Langdurige werkloosheid komt
onder gastarbeiders niet voor
,,Je kunt de
jeugd echt
niet meer
inpakken"
IN LEIDEN EN ALPHEN BIJNA
200 ILLEGALE GASTARBEIDERS
PAGINA t
LEIDSE COURANT
ZATERDAG 14 FEBRUARI 1976
Leiden/Alphen aan den Rijn In de
gemeente Leiden hebben zich bijna 140
illegaal werkende buitenlandse werkne
mers aangemeld voor de zogenaamde re-
gularisatieregeling. In Alphen hebben zich
ongeveer 40 clandestien werkende gastar
beiders aangemeld. Dit blijkt uit medede
lingen van de arbeidsbureaus in deze ge
meenten.
De regularisatieregeling is een regeling
voor buitenlanders die voor 1 november
1974 naar Nederland zijn gekomen en
sindsdien illegaal in Nederland hebben ge
werkt. Als de betrokken buitenlandse
werknemer dit kan aantonen, dan kan hij,
via de plaatselijke politie, in aanmerking
komen voor een werkvergunning, met
daaraan verbonden een verblijfsvergun
ning. De taak van de politie in deze is te
controleren of de betrokkene inderdaad
vóór 1 november in Nederland is gekomen
en sindsdien onafgebroken heeft gewerkt.
Indien dit juist is wordt een aantekening
gemaakt in het paspoort van de buiten
landse werknemer. Het arbeidsbureau
zorgt dan voor een arbeidsvergunning.
Van de 136 in Leiden clandestien werkende
gastarbeiders, die zich hebben aangemeld
voor de regularisatieregeling, zijn er 6 door
de Leidse politie afgewezen.
Volgens politievoorlichter Oudman is het
waarschijnlijk dat een aantal van hen is
verzocht Nederland te verlaten. Gegevens
hierover kon hij niet geven.
Het is zeer goed mogelijk dat in Leiden
en Alphen aan den Rijn nog meer illegaal
werkende gastarbeiders verblijven. Dat
zijn dan de mensen die na 1 november 1974
naar Nederland zijn gekomen. Juiste cij
fers zijn hierover niet beschikbaar, omdat
deze mensen veelal alle contact met Neder
landse instituten vermijden.
In Alphen aan den Rijn en Leiden werken
bij elkaar bijna 1900 buitenlanders.
LEIDEN/ALPHEN AAN DEN RUN Een op de
tien van de in Leiden en Alphen aan den Rijn
verblijvende buitenlanders is werkloos. In beide
plaatsen verblijven ongeveer 1900 buitenlandse
werknerms, inclusief vrouwen en kinderen. Bij
de arbeidsbureaus in Alphen en Leiden zijn mo
menteel bijna 140 werkloze gastarbeiders inge
schreven. Er van uit gaande dat de meeste vrou
wen en de kinderen niet deelnemen aan het
arbeidsproces, is ongeveer 10%, mogelijk zefs
meer, van de buitenlandse werknemers werkloos.
Volgens de direceur van het Alphense arbeisbu-
reau, de heer A. A. J. Bakker, is er geen sprake
van langdurige werkloosheid. Een mening die
bevestigd wordt door de heer Tounsi, maatschap
pelijk werker bij de stichting Bijstand Buitenalnd-
se Werknemers "Rijn en Lek". Hij zegt: "De
buitenlandse werknemers zwermen uit in de hele
Bollenstreek en Rijn- en Veenstreek om aan werk
te komen. Als ze werkloos zijn is dat van korte
duur. Ze pakken alles aan wat ze kunnen krijgen".
De stichting Bijstand Buitenlandse Werknemers
"Rijn en Lek", die officieel sinds 1968 draait, heeft
zich tot taak gesteld de buitenlandse werknemer
uit te leggen hoe het in Nederland reilt en zeilt
en hem op deze manier bewust te maken van zijn
rechten en plichten. Het werkgebied van de stich
ting loopt van Hillegom naar Leimuiden, van
Leimuiden naar Woerden. Daarvandaan naar Lek-
kerkerk en dan naar Katwijk aan Zee. Een gebied
waar ongeveer 500 buitenlandse werknemers wo
nen in 49 gemeenten.
