LISSONE VERZORGDE IN 1876
EERSTE REIS NAAR LONDEN
Patiënt hoeft zich niet
te laten betuttelen
PLATTELANDSDOKTER HAD HEIMWEE.....
100 JAAR LISSONE-
LINDEMAN/RUYS
100 JAAR LISSONE-
LINDEMAN/RUYS
NIEUWE VERENIGING
GAAT ER WAT AAN DOEN....
-
A. J. Lindeman: oud-Indisch amb
tenaar ging in reizen
De auto van Lissone's reisbureau in 1911
Jac. P Lissone: op vakantiereis
naar Londen
AMSTERDAM-DEN HAAG - Als
die oude plattelandsdokter Hak-
steen - hij woonde aan de Overtoom,
dat toen nog lang geen Amsterdam
was - in 1876 niet zo graag Londen
had willen weerzien en zich daar
voor niet tot bode Lissone had ge
wend, zou het grote reisbureau met
zestig vestigingen in Nederland, Lis-
sone-Lindeman/Ruys nu niet hon
derd jaar bestaan.
Hoe ging dat? Dokter Haksteen
kwam naar expediteur Jac. P. Lisso
ne aan Het Singel 159, vlakbij de
Torensluis, met een vertrouwelijke
opdracht. Hij had een paar schilde
rijen van de 17de eeuwse schilder
Adriaan Brouwer, die hij te gelde
wilde laten maken op de veiling in
Londen. Een simpele opdracht voor
een bekwaam expediteur.
De stukken werden geveild en
brachten zelfs vijf pond meer op dan
verwacht. Een onverwachte meeval
ler. die de arts in de gelegenheid
stelde om een reisje naar Londen te
maken. Hij was voor het laatst dertig
jaar daarvoor als scheepsarts in de
Engelse hoofdstad geweest en had
echt heimwee naar die stad. Vrouw
lief moest mee en een paar vrienden
voelden ook wel iets voor zo'n reisje.
Wie, dacht dokter Haksteen, wist
meer dan Jac P. Lissone van Lon
den en de Londenaren. Bovendien,
het was toch een betrouwbaar man,
hij had toch de schilderijen ook
piekfijn en goudeerlijk verzorgd.
Wat gaat er om in de gedachte van
een tegen de grote stad aanleunende
plattelandsdokter? Dokter Haksteen
ging nogmaals naar Het Singel, naar
de expediteur Lissone, met het ver
zoek voor hem en zijn vrouw en een
paar vrienden een reisje te organise
ren.
Jac. P. Lissone voelde zich overrom
peld en stribbelde aanvankelijk he
vig tegen. Maar toen bleek, dat enke
le kennissen uit zijn eigen kring
meewilden, zodat het gezelschap uit
tien personen zou bestaan, zwichtte
hij. Hij begon te organiseren, schreef
brieven aan Londense hotels, bestel
de plaatsen op de stoomboot „Bata
vier" en maakte dagindelingen voor
het verblijf in de Engelse hoofdstad.
Ondertussen „verwenste" hij wel een
beetje het moment waarop hij ja had
gezegd tegen deze onderneming, om
dat hij er niet zeker van was, of hij
er ooit in zou slagen het tien mensen
tegelijk in een vreemde stad naar de
zin te maken. Maar hij had zichzelf
onderschat. De manier waarop hij
deze eerste gezelschapsreis, die op 6
juni 1876 begon, had georganiseerd,
verschafte de reizigers zo'n rijke er
varing, dat zij na terugkeer in een
advertentie in de kranten hun erken
telijkheid betuigden aan de heer Lis
sone.
Zo kwam in 1876 het eerste reisbu
reau op het Europese continent tot
stand. Het was tegelijkertijd het
tweede in de gehele wereld, want er
bestond er nog slechts een, dat van
Cook in Engeland, opgericht in 1841.
