Dans
der
virussen
onzekere zaak
Griep voorspellen
Tegen
griep
geen
kruid
gewassen
SPAANSE GRIEP
WERPT
ZIJN SCHADUWEN
AL VOORUIT
s
CcidocSomtmt
197
(Van een medewerker)
Net als economen zijn epidemiologen, de mensen
die besmettelijke ziekten bestuderen, veel beter in
het verklaren van de verschijnselen achteraf dan
in het nauwkeurig voorspellen van wat er in de
toekomst te gebeuren staat. Daar komt nog bij dat
fctiep een van de menselijke kwalen is waarvan
tot verloop het moeilijkst te voorspellen is. Het
i altijd lastig te zeggen hoe waarschijnlijk het is
at een griepepidemie zal optreden en hoe ernstig
de zal zijn, ondanks de onophoudelijke bestude
ring van dit probleem door de Wereldgezondheids
organisatie in een keten van griep-laboratoria over
'ie hele wereld.
Toch hebben we een vrij duidelijk beeld van het
i basisverloop van griep. De ziekte'wordt veroorzaakt
door een virus (zeer kleine ziekteverwekker, die
meestal niet reageert op antibiotica), dat in drie
typen voorkomet: A, B en C. Het C-griepvirus is
betrekkelijk stabiel; het verandert niet veel en
veroorzaakt lichte infekties die zich nooit op grote
schaal onder de bevolking verspreiden.
De normale griep-epidemieën die in deze tijd van
het-jaar zoveel bezorgdheid en moeilijkheden ver
oorzaken, worden veroorzaakt door de twee andere
virustypen. Het B-griepvirus verandert van tijd tot
tijd van aard, en treft alleen mensen. Het A-griepvi
rus, dat ook varkens, paarden en vogels treft, is
ontstellend veranderlijk. Dit virus is de veroorzaker
van een aantal van de ernstigste epidemieën die we
gekend hebben, bijvoorbeeld de Hongkong-griep
van 1968.
Waar hangt het vanaf of een bepaald land in de
winter door een epidemie geteisterd zal worden?
Het antwoord hangt af van de botsing tussen de
menselijke bevolking en de virus-populatie. Van
beide loopt het aantal in de miljoenen. Zou een
B-virus, in een extreem geval, korte tijd na een
wijdverspreide epidemie opnieuw in dezelfde ge
meenschap optreden, dan zou dit erg weinig effect
hebben. Praktisch iedereen heeft dan bij de voor
gaande gelegenheid antistoffen opgebouwd en zal
nog steeds immuun zijn. Het andere uiterste is een
situatie waarbij een geheel nieuw A-griepvirus op
komt een virus waarvoor we nog allemaal kwets
baar zijn; dan is het resultaat waarschijnlijk een
totale epidemie die zich snel verspreidt.
De meeste botsingen tussen mens en microbe liggen
op een vlak ergens tussen die twee uitersten in. Er
komt een griepvirus dat verwant is aan een virus
dat drie jaar geleden ook in de lucht zat en
waarvoor een deel van de bevolking nog gedeeltelijk
immuun is. Hoe die situatie zal uitpakken is erg
moeilijk te voorspellen. Dat hangt dan, naast allerlei
andere factoren, af van de kwaadaardigheid van
het virus, hoe gemakkelijk het wordt overgebracht
van de ene mens op de andere en de sterkte van
de immuniteit bij de menselijke bevolking.
Ondanks deze onzekerheden zijn er echter toch wel
een aantal duidelijke richtlijnen te geven. Golven
van A-griep teisteren ons met tussenpozen van ruw
geschat twee tot drie jaar, variërend van een klein
aantal geïsoleerde gevallen tot epidemieën die al
snel tien procent of meer van de bevolking omvat
ten. De B-griep die zich veel langzamer onder de
bevolking verspreidt, veroorzaakt epidemieën met
tussenpozen van drie tot zes jaar.
Slachtoffers
De Aziatische griep was een typisch voorbeeld van
een nieuw virus (van het type A) waartegen de
meesten van ons geen weerstand hadden. Het ziekte
verloop was in de meeste gevallen goedaardig, maar
er waren wel meer dan 80 miljoen gevallen van
Aziatische griep. Die griep verspreidde zich met een
opmerkelijke snelheid en was al snel over de hele
wereld te vinden na in het voorjaar van 1957 in
China ontstaan te zijn. Binnen zes maanden was
sprake van een pandemie - een wereldwijde epide
mie. Deze soort A-griepvirus verandert ongeveer
elke tien jaar duidelijk van aard, en de volgende
vergelijkbare pandemie was dan ook die van de
«Hongkong-griep" van 1968.
