NOBELPRIJS
IS
ALS
EEN
PAARDEN-
REN
HET
IS
ÉÉN
GROTE
BOONSOEP
HETKOMT
ER
HOLDER
DEBOLDER
UIT
regende en die vol sombere kleuren was. Dat
was Van Goghs begintijd." Later toen hij een
genie was, scheen voortdurend de zon op zijn
schilderijen. Ik nam me destijds voor ook die
periode van Het Genie te beschrijven, als ik zelf
een genie was geworden. Dat boek is er nooit
van gekomen.
Voor de rest weet ik niets van mijn werk. Als
iemand me zegt, dat „De Kapellekensbaan"
mijn beste boek is, dan geloof ik dat en zeg ik
het'tegen iemand die me naar mijn beste boek
vraagt. Komt er daama een ander, die
„Menuet" het beste vindt, dan geloof ik dat en
vertel ik dat verder. Het interesseert me niet,
net zo min als ik iets om de kritiek geef. Critici
proberen je in een hokje te duwen. Dat is
gemakkelijk voor ze, want dan hoeven ze
alleen nog maar een paar cliché's te gebruiken
bij het bespreken van een boek. Als je eens wat
anders maakt, zijn ze volkomen de kluts kwijt.
Dat gebeurt bij mij dus altijd. Ik schrijf waarin
ik zin heb, ik doe maar aan; er is geen peil op
te trekken.
Geef me dan maar die gewone, niet gestudeerde
arbeider, die me Ooit in het boemeltje naar
Gent aansprak en zei: „Ik heb uw boek Pieter
Daens gelezen en ik moest twee keer
ophouden". Om te slapen en eten zeker? zei ik.
„Nee, meneer Boon, omdat de tranen me in de
ogen kwamen". Ik ben met de man een pintje
gaan drinken en toen zei hij nog: „Als ik dat
boek las, het was alsof er voor mij een deur
openging". Dat is voor mij eindeloos veel meer
resultaat is een lijvige documentaire geworden
over de allereerste socialisten, die nog niet goed
wisten wat ze nou precies wilden en daarom de
maatschappij maar omver wilden werpen, en
over de echte anarchisten, die rond de
eeuwwisseling bommen gooiden en treinen
deden ontsporen. Allemaal zeer opwindend.
Twee jaar lang heb ik me ingeleefd en de
enorme hoeveelheid feitenmateriaal zo
verwerkt, alsof ik het allemaal zelf heb
meegemaakt. Op de kaft komt een zwarte
afdruk van mijn linker hand, zodat ze in het
najaar wel zullen zeggen: De zwarte hand van
Boon slaat weer toe."
Kort na het uitkomen van zijn indrukwekkende
Pieter Daens, waarin de sociale strijd aan het
einde van de vorige en het begin van deze eeuw
zo hartverscheurend en indringend wordt
beschreven dat je het boek graag verplicht zou
willen stellen, liet Louis Paul Boon het
kluchtige niemendalletje „Mieke Maaike's
obscene jeugd" het licht zien. De literaire
wereld was geschokt. Is hij ook nu weer van
plan zijn lezers na „De zwarte hand" in de
grootste verwarring te storten? Na een korte
hoosaardige glimlach vertelt hij: „Met Pieter
Daens, waarin partij werd gekozen voor een
sociaal bewogen katholicisme tegen het liberale
katholicisme van die dagen, had ik plots genade
gekregen van een hoop paters en pastoors, die
bij mij op bezoek wilden komen alsof ik een
nieuwe god was. Ik hou niet van heldenverering
en om daar een einde aan te maken heb ik
zag, heb ik het boek meteen weer
teruggebracht."
SOCIALE GRAP
De hoppigheid van het alcoholvrije bier lijkt de
lusteloosheid goeddeels te hebben opgeheven,
zodat de tijd rijp schijnt voor een poging om
de schrijver zijn literaire credo te ontlokken. In
zijn boek „De Kapellekensbaan" laat hij zich op
een gegeven moment toespreken met de
woorden: „Want hoe gij het ook moogt keren of
draaien, het loopt toch altijd op een sociale
grap uit." Een geloofsbelijdenis in de notedop,
omdat de sterke sociale bewogenheid in het
omvangrijke oeuvre wordt afgewisseld met het
komische? Het antwoord is ontnuchterend: „De
Kapellekensbaan, even denken, dat moet in
1953 zijn geweest. Ik herinner mij het boek niet
meer zo, want ik heb het nooit meer herlezen.
