Wereld-Duurrecord" staat op springen Negen teams gaan competitie in De beste voorspeller". ,,Met onze jeugd teni| naar top' I LEO WITTEMAN VAN WOUBRUGGE BETTINE KOMT NIET. PAGINA 4 I EIDSE COURANT ZATERDAG 8 mei 1976 ,T] 5 Van onze sportredactie LEIDEN' —Het vorig jaar gerealiseerde Wereld-Duur- record Toerfietsen staat op springen. De door Kees Kerkvliet, Henk Grimbergen, Wim Wassink, Liek de Jong en Gerard Hekker in 1975 neergezette „tijd" vanvierentwintig uur en vijftien minuten, zal, ais alles volgens plan verloopt,na twaalf juni niet meer als wereldrecord te boek staan. Maar vervangenzijn door een nieuw record: zesentwintig uur non-stop toerfietsen.... Op elf juni moet het gaan gebeuren. Dan organiseert de Leidse wieier- en toervereniging Swift opnieuw (de eerste record-poging verleden jaar werd eveneens door Swift georganiseerd) een wed strijd waarin de langste adem zal zegevieren. Op het eigen parkoers op de Waard zullen zeker tien enthousiastelingen (waaronder renners van andere verenigingen) gaan trachten de zesentwintig uur vol te maken, waarna de wereldkampioen via een strafpunten- systeem bekend zal worden gemaakt Initiatiefnemer voor deze tweede duur-rit is Gerard Hekker, Zelf mede-recordhouder, maar niet meefietsend. „Voor mezelf heb ik na vorig jaar wel het idee dat ik het kan. Daarbij voel ik er op dit moment weinig voor dat hele tranendal weer mee te maken....". Toch nam Hekker een groot gedeelte van de organisatie op zich. „Ik ben nu eenmaal gebiologeerd door het duurwerk. Parijs - Bordeaux, een zwemmer die het kanaal oversteekt, ongelooflijke zaken waartoe ik me erg voel aangetrokken". Zesentwintig uur non-stop fietsen.... Hekker zorgde er ook. met zijn medewerkers voor, dat een sluitend reglement werd opgesteld. „Zesentwintig uur non-stop-fietsen bete kent voor mij ook zesentwintig uur op de fiets. Daarom kost elke voet op de grond een strafpunt. Daarom ook kan je zelfs niet „ongestraft" naar de wc gaan. Er moet gewoon zoveel mogelijk worden gefietst". Dat fietsen moet, zo heeft de organisatie bepaald, ook in een redelijk tempo geschieden. Iedere deelnemer moet per uur zeker vijfentwintig ronden op het zevenhonderd meter lange parkoers afleggen, waardoor een gemiddelde snelheid van ruim zeventien kilometer per uur zal worden bereikt. De totale afstand die de winnaar op zijn toerfiets zal afleggen kan dan ook op zo'n vijfhonderdvijftig kilometer worden geschat.... Rondom het gebeuren op Waard-eiland organiseert Swift een kermisachtig gebeuren. Zoals bij een zesdaagse het geval is, kan er vanaf zes uur op elf juni (de starttijd) tot de fmish (zaterdag twaalf juni, acht uur 's-avonds) worden genoten van oliebollen en aanverwante artikelen. Tevens zullen alle deelnemers (die vooraf een strenge medische keuring moeten ondergaan) tijdens de wedstrijd steeds op de steun van een arts kunnen rekenen. „Een absolute noodzaak", meent mede-organisator Wim van Duivenbode. Die daarbij hoopt (en verwacht) dat er veel publiek zal komen. „Al was het alleen maar om te zien of ze er nog opzitten....". De officiële startlijst op dit moment: Henk Grimbergen (Rijnsburg) Wim Wassink (Leiden), Arie Siebert (Leiden), Wim Verbrugge (Leiden), Liek dé Jong (Leiderdorp), Teun Witting (Delft), Joop van Rossum (Naaldwijk), Ben van Putte (Den Haag). Als „reserves" hebben zich aangemeld: Jos Turk (Zoeterwoude) en Kees Kerkvliet (Zoeterwoude). De laatste voorbereidingen, Opmars dames-cricket Ans Boerman: „Volgend jaar in twee divisies"? Concentratie tijdens de training. X Van onze sportredactie WOUBRUGGE/LEIDEN Leo Witteman van Woubrugge mag zich voor een jaar de „beste