Kritiek
De heer Tounsi van Rijn en Lek heeft nogal wat
kritiek op de Gemeentelijk Sociale Dienst van
Leiden.
"Het is bar bij de Gemeentelijk Sociale Dienst in
Leiden. Als je belt, dan word je van het kastje
naar de muur gestuurd. Ik heb de indruk dat ze
bij de sociale dienst geen moeite doen om een
buitenlandse werknemer te begrijpen. Ongeveer
tien minuten heeft een gastarbeider de tijd om met
een ambtenaar van deze dienst te praten. Dat is
toch te kort voor iemand die amper z'n moedertaal
kan spreken, laat staan Nederlands", aldus de heer
M. Tounsi (29).
"Een voorbeeld", zegt de heer Tounsi, "Een Ma
rokkaan heeft 20 juni van het vorig jaar een
uitkering aangevraagd, omdat hij werkloos was.
Hij kreeg pas antwoord op 15 oktober en krijgt
dan over die periode 48,63 uitgekeerd".
De heer G. Bovens, chef van de afdeling Rijksre
gelingen, van de Leidse sociale dienst is van
mening dat de contacten met de buitenlandse
werknemers juist vrij soepel verlopen. Over het
feit dat de gesprekken met hen ongeveer 10
minuten duren, zegt de heer Bovens: 'Tja, wat
wilt u. De werkloosheid in Leiden is gigantisch
en we hebben te kampen met personeelstekort".
Huisvesting
Met de huisvesting van de gastarbeiders is volgens
de heer Tounsi, eveneens bar. Hij zegt: "De laatste
tijd zijn in Leiden erg veel pensions gesloten. De
directeur van Rijn en Lek, de heer F. Ghijben,
meent dat het sluiten van vele pensions in Leiden
te verklaren is uit het feit dat de gouden dagen
van de pensionhouders voorbij zijn. "Het zijn
voornamelijk de minder goede pensions die slui
ten, eigenaars die vroeger nog weieens wat konden
rommelen. Tegenwoordig zijn de gastarbeiders
veel mondiger en weten welke rechten ze hebben",
aldus de directeur van de stichting "Rijn en Lek".
Zowel in Alphen als in Leiden is de opvang van
alleenstaande buitenlandse werknemers slecht. De
heer Ghijben: "De gemeenten laten dit over aan
particulieren voor wie het een broodwinning is.
Houden de particulieren ermee op, dan staan de
buitenlandse werknemers weer op straat".
Volgens de heer Tounsi is ook de huisvesting van
buitenlandse gezinnen in Leiden erg moeilijk. "De
gezinnen in Marokko zijn over het algemeen erg
groot Een driekamerflat is veelal te klein. Het is
Geen cent
De gemeente Leiden heeft de stichting "Rijn en
Lek" nog nooit een cent betaald.
De heer Ghijben. "We krijgen subsidie van het
ministerie van cultuur, rekreatie en maatschappe
lijk werk. Officieel heet dat een 100% subsidie. De
pot voor bijvoorbeeld het draaien van films is erg
klein. Wij vinden dat we veel films moeten draaien
en dat kost extra geld. We geven ook meer cursus
sen dan eigenlijk van de subsidie betaald kan
worden. Jaarlijks rekenen we uit wat per buiten
landse werknemer extra is geinvesteerd. Hiervan
vragen we een gedeelte van het bedrijf waar de
gastarbeider werkt en een deel van de gemeente,
waarin de werknemer woont. Voor Leiden een
bedrag van ongeveer 7 gulden per inwonende
buitenlander. We hebben echter nog nooit een cent
gezien, evenals van de gemeente Voorschoten".
