na
aKli
Onder een kopstoot placht tot voor kort verstaan
te worden de energieke hoofdbeweging waarmee
de bal in de richting van het doel wordt gezonden.
Kroeglopers op de tribune dachten wanneer de
wedstrijd saai of de middag koud was, met wee
moed wellicht nog aan een tweede betekenis - een
glas bier met een klaartje ernaast. Voor biljarters
was de kopstoot louter een stoot met bijna lood
rechte keu. Maar meer en meer dreigt men in de
sport het begrip te moeten gaan vertalen als: stoot
met het hoofd van onderen tegen iemands kin.
Nietwaar Griek en Quaars, Achterberg en Van de
Kerkhof?
Verruwing, agressie, intolerantie binnen, langs en
buiten de lijnen. Laat een bloemlezing van krante
koppen voor zichzelf spreken: „Zesdaagserenners
op de vuist." „Bierblik treft ijshockeyer." „Tafelten
nissers gewaarschuwd wegens intimidatie." „Arbiter
op de vlucht." „Trein met supporters onder bewa
king." „Bestuur Punch aansprakelijk voor rellen."*
„Gevecht tussen coureurs." „Handgemeen voor bas
ketbalwedstrijd." „Olympisch Stadion wil knok
ploeg." „Steen treft grensrechter." „Traangas in
Assen." „NAC-supporter in arrest." „Palen Zuider
park doorgezaagd." „Flessen op Van Beveren."
„Bestuursleden raken slaags." „Spelers De Zwer
vers vernielzuchtig." En natuurlijk: „Grensrechter
gaf kopstoot." Het kwalijke virus van het sportbe-
derf blijkt huis te houden onder alle sporten, op
alle niveaus, bij beoefenaren, toeschouwers, spellei
ders en clubbesturen gelijkelijk. In het spel is
niemand de broeder van de ander, luidt een oud
Noors spreekwoord. Klopt!
Veel wetenschappelijks staat over het sportbederf
nog niet vast, maar wel iets. Zo hebben artsen en
psychiaters uit het Britse Birmingham in opdracht
van het ministerie van sport een rapport samenge
steld over vandalisme bij voetbalwedstrijdn. Het
heet „Soccer Mania", voetbalziekte, wat gedefi
nieerd wordt als „het karakteristieke gedrag van
een opgewonden menigte van vijftig of meer sup
porters die zich misdragen vóór, maar vooral tijdens
en na de wedstrijd." In dit rapport wordt gesteld:
„Sommige vrouwen leven klaarblijkelijk in vrees
voor de dag van de wedstrijd en wachten gespannen
af in wat voor stemming hun man van de voetbal
wedstrijd thuis komt. Als zijn elftal verliest, bestaat
de kans dat hij gaat drinken en zijn frustratie
afreageert door zijn vrouw te slaan. Nog belangrij
ker zijn de kinderen die doodsbenauwd wachten op
de thuiskomst van vader. Als hij met de voordeur
slaat, weten ze hoe laat het is. Opvallend is dat
keurige mannen van middelbare leeftijd die thuis
en op het werk toonbeelden zijn van ijver er
correctheid, tijdens de wedstrijd plotseling tijdelijk
een persoonsverandering ondergaan. Ze schelden,
joelen, zoeken ruzie met andere toeschouwers en
zijn geneigd zich over te geven aan excessief ge
weld.
Allerlei soorten mensen doen er aan mee van
diverse leeftijden en standen die elkaar anders nooit
zien. Ze zijn vaak van onbesproken gedrag en
hebben ook ogenblikkelijk na de wedstrijd, wanneer
ze zijn afgekoeld, grote spijt van hun wandaden.
Vast staat voorts dat de sfeer op de tribunes
dikwijls bepaald wordt door wat er op het veld
gebeurt. Vuil spel van één speler kan een heel
publiek opwinden."