voorspeller" van de Afdeling Leiden noemen. Witteman kwam in onze vierentwintig afdelingshoeken van dit seizoen tot de hoogste score: 64.70%. Met dat percentage onttroonde hij de koploper van het eerste uur, ZLC-trainer Jtuud de Groot (61.11%) op het allerlaatste moment. Leo Witteman toonde zich tevreden met deze prestatie, zoals hij zich ook verheugd toonde .met de hieraan verbonden prijzen: een fles geestrijk vocht en een cadeaubon. Ook Woubrugge werd door de Leidse Courant overi gens niet vergeten: een wedstrijd-bal veranderde van eigenaar. De eindstand luidt volledig: 1. Leo Witteman (Woubrugge) 64.70%; 2. Ruud de Groot (ZLC) 61.11%; 3. Aat Vermont (Unitas Leiden) 60.71%; 4. Vic Boutier (VTL) 57.69%; 5. Rob de Roo (Hazerswoudse Boys) 56.66%; 6. Cees van Kesteren (KRV) 56.52%; 7. Jan van Egmonö (Val ken '68) 55.55%; 8. Bert de Graaf (Leiden) 53.84%; 9. Joop Straver (WOA) 53.33%; 10. Jaap Riet veld (Alphia) 52.10%; 11. Jan Klein (Meerburg), Gerard van den Bosch (Stompwijkse Boys), Ed Langereis (SVOW), Piet Paauw (Oegstgeest), Hans de Rijk (Kickers '69), Frans Bahl- mann (Alphense Boys) en Jan van Leeuwen/Aad Schoo (Wete- ringse Boys) allen 50%; 18. Pim van der Meer (DOSR) 48.38%; 19. Toon Polane (Leidse Boys) 46.15%; 20. Matthieu van Winsen (Warmunda) 43.33%; 21. Moham med Tamaran (VNA) 41.93%; 22. Leidse Courant Sportredacteur Gert Jan Onvlee (rechts) overhandigt de prijs voor de beste voorspelling aan Leo Witteman (links). In het mlddeii Woubrugge-voorzitter Hans Vogel en LC-sportmedewerker Plet van Oam (met bril). Cor Lens (GWS) 40%; 23. Hans van Rooyen (LSW '70) 37.03%; Van onze sportredactie LEIDEN De huidige Nederlandsche Dames Cricket Bond mag dan weer pas twee jaar in actie zijn, een direct gevolg van de heersende „emancipatie-roes" kan deze Bond zeker niet worden genoemd. Al op 29 januari 1934 werd door de dames besloten dat cricket geen mannensport-bij-uitstek behoefde te zijn. Werd ook door henzelf het bat in de (wat smallere) handen genomen. Een succes werd het toen niet. Tot 1970 „strompelden" enige dames door cricket-land, vervolgens werd de Bond, zij het niet officieel, opgeheven wegens gebrek aan belangstelling. Belangstelling die er nu wel degelijk weer is. Negen teams starten dit seizoen met een in twee poules gesplitste competitie. Oegstgeestse Ans Boerman behoort bij het selecte groepje dat indertijd „het strompelen moe" besloot maar niet verder te gaan; zij behoort ook (Als secretaresse) bij het enthousiaste stel dat de Dames Cricket Bond sinds 1974 weer nieuw leven heeft ingeblazen. „Het was zes jaar geleden geen doen meer. We hebben toen met een jong bestuur nog getracht te redden wat er te redden viel, maar dat bleek een onmogelijke opgave. De oudere garde hield er zo langzamerhand mee op en jeugd was er nauwelijks". En vervolgend: „Dat lag in '74 allemaal heel anders. Via een enquête onder de verenigingen bemerkte de KNCB dat er nu wel animo bestond voor het dames-cricket. En omdat ik nog als „oude" secretaresse te boek stond, kreeg ik die informatie ook door. Met de mededeling dat Anneke Weidema van Rood en Wit Haarlem zich kandidaat had gesteld om als voorzitster in het nieuwe bestuur te fungeren". Zonder veel hoop begonnen („Nee heb je, ja kan je krijgen") werd in '74 al duidelijk dat de interesse ook daadwerkelijk aanwezig was. Na diverse vriendschappelijke wedstrijden in dat jaar, kwa men de dames in 1975 weer een stap verder. Ans Boerman: „We hebben toen een regionale competitie op touw gezet. Er waren verschillende verenigingen die niet voldoende speelsters hadden voor een volledig team. Die speelsters die toch cricket wilden