Lissones motto was „reizen verrijkt
de geest". Dat gold voor hemzelf, dat
wilde hij ook zijn betalende gasten
bijbrengen. Het woord gasten is hier
niet misplaatst, want hij maakte het
de reizigers die bij hem boekten
naar de zin door de uitgebreide
dienstverlening.
Wat niet wegneemt dat zijn zoon en
opvolger in 1924 toch nog steeds
worstelde met het wantrouwen tegen
dienstverlenende instellingen als
reisbureaus in feite zijn. Tenminste
hij schreef toen in de folder „Gezel-
schapsreizen": „Er bestaat echter
een zeker wantrouwen tegen deze
nuttige instellingen, omdat men
denkt zelf alles billijker te kunnen
doen. Maar als men een rijwiel koopt
bij den officieelen agent eener
groote fabriek, dan weet men toch
zeker, dat men denzelfden prijs be
taalt als aan de fabriek zelf, dan
weet men bovendien, dat men zijn
voordeel kan doen met de ervaring
van een degelijke vakman. Ook een
officieel agent van spoorweg- en
scheepvaartmaatschappijen kan
toch niet duurder verkoopen dan de
maatschappijen zelf."
Maar dan zijn we al te ver in de
historie. Jac. P. Lissone had dan al
reizen georganiseerd naar het eiland
Wight, naar wereldtentoonstellingen
Bodedienst J. P. Lissone te
Amsterdam groeide uit tot het
Lissone-Lindeman van tegen
woordig
in Parijs en in Amerika.Zo reisde in
1894 zelfs een groep Nederlanders
naar Moskou om de kroning van de
laatste Russische tsaar bij te wonen.
Zo trok in 1896 een gezelschap naar
Jeruzalem ter gelegenheid van de
inwijding van een protestantse kerk.
Zo bezochten velen de Passiespelen
te Oberammergau en de Festspiele
in Bayreuth.
Maar ook dichterbij had Jac. P. P.
Lissone zijn activiteiten. Zo werd
bijvoorbeeld voor het eerst een boot
tocht van Amsterdam naar Volen-
dam en Marken georganiseerd, en
toen de auto zijn opgang begon te
maken, haakte Lissone meteen in op
dit moderne vervoermiddel. Dat ge
beurde weer op een zo opvallende
manier dat het hele land erover
sprak. Op Tweede Paasdag 1911 ver
scheen namelijk onverwacht in de
straten van Amsterdam een reusach
tig vuurrood vehikel met vijf rijen
banken, die oplopend waren opge
steld in de vorm van theaterstoelen.
In de krant van die dagen kon men
lezen: „Op de 15de april werden de
Amsterdammers verrast door een
nieuwe verschijning in de straten.
De eerste auto van Lissone maakte
zijn proefrit door de stad. Het is een
Spijker-carrosserie op Sauer-chassis,
een open wagen met amphitheaters-
gewijs gebouwde banken (5 rijen)
gemakkelijk plaats biedend aan 14
personen. Ieder der inzittenden heeft
een volkomen vrij uitzicht over de
weg. Geen wonder, dat deze wagen
overal aandacht trok. Een personen
automobiel van die afmetingen had
men in Amsterdam nog nimmer ge
zien. De eerste tocht ging naar de
bollevelden. Overal waar de mon
sterautomobiel langs kwam, liepen
de mensen uit om het ding te zien
en groepten samen om het wondere
geval te bespreken en zich vrolijk te
maken over de inzittenden, die de
moed hadden om zich in deze mo
derne Jan Plezier te laten rohdrijden
zonder zich te storen aan de grap
pen, die zeker te hunnen koste ge
maakt werden.
De wagen kan een snelheid van 28
km per uur bereiken, maar er wordt
slechts gereden met een snelheid van
20 km, opdat de reizigers goed kun
nen waarnemen op hun weg wat de
moeite waard is."