Aldus het Engelse rapport. Het lijkt de wetenschap
pelijke mening te staven dat velen in het bijwonen
van sportgebeurtenissen een uitweg zoeken voor een
weinig opwindend bestaan in het moderne arbeids
proces. Zo heeft de Duitse socioloog Helmut Ples-
sner in een boek over de betekenis van de sport
in de westerse maatschappij de, stelling ontwikkeld
dat er een verband bestaat tussen het ontstaan van
de huidige sport - speciaal de topsport - en de
industriële maatschappij. De mensen hebben hun
creativiteit in hun werk verloren. Ze moeten detail
werk verrichten in de dagelijkse routine en ze
vervreemden op die manier van hun arbeid. De
sport is dan niet meer een pretentieloos tijdverdrijf,
maar een mogelijkheid om zich uit te leven op een
manier die in het moderne arbeidsproces niet meer
mogelijk is.
Allemaal fraaie theorie. In de praktijk levert het
hekken op waarachter het publiek zit opgesloten als
gold het een kudde wilde beesten. Vrijwilligers of
agenten die patrouilleren met honden, zijn in de
Nederlandse stadions geen uitzondering meer. Hoe
erg het kan worden, leert weer het Britse voorbeeld.
Daar zijn stemmen opgegaan om alle jongeren van
de tribunes te weren, de speciale voetbaltreinen af
te schaffen, de kopers van kaartjes eerst te controle
ren en identiteitsbewijzen voor supporters in te
voeren. Hier en daar zijn dergelijke maatregelen al
een feit. Zo lopen buschauffeurs de kans hun
rijbewijs te verliezen als ze zich bij speciale sportrit-
ten niet aan de regels houden. De bussen mogen
geen druppel alcohol meer vervoeren, mogen niet
langer dan een uur onderweg stoppen en niet eerder
dan een uur voor de aftrap het parkeerterrein
oprijden. De bussen moeten binnen een uur na het
laatste fluitsignaal weer vertrokken zijn en de eerste
verfrissings- of sanitaire stop moet verder dan
zestien kilometer van het stadion verwijderd zijn.
Wie zei er ook weer dat sport de mens vrij maakt?
In West-Duitsland ligt de nadruk op het voorkomen
van geweld. Binnen de stadions mogen dranken
alleen worden verkocht in papieren bekers en poli
tie in burger ziet erop toe dat er geen bier in blik
binnen komt. Rond de stadions surveilleert politie,
die erop let dat supporters geen fietskettingen,
messen of ander aanvalstuig binnen kunnen smok
kelen. In München zijn constant vier camera's van
een gesloten televisiecircuit op de toeschouwers
gericht, waardoor agenten in burger onmiddellijk
kunnen worden gedirigeerd naar de plaatsen waar
moeilijkheden dreigen. Nog een paar voorbeelden.
De Franse voetbalbond heeft bevolen dat alle vel
den van hoge omheiningen moeten zijn voorzien.
Politieversterking is altijd beschikbaar voor wed
strijden, waar moeilijkheden worden verwacht en
de Franse bond treedt hard op tegen clubs waarvan
de supporters onwillig zijn. In Italië gebruikt de
politie traangas ter beteugeling van het roerige
supportersvolk. In Moskou zorgen geüniformeerde
eenheden van het leger ervoor dat de toeschouwers
zich behoorlijk gedragen. In het Lenin-stadion dat
aan 100.000 bezoekers plaats biedt, zitten ze schou
der aan schouder rond het veld.
Dit wat het publiek betreft. Nu de spelers. Enkele
uitspraken van Nederlandse top voetballers:
„Je moet niet kinderachtig zijn. Die man gaat dus
tegen de grond."
„De knaap neerleggen natuurlijk".
„Het gaat hier om business. In zo'n geval is het
een kwestie van: wie verdient geld na de wedstrijd,
hij of ik?"
„Achterna hollen en proberen met een sliding ach
terom de bal te raken. Anders beetpakken en
vasthouden."
„Ik weet het, je overtreedt bewust de spelregels.
Maar regels zijn er om ze te overtreden en de
gevolgen moet je dan maar riskeren."