Nou, dat van die sociale grap zal er dan wel
zo in staan. Maar wat er precies de betekenis
van is? Ik ben niet zo professioneel, dat ik voor
elk geschreven woord een verklaring weet. Ze
vragen van een schrijver altijd meer, dan hij
heeft bedoeld. Daar kan ik me allemaal niet
mee bezighouden. Ik ben gewoon een
schrijfmachine geworden. Het komt er allemaal
holderdebolder uit. Ik leef gewoon verder
zonder veel terug te kijken. Ik zie het niet zo
duidelijk meer. De jaren beginnen te telleh. Ik
wil rust hebben".
Die rust zal hij wel nooit krijgen, want: „Omdat
Louis Paul Boon, kandidaat voor de Nobelprijs
[oor literatuur te Erembodegem, België, drinkt
[iet meer. Met een gezicht, dat zwijgend al
neer dan genoeg zegt hoe moeilijk hem dat
besluit gevallen moet zijn, en met trage
[ebaren vertelt de schrijver vermoeid en
(angeslagen door een teveel van de dagen
trvoor of een te weinig van deze dag, dat het
leven van de laatste tijd een beetje te
aangrijpend is geworden. Van heinde en verre
ttromen dagelijks bewonderaars en
belangstellenden naar het kleine dorpje bij
Aalst, waar de schrijver zich aan een
(ïauwelijks te vinden landweggetje probeert
Schuil te houden temidden van zijn befaamde
fen beruchte Feminatheek. „We hadden gehoopt
jlat het zondag eindelijk eens rustig zou zijn.
pchiet er hierachter een stuk bos in brand. Na
het blussen konden we de pompiers natuurlijk
[liet zo maar laten gaan, dat spreekt", zegt hij
pm duidelijk te maken dat de zondagsrust
iverd ingeruild voor uitgebreide
pablussingswerkzaamheden, die dankzij zijn
persoonlijke leiding in ieder geval zeer nat zijn
geweest.
Dp het onderonsje met de plaatselijke pompiers
ha houdt de aanloop bij Boon op de een of
hndere manier verband met zijn steeds
groeiende kansen op de Nobelprijs in het
hajaar. Vorig jaar al werd zijn naam
hardnekkig genoemd, zodat op de dag van de
bekendmaking van de prijs half België in, op
en bij zijn bungalow kampeerde. „Een paar
waard dan al die bombastische kritiek in de
kranten."
Mieke Maaike's" geschreven.
Na „De zwarte hand" zal dat wel niet nodig
zijn, dus kan ik het wat rustiger aan doen. Bij
het doorwerken van de politie-archieven ben ik
zoveel mooie dingen tegengekomen, dat ik die
ga bundelen. Ik ben van plan in een nieuw
boek een jaar lang, bijvoorbeeld van
nieuwjaarsmorgen tot oudjaarsavond, het
politieverslag te volgen en zoveel mogelijk de
rapporten over brandstichting, verkrachting,
moord, ruzies en diefstallen letterlijk over te
nemen. Die politiemensen hebben totaal
onberoerd de afschuwelijkste dingen
opgeschreven. De getuigen vertellen hun
verhaal in de meest platte en schunnige
woorden. En dat allemaal zo onbewogen, dat
het echt ontroerend wordt"
ik niets anders kan en niets anders te doen heb,
schrijf ik de hele dag. Ik kan het schrijven niet
laten. Ik zit daar veel te graag aan tafel met
een hoop papier rond me. Als ik niet zo bang
was in de auto, zou ik misschien meer rijden,
wat van de wereld gaan zien. Maar nu doe ik
niets dan schrijven. Waarom, ik weet het niet.
Zoals iemand graag gaat vissen, zo zit ik graag
met een stylo te wachten tot ik iets beet heb.