In de moderne tijd wordt de overdracht natuurlijk
erg gemakkelijk gemaakt door de luchtvaart. De
catastrofale wereldwijde epidemie van 1918—1919
Verspreidde zich veel langzamer, hoewel daar toch
uiteindelijk een miljard mensen door werden aange
grepen - toen ongeveer de helft van de totale
Wereldbevolking. Twintig miljoen mensen overleden
tengevolge van deze pandemie een deel tengevolge
l 'van longontsteking die door het virus zelf werd
veroorzaakt, een ander deel tengevolge van compli-
I caties achteraf veroorzaakt door bacteriën.
Er is geen kruiselingse beschemüng tussen de A-
I en de B-virussen; immuniteit tegen het ene type
brengt geen weerstand tegen het andere type met
zich mee. Binnen de groepen is er echter wel
kruiselingse bescherming. Antistoffen die gevormd
zijn in reactie op infectie tegen één A-stam geven
bijvoorbeeld een zekere mate van weerstand tegen
een daaraan verwante A-stam. Het komt natuurlijk
alleen maar bij vrij uitgebreide epidemieën voor dat
de medische autoriteiten een gedetailleerd beeld
kunnen ontwikkelen welke virussen er in omloop
zijn en de moeilijkheden veroorzaken. Het is name
lijk zo dat een groot aantal van de vage klachten
die wij geneigd zijn aan griep toe te schrijven soms
helemaal geen griep zijn, maar infecties van de
luchtwegen die door andere virussen en bacteriën
worden veroorzaakt.
De veranderlijkheid van de griepvirussen is erg
frustrerend voor de fabrikanten van griepvaccins
die er constant hun handen vol aan hebben om de
nieuwe varianten bij te blijven. Een vaccin dat
hoogst bevredigend werkte tegen de stam die in een
voorgaand jaar een epidemie veroorzaakte, heeft
misschien weinig of helemaal geen effect tegen de
boosdoener van het volgende jaar. Het is erg moei
lijk om een nieuw virus bijvoorbeeld al in het Verre
Oosten te isoleren en te gebruiken bij de ontwikke
ling van een vaccin - snel genoeg en in voldoende
hoeveelheden - om al diegenen te immuniseren voor
wie dat wenselijk of noodzakelijk is, tegen de tijd
dat de epidemie-golf Europa bereikt. Het enige wat
de producenten kunnen doen is ervoor te zorgen
dat hun vaccins ingrediënten bevatten die aktief zijn
tegen de meeste van de laatste tijd voorgekomen
stammen. Nu wordt echter al geprobeerd, gebruik
makend van de kennis van die processen van
periodieke verandering die de griepvirussen in de
natuur ondergaan, om werkzame vaccins sneller
beschikbaar te hebben als - er nieuwe varianten
ontstaan.
Zeer recentelijk zijn de microbiologen ernstig be
zorgd geworden over het feit dat er, bij militairen
in Ford Dix, New Jersey in de Verenigde Staten,
sprake is van een opnieuw opduiken van virussen
van een A-stam, die sterk verwant zijn (zo ze al
niet helemaal hetzelfde zijn) aan de stam die verant
woordelijk was voor de pandemie van 1918—1919.
Het schijnt dat dit virus, dat ook nauwelijks te
onderscheiden is van het virus dat varkensgriep
veroorzaakt, misschien sinds die tijd in varkens in
leven is gehouden, totdat het nu weer opnieuw op
mensen is overgegaan.
Wat we in ieder geval zeker weten is dat antistoffen
tegen dit virus alleen maar gevonden kunnen wor
den in het bloed van mensen die oud genoeg zijn
om in 1918—1919 besmet geweest te zijn. Onze
voedingstoestand is, zoveel beter geworden en we
beschikken nu over antistoffen om de bacteriële
complicaties te bestrijden. Daarom hopen we voor
lopig maar dat een epidemie die door dit virus zou
worden veroorzaakt, lang niet zo hevig zal zijn als
die van 1918/19. Maar zoals al eerder gezegd, het
voorspellen van het verloop van een griep blijft een
onzekere zaait aft
(Copyright Ine GuardiarC
Onder welke omstandigheden een infectie
wordt overgebracht van de ene mens op de
andere blijft een onopgeloste vraag. Het volks
gezegde dat ziektes worden overgebracht door
hoesten en niezen bevat een deel van de
waarheid. Wanneer iemand die verkouden is
(of bij wie een verkoudheid in het incubatie-
stadium is) niest, dan wordt de lucht in de
ruimte om hem heen gevuld met druppeltjes
die vol zitten met het virus waarmee hij
geïnfecteerd is. En als mensen in zijn nabij
heid die deeltjes inademen, zodat de virussen
terecht komen in de slijmvliezen van hun neus,
dan zullen sommigen van hen, maar zeker niet
allen, die infectie ook oplopen.
