijnenfokkerij als in de literatuur.
JAN NIES
Rob Marinus: Mandrillenfarm. Uitgave: Meulenhoff,
Amsterdam. Prijs 16,90