Halve eeuw
op zoek
naar verhaal
achter
postzegel
Massaal
onderzoek
baarmoeder
halskanker
te overhaast
i Nog steeds wordt in Parijs herdacht dat ballon een belangrijkë rol hebben gespeeld bij het
1870-71.
Den Haag - De Haagsehe Ballon Club viert deze maand het veertigja
rig bestaan, Geen feesten, geen partijen. Voor voorzitter Jan Boesman
echter wel een reden om de aero-filatelie eens in het zonnetje te
zetten. Hoewel er nauwelijks een aero-filatelist te vinden is die zich
in een ballonmand waagt, heeft deze vorm van luchtvervoer een
enoime betekenis voor de verzamelaars van eerste-dag-enveloppen en
wat dies meer zij. En daar Jan Boesman behalve beroemd ballonvaar
der ook voorzitter is van „De Vliegende Hollander", de vereniging van
deze verzamelaars, weet hij alles over deze intensieve vrijetijdsbeste
ding te vertellen.
Den Haag Aero-filatelisten zijn
vaak rustige mensen. Mensen van
de moderne tijd, met maar één
uitgesproken hobby: het graven in
de historie van het postvervoer
door middel van (natuurlijk) post
zegels: maar vooral ook door het
verzamelen van alle geschriften
handelend over bepaalde periodes
in de geschiedenis, die nauw ver
band houden met de posterijen en
speciaal de luchtvaart. Of een
randje rond een postzegel nu wel
of niet goed gekarteld is, interes
seert hen veel minder. Het is meer.
De vijfhonderd leden van de aero-
filatelisten vereniging „De Vlie
gende Hollander" weten dat. On
danks misschien hun uiterlijke on
bewogenheid, weten deze verzame
laars een fanatieke drift aan de
dag te leggen als het om de post-
luchtvaart gaat. Ook al beschrijft
voorzitter Jan Boesman, samen
met wederhelft Nina, bekend door
de zichzelf zelf als één van dege
nen, die het met de filatelie niet
zó ernstig nemen dat zij er al hun
vrije tijd insteken. Toch geeft hij
daarentegen grif toe dat het alle
maal „bloed, zweet en tranen"
kost, voordat je een representatie
ve verzameling in je bezit hebt. En
geld, maar daar mag je, zo zegt hij,
niet naar kijken. Niet alleen liefde
maakt dus blind.
Dat Jan Boesman zich met aero-fi
latelie bezig houdt mag niet ver
wonderlijk heten. „De Ballon"
neemt alle tijd in beslag. Een dage
lijkse gang naar kantoor is er voor
hem dan ook niet bij. Evenmin is
het verwonderlijk dat hij zich als
„Vliegende Hollander" speciaal op
de geschiedenis van de ballonvaart
heeft gestort. Er is zelfs een manu
script in de maak over de rol van
de drie ballons, die in Nederland
landden tijdens het Beleg van Pa
rijs door de Duitsers in 1870/71.
Een kleine halve eeuw geleden
werd het populair wat die vijfhon
derd Nederlanders nu doen: het
sparen van allés dat met luchtpost
te maken heeft. „Zeg maar liever
verzamelen, want sparen doe£ me
denken aan suikerzakjes, en zo
simpel moet je het nu ook weer
niet zien", zegt Jan Boesman. Waar
ligt dan het verschil? „Mag ik het
zo zeggen?: Je begint met het spa
ren. van iets: die# suikerzakjes bij
voorbeeld. Als hel echt je interesse
heeft, ga je ermee door. Je doet
wat meer moeite om een, als het
kan, exclusieve verzameling op po
ten te zetten. Kijk, dan ben je een
verzamelaar. Wat wij nu doen gaat
nog een stap verder. Wij zoeken het
verhaal achter de postzegel, en dat
completeer je dan met foto's, brie
ven en documenten". Het gaat er
bij ons dan ook niet zozeer om, om
de buurvrouw of de familie nu
eens te laten zien, hoe geweldig
onze verzameling nu wel is. Wij zijn
meer thuis-studerenden. En, de fa
milie of zonodig de buurvrouw,
kan ons thuiswerk zien op onze
jaarlijkse tentoonstelling op Schip
hol", aldus Jan Boesman.