Op vrijwel elk gebied kwam telkens
weer Lissones inventiviteit naar vo
ren. Toen de eerste wereldoorlog
was uitgebroken en tal van reizigers
hun bagage in een van de oorlog
voerende landen hadden achtergela
ten bij hun overhaaste terugkeer
naar het vaderland, werd een baga-
ge-opsporings- en ophaaldienst in
net leven geroepen. Zo konden vele
kostbare bezittingen aan de rechtma
tige eigenaars worden terugbezorgd.
Toen de Noordzee onveilig werd,
zorgde Lissone er voor dat Indiëgan-
gers of repatriërenden via Genua
over land hun tocht konden volbren
gen. En toen zelfs dat onmogelijk
werd, kreeg Lissone een route voor
elkaar die liep van Rotterdam naar
Zweden per schip, van Zweden naar
Finland per trein, dan een stukje per
slede of schip, vervolgens vanaf St.
Petersburg met de trein dwars door
Siberië en dan ten slotte vanaf een
haven in het verre oosten per schip
naar Nederlands-Indië.
Inmiddels had zich een sterke con
current op het gebied van het orga
niseren van reizen aangediend:
Abraham Lindeman, die in de jaren
negentig een reisbureau had gesticht
in Den Haag:
Abraham Lindeman was een in Soe-
rabaja geboren ambtenaar bij het
binnenlands bestuur in Nederlands-
Indië, die zich na zij pensionering in
Nederland had gevestigd. Als oud-
Indisch ambtenaar kreeg hij aanvan
kelijk veel verzoeken om inlichtin
gen over Indië en de passagemoge
lijkheden daarheen. Later werd hij
aangesteld als agent van de Stoom
vaart Maatschappij Nederland, en zo
groeiden zijn bezigheden uit tot die
van een reisbureau. Na zijn dood, in
1908 breidden zijn opvolgers het be
drijf sterk uit en zo ontstond de
concurrentieslag met Lissone, die
tenslotte voor beide ondernemingen
zo moordend bleek, dat in 1927 een
fusie tot stand kwam. Zo resulteerde
de dodelijke rivaliteit in de geboorte
van een organisatie met een enorme
bundeling van kennis. In 1920 bij
voorbeeld had Lindeman al een vai
de eerste luchtvaartovereenkorrste
afgesloten met dr. A. Plesman va
de KLM.
Na de fusie van 1927 maakte 1 .isso
ne-Lindeman aanvankelijk nog ee:
zorgelijke tijd door, maar in he
begin van de jaren dertig brax ee
periode van grote bloei aan. Toe
was er ook weer ruimte voor bijzoij
dere reizen, waarmee extra aai idacfl
op het bureau werd gevestigd. Ee
van die ondernemingen was bijvooij
beeld in 1932 de theaterreis. Di(
hield in dat de bewoners van Mep
pel, Kampen, Zwolle, Nunspeet ei
Amersfoort zich per extra trein naai'
Amsterdarh konden laten vervoererl
om daar een bezoek te brengen aai
het theater waar Jan Musch „Df
Wijze Kater" van Herman Heijer(
mans speelde. Inclusief retourbiljet;
ten, een bezoek aan Gerzon, eei
diner bij Krasnapolsky, een bespro
ken eerste-rangplaats en het vervoej
tussen schouwburg en station betaal
den de reizigers vanuit Meppel voo
de tweede klasse 15,50 en voor d
derde klasse 10,25.
Dit waren zeker niet de enige „bij
zondere" reizen. Zo werden ook ver
schillende reizen voor het Koninklijk
Huis, onder andere de huwelijksreis
van Koningin Juliana en prins Bern-
hard, door het reisbureau Lissone
Lindeman voorbereid en verzorgd.
Op 1 januari 1974 werd nog een|
derde naam aan die van het reisbu
reau toegevoegd: Ruys. Deze naam
is, teruggaand in de geschiedenis,i
afkomstig van Ruys-Intraned reisa-1
genten, een reisbureu dat zelf ook
weer een samenwerkingsverband!
was tussen Ruys en Co (passagekan- j
toor van de Rotterdamse Lloyd) en
Intraned (passagekantoor van de
Stoomvaartmaatschappij Neder
land).