Het is nog steeds niet bekend hoe het komt
dat op een gegeven ogenblik sommige mensen
die in aanraking komen met een slachtoffer
van een verkoudheid daarvoor ontvankelijk
zijn, terwijl er bij anderen niets gebeurt.
In een onlangs voltooide studie wordt de
indruk gewekt dat lichamelijk contact belang
rijker zou kunnen zijn dan het inademen van
met virussen bezwangerde lucht, en dat han
den schudden en andere vormen van intiem
contact ook een belangrijke bron van infectie
kunnen zijn. Dat komt dan omdat de besmette
hand vaak weer in contact komt met de neus
of de mond van de eigenaar.
Kinderen zijn berucht royale en effectieve
verspreiders van verkoudheids- en griepvirus
sen - mogelijk omdat lichamelijk contact tus
sen kinderen, en tussen kinderen en de volwas
senen waarmee ze omgaan, vaker voorkomt
dan bijvoorbeeld tussen collega's op kantoor.
Dus zou uit de buurt blijven van de jeugd een
zekere mate van bescherming geven, maar dat
is, zoals de meeste andere voorzorgsmaatrege
len, een meer theoretische dan praktische mo
gelijkheid. Jezelf warm inpakken en goed
warm houden heeft waarschijnlijk ook niet
veel meer resultaat dan dat het een behaaglijk
en veilig gevoel geeft. Maar echt verkleumd
raken zou inderdaad wel de weerstand van de
oppervlaktecellen van de slijmvliezen vermin
deren, wat het inhaleren van tabaksrook ook
doet.
Het staat praktisch vast dat de middeltjes
tegen verkoudheid die met de mond worden
ingenomen, waarvoor zoveel reklame gemaakt
wordt, volslagen nutteloos zijn. Dat zijn alle
maal preparaten die een bijvoeging bevatten
van de reeds gedode bacillen van de soort die
de voorhoofdsholte of de neus of de keel
kunnen aantasten, nadat de verkoudheidsvi-
russen de slijmvliezen beschadigd hebben,
waardoor ontstekingen of verstoppingen moge
lijk zijn geworden. Het is hoogst ónwaarschijn
lijk dat deze preparaten ook maar enige mate
van bescherming kunnen bieden tegen de oor
spronkelijke virusinfectie.
Bij griep ligt de zaak anders. Er zijn nu
vaccins beschikbaar, die 70 procent of meer
van de mensen die ze toegediend krijgen schij
nen te beschermen tegen infectie voor een
periode van een jaar. De nieuwste vaccins
hebben geen of slechts heel minimale bijwerk
ingen, maar de vaccinatie moet wel ieder jaar
herhaald worden, met preparaten die speciaal
geschikt zijn voor de soort virus die dan in
omloop is. In het ideale geval zou de vaccina
tie in de herfst moeten plaatsvinden voordat
de griepgolf aanvangt, hetgeen alleen effectief
kan zijn als de vaccinatie plaatsvindt minstens
drie weken voordat de persoon in kwestie aan
de infectie blootgesteld wordt.
Vaccinatie wordt algemeen als zeker de moeite
waard beschouwd voor ernstig zieken en be
jaarden, voor wie griep een gevaarlijke ziekte
zou kunnen zijn, en voor mensen die aaneen
bijzonder risico blootstaan, zoals artsen en
verpleegsters.
Als de verkoudheid of de griep eenmaal toege
slagen heeft dan is er weinig meer aan te doen
behalve lekker in bed te kruipen en verlich
ting te zoeken bij aspirine en hete whiskey.
Antibiotica helpen in de meeste gevallen niet,
omdat ze toch geen virussen kunnen afbreken,
maar ze zijn wel nuttig als bescherming voor
bijvoorbeeld lijders aan chronische bronchitis
en voor bejaarden en anderen die meer dan
normaal kwetsbaar zijn voor secundaire infec
ties door bacillen.
Het is heel verstandig om bij een aanval van
griep in bed te blijven en, als dat mogelijk
is, jezelf nog een paar dagen te gunnen om
op te knappen als je temperatuur weer nor
maal geworden is.
In 1918 werden veel Maskertjes gedragen om besmetting tegen te gaan. Ook de politie in Den Haag werd ermee*uitgerust.