Een geluid uit een andere tak van sport die steeds
meer aan populariteit wint. De internationale bas-
ketbalscheidsrechter Bram Brakel: „Het basketbal
is harder geworden, dat wel. We moeten er mee
leren leven. Wat kun je ertegen beginnen? De
doodstraf herinvoeren? Belangrijk is of het slachtof
fer blijvend letsel of pijn oploopt na een bepaalde
charge. Zo niet, dan zoeken we verzachtende om
standigheden. Emoties bij basketbal zijn begrijpe
lijk. Het spel leent zich ervoor: tien kerels door
elkaar op een veld van veertien bij tien meter en
dat loopt maar tegen elkaar te schreeuwen en te
kletsen. En ik kan me voorstellen dat je als voetbal
ler, die naar de wereldkampioenschappen wil, een
tegenstander voor zijn poten schopt als je daarmee
65.000 gulden veilig kunt stellen. Ja, dat speelt bij
basketbal ook mee. Ik heb na een toernooi aan de
winnende club wel eens vele honderdjes uitbetaald
zien worden."
Gymnologie is de wetenschappelijke studie van
lichamelijke opvoeding en sport. Een werkgroep
van studenten in deze wetenschap aan de Utrechtse
universiteit heeft zich met het vraagstuk van de
spelverruwing bezig gehouden. Conclusie: een es
sentiële bijdrage tot bestrijding van de agressie in
de sport is versterking van de identiteit van de
speler. Hij moet zichzelf kunnen herkennen in zijn
spelontwikkeling. Een star of ver doorgevoerd sys-'
teemspel leidt tot verlies van identiteit en afzwak
king van normen. Het kan leiden tct collectieve
agressie. De werkgroep onderscheidt in de sport vijf
soorten agressief gedrag, zijnde „een gedrag waar
bij de dader de bedoeling heeft een ander of een
vervangend object min of meer onmiddellijk schade
toe te brengen." Dat gedrag kan voortkomen uit
frustratie, als gevolg van een groepswerking in het
team, als gevolg van een bevel, omdat er geen straf
volgt of omdat men anders een doel niet bereikt.
Om agressie in de sport te bestrijden, zijn er
verschillende mogelijkheden, aldus de werkgroep.
Heel belangrijk vindt zij training. Technische be
heersing zal een speler minder aanleiding tot agres
sie geven - hij heeft immers de mogelijkheid ook
zonder agressie zijn doel te bereiken door, bij
voorbeeld in balsporten, de bal in zijn bezit te
krijgen of te houden. Het agressief gedrag kan
voorts worden bestreden door het invoeren van
symboolhandelingen. In dit verband wijst de werk
groep op groet- en dankhandelingen in sporten als
judo en karate. Keel gewoon „gezellig samenzijn"
van de sportteams kan ook de agressiviteit tussen
de lijnen doen verdwijnen. Andere bestrijdingsmid
delen'zijn volgens de werkgroep straf, hierarchiebe-
sef (de scheidsrechter is de baas) en besef van de
doelstelling van de sportwedstrijd. Bij deze punten
wordt opgemerkt dat onmiddellijk straffen tijdens
de wedstrijd de voorkeur verdient. Een geldboete
achteraf heeft geen betekenis. Uitsluiting daarente
gen weer wel.
De straffen dienen gericht te zijn tegen het hele
team. De gebruikelijke sancties als de vrije trap in
het voetbal zijn niet toereikend om agressie te
bestrijden. Het zou effectief zijn agressie die gericht
is op het bereiken van een bepaald doel en persoon
lijke fouten zwaarder te straffen dan gewone over
tredingen van de spelregels. Voorts verdient het
aanbeveling om het systeem van de persoonlijke
fout uit het basketbalspel in te voeren bij alle
sporten. Ook het wegsturen van spelers voor enige
tijd, zoals bij ijshockey, is een maatregel die uitbrei
ding naar andere sporten verdient En tenslotte is
het volgens de Utrechtse werkgroep zinvol als de
spelers zich realiseren dat ze niet alleen op winst
moeten spelen, maar dat aantrekkelijk spel voor het
publiek minstens even belangrijk is.