Het is nu honderd jaar geleden, dat
Jac. P. Lissone zijn eerste reisje naar
Engeland organiseerde. Zijn een
mansbedrijfje is uitgegroeid tot eenj
wereldomspannende organisatie. I
Waar de moed van een pionier en
de heimwee van een plattelandsdok
ter al niet toe kunnen leiden. j
GERARD CRONÉ
POGING OM
VESTING
ARTSEN
COLLEGE
TE SLECHTEN
GOES - „Ook al schrijven de
regels anders voor, er zijn
ziekenhuizen waar men ope
reert zonder aan de patiënt
te vragen of hij daarmee wel
akkoord gaat. Dat kan toch
niet!" Met gepaste veront
waardiging komen deze
woorden uit de mond van
mr. F. G. A. Huber,
burgemeester van Goes en
tevens voorzitter van de on
langs opgerichte Algemene
Vereniging tot Behartiging
van de Belangen der Patiën
ten
De heer Huber weet, dat het
aantal commissies, verenigin
gen en organisaties dat zich
beweegt op het terrein van
de volksgezondheid schier
ontelbaar is. „Maar die be
staan voor het merendeel uit
artsen, verpleegkundigen en
andersoortige personen die
in de medische wereld hun
sporen hebben verdiend; al
len spreken over de manier
waarop de patiënt zo goed
mogelijk kan worden ver-
Mr. F. G. A. Huber, de
voor patiëntenbelangen
strijdende burgemeester
van Goes.
zorgd. Maar tot nu toe ont
brak het aan een discussie
partner die de problemen
vanuit de gezichtshoek der
patiënten belichtte".
De nieuwe vereniging wil de
ze leemte vullen. Zij wil met
al die commissies, organisa
ties en verenigingen aan tafel
gaan zitten en meepraten
over bijvoorbeeld ziekenhuis-
bouw, bezoektijden, de ver
houding tussen arts en pa
tiënt, over het recht op infor
matie, de begeleiding van
stervenden (de euthanasie
duikt op het ogenblik steeds
weer op in de discussies) en
over tal van andere aspecten
in de gezondheidszorg waar
bij de patiënt direct betrok
ken is.
Naar de mening van de heer
Huber en de zijnen, hebben
de medici tót nu toe een te
grote macht gehad, hoewel
hij moet toegeven, dat met
name onder de jongere art
sen en verpleegkundigen
langzamerhand een andere
houding merkbaar wordt. De
verpleegkundigen, aldus mr.
Huber, zien zich steeds meer
als gelijken van de artsen,
kijken niet meer zo op tegen
een medicus en zijn van me-
ning, dat een arts tenslotte
niets van de verpleging af
weet. Maar dat neemt niet
weg. zo meent de patiënten
vereniging, dat het artsen
college nog steeds een ves
ting vormt waartegen een pa
tiënt alleen niet kan opbok
sen. Met name de oudere ge
neratie onder de medici ver
wijt de heer Huber een arro
gantie, die veel patiënten
angstig in hun schulp doet
kruipen.
„Ook zijn er artsen, die hun
patiënten min of meer zien
als proefkonijnen, waarop
een nóg betere genezingsme
thode kan worden uitgepro
beerd. Er wordt nauwelijks
bij stilgestaan dat er een
mens. en niet een „geval" op
de operatietafel of. in het bed
ligt".
..Een van onze doelstellingen
is ook de patiënten mondiger
te maken. Ze behoeven zich
niet te laten betuttelen als
kleine kinderen. En wanneer
zij het niet eens zijn met een
bepaalde behandeling, dan
moeten ze dat zeggen. Het
liefst zag ik, dat er vóór elke
operatie, vóór elke behande
ling, een contract wordt afge
sloten tussen arts en patiënt.