Altijd op Schiphol, die tentoonstel
ling van „De Vliegende Hollander"
want de voorliefde voor onze natio
nale luchtvaartmaatschappij zit de
aero-filatelist in het hart gebakken.
„Het was na de eerste Indië-vlucht
van de KLM door Smirnoff, dat de
aero-filatelie een doorbraak maak
te", herinnert zich Jan Boesman,
die ook nog voorzitter is van Fede
ration International Société d'Aero
Filatelie, de overkoepelende we
reld-organisatie. „Het was voor die
tijd, 1933, een ongekend gebeuren,
dat nog meer glans kreeg door het
speciale vervoer van eerste-dag-en
veloppen. Behalve de echte verza
melaars wilden vele anderen ook in
het bezit komen van dergelijke en
veloppen. En de KLM voldeed zo
veel mogelijk aan deze verzoeken.
Het spannende daarnaast was, dat
men direct na landing die envelop
pen wilde hebben. Daarom hebben
enkele tientallen postbestellers aan
geboden de enveloppen, zodra ze
binnen waren, te bezorgen. Met
auto's, motorfietsen en fietsen
werd de post op alle mogelijke en
onmogelijke uithoeken van ons
land nog dezelfde avond aan huis
gebracht. Het werd een sport, wie
de eerste enveloppe in huis had,
want dan pas kwam er een stempel
met datum en tijd op. Als ik me
niet vergis waren mensen in Den
Helder de eerste gelukkigen".
Die goede oude tijd bestaat niet
meer. Heel zelden opent de KLM
een nieuwe luchtlijn, zodat er niet
zoveel eer meer te behalen is met
die eerste-dag-enveloppen. Toch
worden ze nog regelmatig uitgege
ven. Een exemplaar waar Jan
Boesman best trost op is, is er een
uit Haitie, dat juist daarom bijzon
der is, omdat er ook nog een post
zegel op prijkt met zijn beeltenis.
„Een aardigheidje van de posterij
en daar, toen wij er als eersten met
een ballon kwamen". De romantiek
is er dus een beetje van af, zeker
ook omdat het huidige luchtver
keer zich niet in een sterke popula
riteit onder aero-filatelisten be
vindt. „Het gebeurt weieens dat één
van onze leden met materiaal komt
over bijvoorbeeld ruimtevaart,
maar dat is, eerlijk gezegd, geen
kunst om aan te komen. Iedereen
kan foto's over ruimtevaart krij
gen, daarom is één van de stelre
gels bij „De Vliegende Hollander"
dat er alleen oud-materiaal verza
meld wordt, tenslotte, waar vind je
dat nog?". Hoe zeldzamer, hoe
mooier, is nog zijn stelregel.
Het blijkt dat veelal op internatio
nale veilingen nog authentiek mate-
doorbreken van het beleg van
riaal verkrijgbaar is. Daar vandaan
heeft Jan Boesman ook het over
grote deel van zijn verzameling ge
haald. Over zijn specialiteit: het
Beleg van Parijs, is echter heel
weinig materiaal meer voorhanden.
Toch toont hij, niet zonder trots,
twee dikke multomappen vol au
thentieke brieven, enveloppen, aan
gevuld met prentbriefkaarten en
tekeningen. „Daar is heel. moeilijk
aan te komen. Kijk", en wijzend
naar een zo op het oog vodje pa
pier, waarop in oud-ïYans hand
schrift een tekst staat, „daarvan
bestaan er maar honderd in de hele
wereld, terwijl er in totaal „slechts"
tweehonderdvijftig van zijn ge
drukt". Het blijkt een persbericht
te zijn van het persbureau HAVAS
over de situatie in bezet Parijs.
Enige miljoenen Fransen waren in
1870 van de buitenwereld afgeslo
ten. Toch kon dit persbureau be
richten kwijt: door middel van de
ballon. „Er ontstond in die tijd een
géimproviseerde luchtpostdienst.
Een tot tweemaal per week werd
een ballon opgelaten vanuit Parijs,
en ook weer terug vanuit bevrijd
gebied. Tours om precies te zijn.