De stichting "Rijn en Lek" heeft geen enkele
invloed op het naar Nederland halen van gastar
beiders. Volgens de heer Tounsi komen geen
buitenlandse werknemers meer naar Nederland.
"De wervingsbureaus in Marokko liggen stil",
aldus de maatschappelijk werker. De heer Bakker
van het arbeidsbureau in Alphen is van mening
dat nog wel gastarbeiders naar Nederland komen.
"Vooral Marokkanen komen veelal op eigen gele
genheid naar ons land. Momenteel komen ook
gastarbeiders die eerst in Duitsland hebben ge
werkt, met name in het Ruhrgebied, naar ons land.
Ze komen eens kijken wat hier te halen is en
blijven hangen", zo meent de heer Bakker.
Nieuwe wet
De stichting "Rijn en Lek", waarvan het hoofdkan
toor is gevestigd in Gouda, organiseert aanstaande
vrijdag in Noordwijk aan Zee aan de Zeestraat
1, om 20.00 uur, en in Bodegraven op maandag
23 februari, een informatieve bijeenkomst, over
een wetsontwerp dat gaat over het werken van
buitenlanders in Nederland. Dit ontwerp gaat er
van uit dat de arbeidsvergunning uit gereikt wordt
aan de werkgevers en niet aan de werknemers,
zoals tot nu toe het geval was. Volgens Ton van
den Bos, voorlichter "Rijn en Lek", wordt de
buitenlander hierdoor beperkt in de keuze van zijn
arbeidsplaats, omdat zijn baas zijn arbeidsvergun
ning heeft. "Als de gastarbeider bij het bedrijf
weggaat, heeft hij geen werkvergunning meer",
aldus de heer Van den Bos.
Het wetsontwerp wil een bedrijf verbieden meer
dan 20 buitenlandse werknemers in dienst te
hebben. "Volgens de wet moet eerst bekeken
worden of een vacature door een Nederlander kan
worden vervuld, en of anders de baan voor hem
aantrekkelijk gemaakt kan worden. De gastarbei
der wordt ondergeschikt gemaakt aan de Neder
lander", zo zegt de heer Van den Bos.
Met deze informatieve bijeenkomsten wil de stich
ting de buitenlanders uitleggen waar ze aan toe
zijn en ze eventueel aansporen acties te onderne
men.
Henk v.d. Post
Noordwijkerhout Autoritaire opvoeding in het
eerste stadium van zijn leven kan een opgegroeid
mens breken. Agressiviteit en intolerantie zouden
best wel eens niet oorspronkelijke eigenschappen
in de natuur van de mens kunnen zijn. Is de mens
van nature slecht? Er zijn christenen die dit als
vaststaand aannemen. Maar bij voorbeeld naasten
liefde zou misschien een heel oorspronkelijke en
„natuurlijke" trek in de menselijke natuur kunnen
zijn. Negatieve eigenschappen zijn niet zo „natuur
lijk"; ze zouden het gevolg kunnen zijn van een
autoritaire opvoeding.
Zo denkt en hij komt daar ruiterlijk voor uit
dr. Jos van Boeckel, 47 jaar, rector. Hij heeft
tijdens de Vietnamperiode een deel van het Ameri
kaanse volk aan waandenkbeelden bijna ten onder
zien gaan: moordpartijen God is on our side;
God is op onze hand. Een moeder, die van een
My Lai-misdadigerzoon zei: het leger heeft van
mijn zoon een moordenaar gemaakt
Dit zijn zo van die dingen die Jos van Boeckel
te pakken hebben gekregen. Hij heeft een broertje
dood aan een dubbele moraal; of die nu politiek,
theologisch of pedagogisch is. Hij heeft een jaar
of vijf geleden eens in een krant geschreven
naar aanleiding van de Amerikaanse houding ten
aanzien van de Vietnamproblematiek dat een
oorlog nooit een goede kant kan hebben: „Het is
de dubbele moraal, die al eeuwenlang de mensheid
dwarsboomt op de weg naar een begin van bescha
ving". Bombardementen zag en ziet hij als een
beschuldiging van „onszelf en onze samenleving".