De mensen betalen voor een
prestatie. Wanneer een wan
prestatie wordt geleverd,
moet een schadevergoeding
worden uitgekeerd. Op het
ogenblik ben je aan de heide
nen overgeleverd. Want waar
moet je heen wanneer het
verkeerd gaat? De keren dat
men een arts aanklaagt we
gens een gemaakte vergis
sing, wordt zo'n man voor
het medisch tuchtcollege ge
daagd. Hij wordt daar beoor
deeld door collega's. Kom
daar maar eens tussen".
Dat het de portemonnee, en
niet de aard en ernst der
ziekte is, die bepaalt of een
patiënt op-zaal of in een ka
mertje-apart terechtkomt, is
ook een doorn in het oog van
de vereniging. „In Amerika
is de ziekte de maatstaf en
niet het bezit van geldmidde
len. Zo zou het ook hier moe
ten zijn", zegt de heer Huber
„Daarnaast vinden we, dat
een zieke recht heeft op vol
ledige informatie, tenzij dat
medisch onverantwoord is.
Maar informeren mag nooit
worden nagelaten uit gemak
zucht of onverschilligheid.
Een zieke heeft er recht op
dat hem verteld wordt wat er
precies aan mankeert, wat
men denkt er aan te gaan
doen en ook of zo'n behande
ling al dan njet pijn doet. Nu
heeft niet iedere arts de gave
patiënten te informeren. Op
zo'n moment moeten ande
ren worden ingeschakeld;
pastoraal werkers, medisch-
sociaal werkers, maar ook
leken zoals familieleden die
een bepaalde instructie heb
ben meegekregen. In elk ge
val moet die kwellende onze
kerheid worden vermeden".
„Ook komt het nu nog voor,
dat de patiënt wordt geïnfor
meerd door de behandelend
geneesheer in het ziekenhuis
en dat de familie inlichtingen
gaat inwinnen bij de huis
arts. Dit leidt onvermijdelijk
tot misverstanden", aldus de
heer Huber.
Tenslotte zijn er nog allerlei
„kleinigheden" waarmee de
vereniging zich wil bezighou
den. „Hebt u in ziekenhuizen
ooit leuningen aan de muren
gezien voor mensen die moei
lijk ter been zijn? En dan
ook dikwijls die ene recrea
tiezaal-
Zowel rokers als niet-rokers
moeten zich in nog teveel
ziekenhuizen in één en de
zelfde zaal verpozen. Een da
gelijkse bron van ongenoe
gen. Bij de bouw is gewoon
niet gedacht aan twee zaal
tjes".
Een toekomstdroom van de
heer Huber is, dat ook gespe
cialiseerde patiëntenvereni
gingen, zoals de organisaties
voor nier-, astma-, of reuma
patiënten zich bij zijn vereni
ging aansluiten. Uit de statu
ten van deze verenigingen is
hem gebleken, dat deze zich
voornamelijk bezighouden
met de verbetering van de
behandeling, het steunen van
onderzoek daarnaar en het
trachten om specifieke kos
ten die hun leden hebben,
gefinancierd te krijgen. Het
verschil in uitgangspunten
en doelstallingen kan volgens
mr. Huber geen reden zijn
om zich niet aan te sluiten
bij de Algeméne Vereniging
tot Behartiging van de Be
langen der Patiënten (secr.
Opril Grote Markt 5 te Goes).
De taken kunnen zo verdeeld
worden, dat men elkaar ze
ker niet in de wielen hoeft
te rijden. Hoe dan ook. iede
reen is welkom, patiënten en
patiënten-in-spe. Wie kan
zeggen dat hij daar niet bij-
hoort?
LONNEKE VAN KOOT
In veel ziekenhuizen: doelloos rondslenteren door de gangen, bijvoorbeeld door
het ontbreken van gescheiden recreatiezaaltjes voor rokers en niet-rokers.