Van andere schrijvers verschil ik dan nog,
doordat die een verhaaltje verzinnen en daar
een boek van maken. Ik kan niet zo maar iets
verzinnen en dat neerschrijven. Ik schrijf over
de werkelijkheid. Er komen mensen naar Aalst,
die met „Pieter Daens" in de hand de stad
bezichtigen. Het is allemaal herkenbaar, al
plaats ik weieens een wijk aan de andere kant
van de stad als me dat beter uitkomt. Andere
boeken als „Zomerdagdroom", die wat
fantastischer lijken, zijn gebaseerd op mijn
dromen en die zijn dus ook werkelijkheid. Want
ge kunt tenslotte toch ook uw droomleven
beschrijven. Nou, die plaatsgebonden en
persoonlijke onderwerpen wil ik zo optillen, dat
iedereen voelt alsof ze van zichzelf zijn. Dat is
de kunst van het schrijven."
ZWARTE HAND
Ook zijn nieuwste boek, dat in het najaar zal
verschijnen, is zeer nadrukkelijk in Boons
geboortestad Aalst gesitueerd. Het krijgt de titel
„De zwarte hand" met als onder titel: „Over de
opkomst van het anarchisme in het
industriestadje Aalst". „Het is een soort
tegenhanger van Pieter Daens", wil de schrijver
er nu al over kwijt. „Ik heb er twee jaar alle
politie-archieven voor doorgewerkt en het
dagen tevoren waren er al mensen van de PTT
gekomen, die ongevraagd en onaangekondigd in
(het gazon gingen spitten. Bij navraag bleken ze
een speciale telefoonlijn met de studio's van de
BRT aan te leggen, die alles rechtstreeks wilde
I uitzenden. Op de dag zelf zat het kot vol met
journalisten, die allemaal exclusief uit mijn
•mond wilden horen hoe ik zou reageren op de
I prijs. Ik voelde me net een astronaut die naar
de maan geschoten gaat worden. Iedereen zat
i af te tellen. Drie, twee, een...mislukt." -
BOONSOEP
Louis Paul Boon. Is hij werkelijk de
vrijgevochten rebel, die in zijn boeken met
conventies de draak steekt, tegen zere schenen
schopt en tegelijk zo onberekenbaar is dat hij
en passant ook een hoogst humoristisch
kookboek heeft gemaakt?
„Er zitten in mij zoveel totaal verschillende
Louis Paul Boons, dat ik niet zou kunnen
zeggen wie ik ben. Van mijn moeder heb ik een
slecht karakter gekregen, van mijn vader heb
ik de sulligheid geërfd en het vertellen heb ik
van mijn grootvader.
De Feminatheek, mijn verzameling naaktfoto's,
dat moet weer van een andere overgrootvader
zijn. Als jongetje al was ik iemand met allerlei
verscheurende elementen in zich, een poel
waaruit als je er in roert, nu eens een vis en
dan weer een oude schoen tevoorschijn komt.
Ik heb allerlei illusies gehad, chirurg worden en
een paar uur later clown in een circus. Het is
er allemaal niet van gekomen. Uiteindelijk ben
ik journalist geworden, waarschijnlijk omdat ik
altijd graag met een krant speelde. Ik kon uren
naar het ritselen van het papier luisteren, totdat
ik erbij in slaap viel. Daarom zal ik wel bij een
krant zijn gaan werken.
Al mijn voorvaders zitten elkaar in mijn hoofd
te bestoken. Het is allemaal één grote
Boonsoep".