Zo iemand wordt nu (dat was midden 1974) op
een onderwijsinstituut losgelaten. Als rector nota
bene; als regeerder, (be)stuurder, leider, de jeugd
inpakken en. toerusten voor de toekomst. En dat
is nu juist wat dr. Jos helemaal niet wil zijn. Hij
ziet zich als begeleider, opvanger van moeilijkhe
den, duvelstoejager.
Niet de slapende voerman van de zandweg, maar
wel de teugel losjes in de hand. Van Boeckel wil
hooguit de badmeester zijn die z'n cursist zelf laat
zwemmen en alleen maar de reddingshaak bij zich
heeft „voor het geval dèt".
Het is allemaal wel wat veel, van wat men met
een vage, brede term Jinks" noemt. En daarmee
zitten we meteen midden in de hete brij die een
deel van de oudere generatie (en ook nog wel
behoudende jongeren) boven het vuur van het
voortgezet onderwijs heeft gehangea „Rechts" is
verdacht, „links" niet minder en op het bollen-
streeks college Leeuwenhorst, waar de wierook
geur destijds door het veranderende „tijdsge
wricht" in de kiem werd gesmoord, lijkt de demo
cratisering in een paar nog knellende schoenen te
steken. Van Boeckel kan er nog niet geheel en
al de weg mee op; hij zal de schoenen moeten
oprekken, of anders nieuwe, grotere kopen.
Rector Jos van Boeckel heeft van het overkoepe-
lend lichaam (dat een schoolbestuur is), nog een
jaar de tijd gekregen. Tot januari '77. „Er is een
commissie voor het Beleid in het leven geroepen.
Ik moet óók een beleid samenstellen en die twee
concepties moeten als een ritssluiting in elkaar
passen. Dat wil zeggen, dat ik een jaar moet
werken volgens een gecombineerd beleid. Dus mag
ik wel zorgen, dat m'n vel niet tussen de rits
komt", deelt Van Boeckel als een gewaarschuwd
man mede. „Niettemin heb ik bij mijn komst hier
op Leeuwenhorst een keus moeten maken. Ik heb
gekozen er is niemand die dit niet weet voor
het fundamenteel democratiseren van deze school.
Als dat niet geapprecieerd wordt, gó ik ook echt;
dan vind ik dat ik hier niet hoef te werken. Het
was een keuze in het besef, dat er iets fout kón
gaan. Maar risico's hou je, als je de jeugd ruimte
wil geven".
Het pad dat Jos van Boeckel met de aan zijn
(gedeeld) beleid toevertrouwden wenst te bewande
len is nauwelijks geplaveid, laat staan dat het over
rozen voert, met boven je hoofd een stralende zon
aan een strakblauwe hemel. O hemel nee
Jos van Boeckel is dynamisch, maar niet rusteloos.
Hij kan ontspannen in de wijde trui achteroverge-
zakt in een luie fauteuil de wenkende mogelijkhe
den onderzoeken om met een stel leerlingen over
een maand of wat een fietstocht dwars door de
USA te maken. Een wat prijzige „belevenis van
je leven", die een dag of 50 in beslag neemt. „Maar
dat zien we nog wel; het is de moeite van het
overwegen waard". Hij heeft zelf ook heel wat
„afgefietst". Dat was in de jaren dat Van Boeckel
die in 1968 promoveerde op „Geofysisch onder
zoek in Suriname" nog bezig was met weten
schappelijk onderzoek betreffende de ruimtevaart.
Voordat hij op Leeuwenhorst kwam, was hij advi
seur van minister Trip, van Wetenschapsbeleid.
Sinds '70 zat hij al in het bestuur van de school.
Rector Nijs was de laatste priester-bestuurder.