Het gebeurde ook wel dat de Parij-
zenaars ballonnen oplieten met
postduiven aan boord. Kwam een
ballon door de wind te ver van
Parijs, dan liet men vanuit Tours
postduiven los. Brieven zijn dan
natuurlijk onbruikbaar. Maar daar
vonden ambtenaren wat op. Zij
konden, met gebruik van de tover
lantaarn, berichten zo klein schrij
ven, dat het makkelijk in een ko
kertje om de poot van de duif kon.
Dat is, voor zover mij bekend, de
eerste maal dat van „micro-films"
gebruik werd gemaakt".
Drie ballons uit die „beleg-periode"
zijn in ons land geland. Jan Boes
man: „Het is de vraag of dit door
de wind kwam, of dat het opzet
was. Dat uit te vinden maakt filate
lie zo boeiend. Ik zou graag willen
weten, aan de hand van geschriften
uit die tijd hoe de mensen aan
boord van die ballon gevaren heb
ben. Wat moesten die ongetwijfeld
onervaren mensen zich gevoeld
hebben. Is er veel post aangeko
men? En, dat ben ik nu aan het
onderzoeken", zegt Jan Boesman
nuchter. Vele uren brengt hij mo
menteel door in diverse bibliothe
ken, om ook maar iets, al is het
vaak weinig, aan de weet te komen.
Hij vindt dat geweldig leuk, en
leerzaam. Daarom, zo vindt hij,
zouden meer mensen aero-filatelis
ten moeten worden. Meer in ieder
geval dan vijfhonderd actieve le
den van „De Vliegende Hollander".
Ontzettend veel meer dan in Den
Haag ook, zegt ras-Hagenaar Boes
man. „Den Haag was de eerste
stad, waar in 1785 aan luchtvaart
werd gedaan. Nu kent Den Haag
geen enkele vereniging meer, die
zich met luchtvaart bezig houdt.
Het zou best nuttig zijn als hier
eens een groep geïnteresseerden
bijeen kwam". Een soort van wens
droom van Jan Boesman.
Lex Niggebrugge.
ROTTERDAM - Baarmoederhalskanker. Jaarlijks sterven 450 Neder,
landse vrouwen aan deze vorm van de ziekte waartegen nog zo weinig
kruid gewassen lijkt. Vrouwenbewegingen en politieke partijen hebben
er bij staatssecretaris Hendriks van Volksgezondheid op aangedrongen
dat er een landelijk bevolkingsonderzoek komt. Met als gevolg dat
de bewindsman acht miljoen gulden heeft uitgetrokken om voorlopig
in Rotterdam, Utrecht en Nijmegen een dergelijk project van de grond
te brengen. Deze drie experimenten worden volledig door de overheid
gefinancierd. In Leiden gaat per 1 oktober een onderzoek van start
met gedeeltelijke subsidie van het rijk. In Utrecht en Nijmegen wordt
binnenkort begonnen en in Rotterdam zijn inmiddels sinds 1 februari
5000 vrouwen getest. De directeur van de Rotterdamse GG en GD,
prof. Dr. L. Burema, heeft echter grote bedenkingen tegen de manier
waarop er nu te werk wordt gegaan.
Bij een bevolkingsonderzoek is de
procedure ongeveer als volgt: Men
begint met een eenvoudig uit te
voeren test In geval van een onder
zoek naar baarmoederhalskanker
is deze eerste fase het inmiddels
welbekende „uitstrijkje". Hierna
kan al een eerste schifting worden
gemaakt tussen vrouwen die nega
tief en vrouwen die positief reage
ren. Bij een positieve reactie is er
sprake van „dubieuze" cellen die
onder de microscoop worden ont
dekt. In dat geval wordt opnieuw,
en dan uitvoeriger, een uitstrijkje
genomen. Bij een zelfde positief
resultaat wordt overgegaan tot de
volgende onderzoekfase. Op dat
moment begint de kritiek van Prof.
Burema. Kritiek die hij, en vele
artsen met hem, al hadden voordat
men met het bevolkingsonderzoek
startte, kritiek die nu wordt beves
tigd.