spelen werden in regionale teams bij elkaar gebracht om tegen andere clubs vriendschappelijk te spelen. Dat liep boven verwachting goed". Het seizoen 1976 moet voor de Nederlandse Dames Cricket Bond de doorbraak worden. Negen „echte" clubelftallen gaan daar aan werken. tMakkelijker werken, weet Ans Boerman. „Binnen een eigen club heb je meer mogelijkheden. Je kan eenvoudiger trainen, het materiaal is bij de hand en natuurlijk een speelveld". Een ontwikkeling die door Ans Boerman eigenlijk niet werd verwacht. Of: „Als we dit in 1974 hadden geweten waren we met meer hoop aan het karwei begonnen. Maar ja, zo'n ontwikkeling hebben we ook nooit meegemaakt. Vroeger waren er twéé teams in heel Nederland. Daar was je aan gewend, daar was je eigenlijk ook al blij mee". De toeloop doet Ans Boerman ook optimistisch de toekomst inblikken: „We verwachten nu gewoon meer teams. UD denkt er bijvoorbeeld al aan om een dames-elftal op te richten en in andere verenigingen wordt die gedachte ook steeds sterker". De Dames Bond denkt zelf ook over die toekomst. „Het is zo maar een idee, maar misschien gaan we volgend seizoen al met twee divisies draaien. Als de krachtsverhoudingen bekend zijn moet dat ook kunnen". Welk niveau de dames op de cricket-mat bereiken valt voor Ans Boerman moeilijk te schatten. „Ik weet wel dat de Engelse coaches die hier twee weken terug waren, redelijk tevreden waren. Natuur lijk, het niveau dat nu al in Engeland is bereikt halen we nog lang niet, maar het schijnt toch zo te zijn dat ook Nederlandse dames een aardige bal slaan". Op zich al een prestatie. Cricket is voor de modale Nederlander niet alleen een onbekende sport, maar daarbij nog moeilijk ook. Ans Boerman: „Maar geen pur sang mannensport. Dat zie je duidelijk in de Engels-sprekende landen. Daar zijn de dames al vijftig jaar echt actief. Wordt de sport ook gced beoefend. En, eigenlijk is het niet zo vreemd dat de sport nu ook in Nederland bij dames gaat leven. De meeste meisjes die nu cricket gaan spelen, leven thuis in een cricketwereldje. Gingen ook vaak kijken. Nu is de mogelijkheid er, om het'zelf te spelen. Voor mij bijvoorbeeld ideaal. Ik ben niet zo'n aan-de-kant-zitterd". Maar ook geen Dolle-Mina-type. Hoewel ze stelt: „Het jaar van de vrouw, de voortgaande emancipatie heeft natuurlijk ook meegespeeld bij de opleving van de dames-cricket-sport. Op de krachtsporten na, kan je als vrouw nu toch vrijwel elke sport beoefenen? Voor ons een goede ontwikkeling, maar voor de verenigingen ook. Het clubleven bloeit meer als er ook vrouwen in die club zijn. Want, laten we reëel zijn: een club zonder vrouwen is toch uit de tijd GERT-JAN ONVLEE Jan Kerkvliet: „Inzet en mentaliteit beter gewor den." (Van onze sportredactie) ROELOFARENDSVEEN „Het is gemakkelijker om je te handhaven in de vierde klasse van de KNVB dan promoveren uit de afdeling Leiden. Er heerst dan tenminste niet meer die druk om eindelijk eens kampioen van die afdeling te wor den. Je speelt veel ge makkelijker, minder ver krampt in ieder geval." De 43-jarige Jan Kerkvliet kijkt vlak voor het einde van zijn eerste seizoen als trainer van DOSR reeds met één oog naar die vierde klasse van de KNVB. Voor hem is het vrijwel zeker dat DOSR morgen dank zij een mrerannnint? on Ammprttnl on een beter doelgemiddelde dan Oudewater de titel in groep B van de Leids/Goudse competitie binnen haalt. Toch wil hij ook weer niet al te voorbarig zijn. „Het is altijd erg moeilijk om van zulke wedstrijden progno ses te geven. Het kan tenslotte voorkomen dat je de gehele wedstrijd een overwicht hebt en dan toch niet wint Je kijkt maar naar die wedstrijd