„Priester Nijs wilde weer pastoór worden. Hij zit
nu in IJsselmonde. Na zijn vertrek waren er 8
sollicitanten. Dat was zo anderhalf jaar geleden.
Burgemeester Bosma, voorzitter van het schoolbe
stuur, draaide zich op een vergadering om en riep
naar me: „wilt misschien Ja, hoor. Dat was
geen grapje van hem. Nou ja, „kijk, de nieuwe
rector", zei meneer Bosma. Ik was in die tijd net
bezig met het plan, een satelliet te bouwen ten
behoeve van de ontwikkelingshulp. Satellieten
bouwen is ingewikkeld, maar een rectorschap is
ook geen appeleflap. Van het schoolbestuur kreeg
ik twee jaar (proef)tijd
Van satelliet naar groeiende streekschool die aan
slaat: 300 leerlingen een paar jaar terug, nu zijn
het er rond 700. Als de vorst de grond uit is wordt
begonnen met de bouw van 10 lokalen erbij en
een gymlokaal, in „bouwstroom". Van Boeckel
slaat de plank niet mis als hij zegt, dat er aan
deze gemengde school behoefte is in deze streek.
„Het zou een heel mooie „pastoorsfabriek" gewor
den zijn als de „klad" er niet in was gekomen.
Een groot complex stond er en op de valreep stak
de religieuze malaise er een stokje voor". Toen
werd Leeuwenhorst een internaat: je had bij de
middenstand vooral overspannen mensen die hun
kinderen op een internaat wilden doen. Daarna
kwam het Congres Centre en nu draait men de
streekschool. Ik denk wel eens: het is net als
destijds met die gloednieuwe schepen van de
Holland-Amerika Lijn, toen ze net klaar waren en
er geen emplooi voor gevonden kon worden gingen
ze ook „cruisen".
„Ik ben van huis uit geen schoolman. Maar ik
dacht, dat het goed was dat de leerlingen greep
kregen op de eigen levensomstandigheden op
school. Toen ik rector werd zag ik die wereld:
eerste klassen willen dolgraag naar school, huis
werk maken; de tweede ook weL In de derde klas
vraagt men zich af: waarom zit ik eigenlijk op
school en de vierde en vijfdeklassers stellen: waar
om gó ik nog naar school. Die vragen worden
steeds vroeger gesteld. Kinderen gaan eerder een
persoonlijk leven leiden. Dat wordt bepaald door
hun vrienden. Er is echt iets mis in het onderwijs.
Het lijkt net een diner met vijf (jaar)gangen: je
begint er wellustig aan en bij de derde gang zit
je te puffen
Van Boeckel: „Jonge kinderen hebben behoefte
aan creatief bezig zijn. Die behoefte slibt in de
loop der jaren vast. Gek, dat de school dit niet
weet op te vangen. Maar die school geeft (nog)
geen cijfer voor persoonlijkheid. De jeugd weer
baar maken voor de maatschappij. Dat is het idee
van de „middenschool" (drie jaar gelijk voor
iedereen), daarna de gespecialiseerde „boven
school". Echter de hoge eisen voor het eindexamen
laten die vorming niet toe. De leerling van van
daag zegt: we hebben het veel te druk, de maat
schappij eist een „papiertje" van ons, geen per
soonlijkheid. Dat zeggen ze. Het toekomstperspec
tief dat wij vroeger hadden is weg; de toekomst
hangt als donkere wolken boven de jonge hoofden.
Dé helft weet helemaal niet wat ze willen worden.