JAN NIES
FOTO'S: MILAN KONVALINKA
VOORSCHOT
[insiders en andere koffiedikkijkers achten de
i kansen van Louis Paul Boon op de prijs van
dit jaar groter dan ooit, zeker nu enkele van
!zijn boeken zijn vertaald en in Zweden
uitgegeven. Daartoe aanvaardde een Zweedse
uitgever de barre tocht naar België, waar hij
traditiegetrouw vorstelijk werd ontvangen: „Ik
heb de man gevraagd, of ik niet een voorschot
op de Nobelprijs kon krijgen",
j Zelf acht hij zijn kansen niet al te hoog: „Het
is net als paardenren: je weet nooit welk paard
als eerste aankomt. Maar spaar me voor de
gevolgen als ik hem inderdaad zou krijgen. Nog
meer mensen over 'de vloer. Van de andere
kant zou het wel een grote eer zijn dat in
Zweden de Nederlandse literatuur eindelijk is
ontdekt en wordt gewaardeerd. En dat mij dan
nog die eer te beurt zou vallen, nou ja... Krijg
ik hem niet, dan nog geen getreur. Hoewel, dat
geld is altijd mooi meegenomen. Van mijn
boeken en het pensioentje van de krant kan ik
niet leven, want al die bezoekers ontvangen
kost wel een paar franken. Daarom schrijf ik
al vier jaar lane, sinds mijn pensionerine. dae
in dag uit een cursiefje voor mijn oude krant,
De Vooruit in Gent. Het wordt nu tijd om eens
een dag of acht vakantie te nemen."
Uitgeput door zoveel diepzinnigheid op een
I alcohol-loze dag acht de schrijver de tijd
gekomen om zijn bezoek omtrent wat meer
huishoudelijke zaken in te lichten. Eerst wordt
echter een hoeveelheid alcoholvrij bier
aangesleept om de smaak van de ellende een
beetje te vergeten. De drank verdwijnt in een
beker, die even tevoren nog met iets anders
was gevuld. „Ja", licht zijn vrouw Jeanneke toe.
„Lowie drinkt de hele dag uit dezelfde tas.
Thee, bier, soep, whisky en noem maar op."
Verder wordt medegedeeld, dat de werkdag in
huize Boon des morgens rond zeven uur een
aanvang neemt, als hij aan de tafel aanschuift
om te gaan schrijven tot ongeveer half twaalf.
Na een middagdutje wordt er weer van twee tot
half zes gewerkt, waarna de dag gewoonlijk
wordt afgesloten met televisiekijken. „Maar
daar zie ik vaak niet veel van, omdat ik te zeer
met mijn boeken bezig ben. In gedachten zit ik
hele stukken te schrijven, terwijl ik in het
gunstigste geval nog wat schimmen op de
televisie voorbij zie trekken. Als ontspanning
doe ik soms aan schilderen, tekenen en
beeldhouwen. Maar ook dan zit ik ondertussen
een nieuw boek uit te broeden. Dat kan ik nu
eenmaal niet laten.
Lezen doe ik niet veel, want als ik een boek
lees dan staat het me bijna nooit aan. Om toch
een beetje op de hoogte te blijven bespreek ik
voor Hollands Diep nieuwe boeken, maar daar
hou ik mee op. Het is te vermoeiend. Bovendien
bekijk ik een boek zo persoonlijk, dat ik het
niet graag in het openbaar kraak", zegt hij,
waarna hij vertelt waarom hij „Eline Vere" van
Couperus nooit heeft gelezen: „Een paar jaar
geleden heb ik dat eens uit de bibliotheek
gehaald. Het was zo'n ouderwetse uitgave, waar
op de laatste bladzijde, zoals dat vroeger de
gewoonte was, het woord „einde" stond
gedrukt. Iemand had daar „lijk" achter
geschreven. Toen ik dat bij het doorbladeren
Zodra een nieuw boek is voltooid, lijkt het voor
Louis Paul Boon voltooid verleden tijd te zijn
geworden, alsof hij er niets meer mee te maken
heeft. Een voorkeur voor een bepaald werk
heeft hij dan ook niet: „Er is niet één boek,
waar ik zelf zeer enthousiast over ben. Als ik
er van overtuigd was, dat ik een meesterwerk
heb geschreven waarin ieder woord klopt en
niet één létter teveel staat, dan zou ik met
schrijven zijn opgehouden. Als ik een
manuscript klaar heb, ben ik er enthousiast
over. Maar bekijk ik daarna de drukproeven,
dan zie ik hopen fouten en vergissingen en
neem ik me heilig voor een beter boek te gaan
schrijven.
Aan het begin van mijn schrijversloopbaan
maakte ik „Abel Gholaerts" over de donkere
periode van Van Gogh, waarin het altijd