van afgelopen zondag tegen VNL. Je staat na één minuut spelen al met 1—0 achter. Dan moet je toch maar weer zien dat je twee doelpunten maakt. Ik zie dat kampioenschap echt wel zitten, maar dan zal er toch eerst ge voetbald moeten worden. Je moet uitkijken dat je zo'n ploeg als Ammerstol niet onderschat." De nederlaag tegen Unitas van negen competitiedagen geleden kenschetst oud-jeugdvoorzitter Jan Kerkvliet als de grote om mekeer voor DOSR in dit seir zoen. Sinds die wedstrijd leed DOSR geen puntenverlies meer. „Ik dacht dat .je op een bepaald moment blij mocht zijn met zo'n nederlaag. Het was een waar schuwing voor de spelers. Tegen hooggeplaatste ploegen werden overwinningen geboekt, terwijl van teams die ergens onderaan stonden werd verloren. Gewoon door onderschatting van die op papier zwakke ploegen. Dat was halverwege het seizoen ook al het geval. Toen heb ik na de nederlaag tegen VNL al een paar spelers laten vallen en niet meer naar het eerste elftal te ruggehaald. Kijk, er zijn spelers, die kwalitatief bezien in een eer ste elftal thuis horen, maar ge woon een slechte mentaliteit hebben en andere spelers daar in meeslepen. Na die verloren wedstrijd tegen Unitas is de mentaliteit en de inzet van de spelers stukken beter gewor den." Met een verbetering op juist die twee punten, bereikte Kerkvliet wat hem reeds aan het begin van het seizoen voor ogen stond. „Voetballen stond bij de eerste elftalspelers van DOSR op de tweede plaats. Er, werd veel te gemakkelijk over gedacht. Ik wil mij uiteraard niet bemoeien met het prive-le- ven van mijn spelers, maar als ze 's zaterdags gaan stappen, behoeven ze de andere dag niet De late greep naar de macht in groep B kwam voor pro deo- trainer Jan Kerkvliet niet als een grote verrassing. „Toen Kic kers '69 in het begin van het seizoen zo hard van stapel liep, dacht ik dat het zo maar naar het kampioenschap zou hollen. Maar in een competitie van ze sentwintig wedstrijden moet je met alles rekening houden. Ook met het feit, dat zo'n koploper andere tijden kan meemaken. Je kan tenslotte niet zesentwin tig wedstrijden lang de ranglijst aanvoeren. Zo'n competitie is gewoon een slijtageslag. Dat geldt voor ons helemaal, als we ook nog eens een beslissings wedstrijd tegen VTL moeten spelem." PIET VAN DAM RIA BAKKEK, VOORZITSTER JUBILEREND SCYLLA; ki Van onze sportredactie LEIDEN „We hebben gloriejaren gekend waarin het gewoon niet fout kon. Toen gingen er spelers v« weg. Een Bert van der Hel, Ed van der Berg, ze er konden bij andere verenigingen gewoon meer geld g£ verdienen. Terecht dat ze weggingen. Je zou op zo'n nJ momment een dief van je eigen portemonnaie zijn als je het niet zou doen. Maar wij zaten er natuurlijk j wel mee." a; Scylla-voorzitster („Of is het voorzitter, ik zal het eens nakij ken") Ria Bakker, laat vijfen twintig jaar (Scylla) tafletennis aan rich voorbij trekken. Jaren waarin sportieve hoogtepunten konden worden genoteerd in de late jaren zestig - twee landsti tels voor de heren, een voor de dames - maar waarin ook ander hoogtepunten verborgen liggen. Zoals de overgang van de „Mors" naar het eigen home aan de Catharijnestraat, nu vier jaar geleden. Ria Bakker noemt die verhui zing naar de zelf verbouwde, oude broodfabriek „een mijl paal" in het Scylla-bestaan. „We kwamen vanuit een accommo datie, die ook wel goed was, maar niet van jezelf, naar een echt eigen gebouw. Waar je ze ven tafels hebt in plaats van vier. Tafels waar je nu ook de hele dag op kan spelen, terwijl je. vroeger pas na acht uur aan de slag kon. Nee, voor Scylla is dat een hele belangrijke stap geweest." Ook de hechte onderlinge