Ze gokken zo'n beetje ergens op; het zal tóch wel
niet lukken. Vroeger gingen de deur open, als je
Democratisering op school betekent voor rector
Van Boeckel: de kinderen zo vrij mogelijk laten
en ze daardoor greep geven op hun eigen school,
die niet autoritair moet zijn. „Niet het recht van
de sterkste; geen klappen geven als docent, die
al de sterkste is omdat hij de cijfers in z'n hand
heeft Ik probeer vooral buiten de lessen om de
leerlingen zelf de zaken te laten regelen. Bij
voorbeeld: die surveillance in de pauzes (af en toe
een hóól, zoals dat soms ging) is niet meer nodig;
de kinderen houden dat zelf in de gaten. In de
grote pauze is er muziek in de kantine, je kunt
er ook pingpongen. Kijk, ik hoop te bereiken, dat
ze graag naar school gaan, het gezellig vinden. Ze
klaverjassen nu ook".
Voor Jos van Boeckel wil democratisering ook
zeggen: de leerlingen zelf laten ervaren wat zo'n
beetje de grenzen zijn. „Dat hebben we o.a. beleefd
met het popfestival, vorig jaar. Je kunt de jeugd,
al zou je het willen; echt niet meer „inpakken";
ze lóót zich niet meer inpakken. Dat betekent in
menig ouderhart wellicht leed, maar dat is het leed
van elk nieuw begin. Er zijn steeds weer nieuwe
lichtingen die moeten beginnen, kijken hoe ver je
kunt gaan. Een nieuwe ervaring, die ingedamd kan
worden. Werkelijk, ik geloof dat het beste zou zijn,
ze hierin helemaal vrij te laten, zoiets houdt
natuurlijk risico's in, maar als je die jeugd té strak
houdt, doet ze tóch wat ze wil
„Leerlingen willen tegenwoordig bezig zijn met
dingen die de moeite waard zijn. Het gaat er om,
goeie contacten te hebben. Vroeger blokten we
alleen om zo goed "mogelijke cijfers te halen, nu
had Leeuwenhorst een Turks kerstfeest in '74 en
in december '75 haalden we met een bus Surina-
mers uit Alphen en de Bijlmer om samen rond
de klapperboom in de kantine een vrijheidsfeest
te vieren
„Dat ik er niet uit wil stappen", zegt Jos van
Boeckel, „ligt helemaal aan de jeugd zelf; we gaan
makkelijk met elkaar om. Daar heb ik geen
moeilijkheden mee. Ze komen bij je, met een 4
voor Duits dat gaat dan niet om het cijfer, maar
om de jongen of het meisje zelf. Dat had je
vroeger niet zo in de gaten. Het runnen van een
school, in een nieuwe beweging en met veel pro
bleemgevallen, dat kost veel tijd. Praten over
problemen, soms uren lang; kinderen komen er
gens mee in de knoei. Veel moeilijkheden komen
voort uit de relatie met de ouders
„Leeuwenhorst" een „rooie school?" „Ach, kom
nou", vindt Jos van Boeckel: „professor Steen
kamp „rooie Piet" was ook niet zo rood als-ie
genoemd werd. Zie je: er zit méér achter. Volwas
senen beloven kinderen een harde maatschappij,
maar een kind wil er nog wat van maken. Je moet
niet cynisch zijn, dat kan ik als rector niet zijn.
De maatschappij kan wel degelijk veranderen,
geloof ik. Zeker jonge mensen moeten dat idee
hebben. Als je meent, dat het niet kón veranderen,
kom je niet ver natuurlijk. Kinderen die „anders"
zijn dan wij vroeger, zijn zo „anders", omdat dit
voortkomt uit de samenleving als een „collectief
gebeuren". Het komt niet „door de school".
„Wet en orde: dat is niet je toevlucht. De jongere
generatie weet te vertellen wat er mis is. Van de
jeugd gaat een vernieuwende kracht uit; dat mag
je niet verwaarlozen. Ze gaan zelf weieens een
doodlopende straat in, maar dat merken ze dan
wel. Het moet werkelijk anders zijn dan wat ik
laatst hoorde vertellen van een of andere school,
ergens in Wassenaar. Daar zou geld zijn ingeza
meld „voor de Neptunus van de marine". Als dat
waar is, moet het wel erg goed mis zijn, daar
Ton Pieters