De volgende fase is namelijk, dat
er een stukje weefsel uit de baar
moeder moet worden weggehaald
om aan een grondig onderzoek
door de patholoog-anatoom te wor
den onderworpen. Voor deze in
greep moet een vrouw drie dagen
in het ziekenhuis worden opgeno
men. Sommige artsen menen dat er
in dit geval geen sprake is van een
operatie. Dr. Burema meent van
wel. „Een vrouw ligt drie dagen in
het ziekenhuis. Er dient een stukje
weefsel uit de baarmoeder gehaald
te worden, met als gevolg dat deze
wordt beschadigd. Al was het al
leen maar het litteken, en niet zo'n
kleintje, dat achterblijft". Wanneer
deze ingreep inderdaad noodzake-
lik is, kan er uiteraard geen sprake
zijn van kritiek. Maar bij baarmoe
derhalskanker, zo is aangetoond,
blijkt dat van de honderd vrouwen
die positief reageren op het- uit
strijkje, er zestien inderdaad deze
ziekte onder de leden hebben. De
overige 84 niet. Deze vrouwen is
dan ook onnodig angst aangejaagd,
zo zegt prof. Burema.
Hoe is het mogelijk, dat zo'n groot
percentage vrouwen nodeloos deze
ingreep ondergaat en dat bij een
te groot aantal vrouwen de baar
moeder wordt weggehaald?
Kortweg komt het er op neer dat,
Prof. Dr. L. Burema wil met zijn kritiek de discussie op gang brengen over de gang van
zaken bij een landelijk onderzoek naar baarmoederhalskanker.
hoe graag men het ook anders zou
willen, de wetenschappelijke ken
nis omtrent kanker nog niet zover
gevorderd is, dat men met zeker
heid kan vaststellen wanneer inder
daad sprake is van cellen, die, hoe
wel „dubieus", inderdaad uit
groeien tot een gezwel, al dan niet
kwaadaardig.
„Dat is nog niet bewezen. Het enige
wat van deze cellen gezegd kan
worden is, dat ze ook worden te
ruggevonden in een kankergezwel.
Om zekerheid te krijgen zouden de
verdachte cellen niet moeten wor
den weggehaald opdat ze zichzelf
zouden kunnen „bewijzen". Maar
er is geen arts en geen vrouw,
uiteraard, die dat risico zou willen
nemen. Men weet namelijk te wei
nig over de gevolgen die dat zou
kunnen hebben. Het landelijk on
derzoek is een politieke zaak ge
worden en er is wel erg veel haast
achter gezet", aldus dr. Burema.
Overigens is hij er uit wetenschap
pelijk oogpunt wel voorstander van
het onderzoek voort te zetten, bij
voorbeeld gedurende een periode
van vijftien jaar. Na die tijd zou
het resultaat vergeleken moeten
worden met resultaten uit een
soortgelijke stad waarin men geen
preventief onderzoek heeft gehou
den. Bij een dergelijke wetenschap
pelijke proefneming zag hij liever
dat het via de huisarts en niet via
gezondheidscentra liep. Een arts
heeft een veel grotere vertrouwens
relatie met zijn patiënten dan een
gezondheidscentrum ooit kan op
bouwen.
Een beperking tot de groepen met
een zogenaamd verhoogd risico wil
dr. Burema niet propageren. ,Men
stelt wel eens dat de sociaal-econo
misch lagere bevolkingsgroepen
een groot risico lopen. Dat kan.
waar zijn, maar het wil niet zeggen
dat het in rijke milieus niet zou
voorkomen. Zeer algemeen gesteld
zou een verhoogd risico van baar
moederhalskanker bestaan bij
vrouwen die veel kinderen ter we
reld hebben gebracht, jong begon
nen zijn met sexueel contact en
veel verschillende partners hebben
gehad. Ook de hygiëne speelt hier
bij een rol".
Enige zaken staan echter vast. Na
het verwijderen van een (eventueel)
kankergezwel aan de baarmoeder
hals, kan de vrouw, mits het bij
tijds is ontdekt, genezen naar huis
gezonden worden. Eveneens staat
vast, dat wanneer de uitslag van
het uitstrijkje negatief is, er in
ieder geval geen sprake is van kan
ker.
Gevraagd naar het rendement van
het bevolk'r^~ onderzoek zegt de
heer Bure a Dat is gering. De
kans op t vr jederhalskanker is
4 op 1000 Ma» - zolang er nog 450
vrouwen «r i .ar aan sterven, zijn
dat er 449 veel". Het antwoord
van staatssecretaris Hendriks op
de kritiek luidt: „Geen commen
taar".
LONNEKE VAN KOOT