band tussen de leden bleef. „Vroeger speelden we allemaal zo'n beetje tegelijk. Kwam je elkaar toch wel tegen. Maar ook na de ver huizing is de band, minder ge dwongen, toch hecht gebleven." Ondanks de overgang naar het eigen clubhuis, een grote stap voorwaarts, bleven de prestaties van Scylla minder. Hoewel Ria Bakker stelt dat de prestaties in de breedte nog bijzonder goed rijn („Het tweede zou even hoog kunnen spelen als het eerste team") is het toch een feit dat de heren zich niet in de hoogste klasse wisten te handhaven. Ook de dames moesten dit jaar de ereklasse achter zich laten. Oorzaken zijn voor Ria Bakker niet moeilijk aan tw wijzen. „Die spelers vertrokken inder tijd niet voor niets. Scylla mist wat de andere verenigingen in de ereklasse wel hebben: geld, een goede sponsor. Maar, afge zien daarvan geloof ik toch niet dat wij, als we het geld zouden hebben, een compleet team zou den aankopen. Dat kan voor een vereniging nooit goed rijn. Ze ker niet voor een club waar je jeugd zo sterk is als bij Scylla." Die jeugd vormt een belangrijke schakel in het streven van Scyl la: het terugvinden van de top met behulp van eigen kweek. Ria Bakker: „Daat zit handen vol werk aan. Maar ik dacht dat we toch wel op de goede weg rijn nu. Als je riet dat Sandra de Kruijff twee titels pakt op de Nederlandse kampioenschap pen, dat weet je dat het goed LEIDEN Bettine Vrie- sekoop, de jeugdige A van- ti-speelster die binnen twee jaar de Nederlandse damestop bereikte, gaat niet naar Scylla. Bettine traint wel regelmatig bij de Leidse vereniging, heeft daarbij in Gerard Bakker („Scyllaan" in hart en nieren) haar per soonlijke begeleider. Ria Bakker over die com binatie: „Het is een nor male zaak dat er in deze situatie geruchten komen dat Bettine naar Scylla zou gaan. Maar het enige wat wij doen is een uniek talent zoveel mogelijk be schermen. Verder om hoog helpen. Dat zou ie dere vereniging in elke si tuatie moeten doen". En besluitend: „Bettine speelt nu ereklasse met Avanti. Ze zou toch gek zijn als ze met haar talent een jaar lager zou gaan spe len?" Overigens zal Nora Bak ker, de huidige begeleid ster van de Scylla-dames na een jaar op non-actief te hebben gestaan, wel weer voor Scylla gaan spelen. Met Sandra de Kruijff is een groep van tien, taalf jeugdigen ook driemaal drie uur in de week onder leiding van Theo Bakker hard aan het trainen om de top te bereiken. „Je moet tegenwoordig ook wel erg jong beginnen. Dat is de tendens in elke sport, ook met tafeltennis. Die kinderen hebben nog geen sociale verplichtingen aan hun hoofd. Ze gaan naar schoo doen verder wat ze leuk vinden Voor die groep jongens en meis jes is dat tafeltennis. Want ooi naast die training rijn ze door deweeks echt nog wel voor zich zelf bezig." Een ontwikkeling waar, zeke voor Scylla toekomst in zit „Jongens als Rob Regeer, Frit Kantebeen en natuurlijk Sandra de Kruijff moeten vei kunnen komen." Scylla vijfentwintig jaar tafel tennis, ook vijfentwintig jaai „lastig"? Ria Bakker meent van niet stelt dat het de laatste jart duidelijk beter gaat. Dat contacten met de Bond elk sei zoen verbeteren. Maar duikl toch even in het verleden. „Je moet op een gegeven mo ment wel kiezen. Je kan spelen om mee te doen, voor de sporti- viteitsprijs, maar je kan ooi spelen om te winnen. Een com binatie van die twee zaken is niet te vinden, zeker niet in de tafeltennissport. Scylla heeft altijd gekozen voor het spelen! om te winnen. Maar nooit on sportief, dat vergaten sommige mensen wel eens...." GERT-JAN ONVLEE ei. ■en ikl I ioI enl "1 ok

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1976 | | pagina 4