Eenzelfde opvatting is terug te vinden bij de crimi
noloog prof. G. Hoefnagels. „Een doelstelling voor
een spel kan niet geformuleerd worden als „het
winnen van een wedstrijd". Een dergelijke definitie
zou immers slechts voor 50 procent van de deelne
mers gelden. De helft van spelers en publiek zou
bij zo'n doelstelling steeds gefrustreerd worden. Het
is niet aan mij om een doelstelling te formuleren.
Ik wil wel een voorzet geven. Als wij bij voorbeeld
het voetballen als een vorm van recreatie zien, zowel
voor het publiek als voor de spelers, dan zouden
aantrekkelijkheid en vrijheid van voetballen tot de
doelstellingen kunnen behoren. Onder voetbalvrij
heid of (algemener) spelvrijheid is te verstaan: de
situatie waarin intelligentie, technische vaardigheid,
behendigheid en snelheid van iedere individuele
speler en van de teams optimaal gerealiseerd kun
nen worden. De aantrekkelijkheid van sport zou
kunnen bestaan uit: weinig spelonderbreking, vrij
heid, aanvallend spel en doelpunten. Met name de
besturen van verenigingen zouden zich, zowel om
sportieve als om economische redenen, eens kunnen
bezinnen op een ruimere doelstelling van de sport
zodat de aantrekkelijkheid van de wedstrijden van
hun teams groter wordt. Een ploeg kan niet steeds
winnen. Een ploeg kan wel vrijwel steeds aantrekke
lijk spel spelen."
Zo kirren de duiven. Hoe echter krijsen de haviken?
De criminoloog drs. H. Heijboer, plaatsvervangend
commissaris van politie te Heerlen, vindt dat het
aan alle kanten goed mis gaat Hij constateert dat
de spelverruwing dermate beangstigende vormen
aanneemt dat er in diverse gevallen van crimineel
gedrag moet worden gesproken. De scheidsrechters
hebben volgens hem, nu de verruwing hand over
hand toeneemt, onvoldoende mogelijkheden om al
les wat er op het veld gebeurt, waar te nemen. „Het
in de kiem smoren van agressie binnen de lijnen
zal de agressiviteit die zich steeds meer op de
tribunes voordoet, sterk verminderen. Nu komt het
rechtsgevoel van het publiek vaak niet aan zijn
trekken. De scheidsrechters zijn incompetent om in
een bepaald geval nog te beoordelen of er al dan
niet van mishandeling sprake is. Er zit bij alle
profwedstrijden voldoende politie aan de kant. Als
ze een ernstige overtreding constateert, die buiten
een voetbalterrein direct als mishandeling zou wor
den opgevat, dan moet ze ingrijpen. Dat kan het
best direct na afloop gebeuren. De politie heeft
namelijk het volste recht om bij sportevenementen
op te treden, want er wordt op openbaar terrein
gespeeld. Het is onzin dat een voetbalbond of welke
sportorganisatie dan ook alles wat er tussen de
lijnen voorvalt, uitsluitend tot zijn competentie re
kent. Daardoor worden er handelingen toegelaten
die rijp zijn voor justitie. Voetbal is evenmin als
elke andere sport een agressie-ventiel. Want dit zou
betekenen dat agressiviteit de mens is aangeboren.
Ik noem het schijnheilig om bij een wedstrijd
overtredingen toe te laten, terwijl er regels zijn die
ze verbieden. Maar het is helaas zo dat agressiviteit
zelfs door trainers wordt bevorderd. Het onderuit
halen van een tegenstander is onderhand een aange
leerde kunst. Natuurlijk zou zo'n overtreder meteen
het veld uit moeten. Of minstens een paar minuten
op een voor het huidige voetbal zeer aan te bevelen
strafbankje terecht moeten komen."
PIET SNOEREN