Bedreigde
vogelsoorten
krijgen
asiel in
„Hof van
Eenden"
ziekteverzuim zonder ziekte
STICHTING OP ZOEK NAAR
PAGINA 8
I.F.IDSE COURANT
MAANDAG 26 JANUARI 1976
De heer Biallosterski in zijn uitgebreide fok
kerij.
soorten succes. Allemaal in dat tuintje in Santpoort.
Een stel ganzen vond ik bij een handelaar hier. Ik
kon in die tijd nog niet sexen (het geslacht vaststel
len). Ik dacht dat ik een paar had gekocht, maar lan
ge tijd wist ik dat toch niet zeker, tot er toch een
ging leggen. Dat was in 1954 en sinds die tijd heb ik
er honderden gefokt.
In die tijd kwam ik ook in contact met de bereden
politie (de Mounted Police) in Alberta, Canada. Dat
kwam natuurlijk ook door die reizen die ik maakte
en waarbij ik allerlei exemplaren zag die ik hier ook
wel wilde hebben. Dus vroeg ik aan die mannen of
ze niet aan een paar duikeendjes voor me konden ko
men. Dat kon; ik kreeg keurig per vliegtuig twee pa
ren toegestuurd".
„Er bleek er echter een niet goed aan de vleugels ge
knipt te zijn. Die vloog weer weg uit mijn tuin in
Santpoort Een paar dagen later las ik in de krant
dat ze tussen de sluizen bij IJmuiden een vreemd, on
bekend soort eendje hadden. Ik dacht: dat is mijn
duikelaartje. Maar ik hoorde er verder niets meer
van. Een jaar later kwam ik in Engeland bij de vogel
beschermingsorganisatie. En daar hoorde ik dat een
duikelaartje de oversteek had gemaakt naar Enge
land. Maar het dier raakte weer zoek en een paar we
ken later werd hij gesignaleerd aan de westkust. Het
laatst hebben zij hem gezien in Ierland, in de buurt
van de vliegroute naar Canada. Kennelijk is het dier
tje hij is niet groter dan mijn hand weer terug
gevlogen naar zijn geboorteland. Zo sterk zijn de in
stincten van zo'n beestje".
„Tegenwoordig kom ik op zondag niet meer aan wer
ken toe. Dan staan er Duitsers, Belgen, Fransen en
Engelsen voor de deur die eenden willen hebben. Ja,
ik verkoop ook en ik ruil veel. Een deel van alles wat
ik fok gaat per vliegtuig weer terug naar waar ze
vandaan komen. Dan moet je maar hopen dat het
verder goed gaat".
„Vaak zijn het met uitstervan bedreigde soorten. Deze
soorten worden wel beschermd, maar de maatregelen
schieten hun doel dikwijls voorbij. Ze mogen niet
meer vervoerd of verhandeld worden. Welnu, dan kun
je er ook niet mee fokken om de stand uit te breiden.
De gevaren, die ze bedreigen blijven, zonder dat je
kunt ingrijpen. Ik heb hier bijvoorbeeld een paar Ha-
waii-eenden. Als die zo streng beschermd waren ge
weest had ik er hier niet mee kunnen fokken en dan
had ik er ook geen terug kunnen sturen.
Er komen ook veel valse sentimenten bij. Als de men
sen horen, dat je eenden of ganzen in hokjes hebt zit
ten, dan rijzen bij hen de haren te berge. Maar mijn
dieren piekeren er niet over om weg te gaan. Eén
keer is er een weggevlogen. De hele buurt ging er
achteraan. Ik zei nog: dat hoeft niet want hij komt
vanzelf wel weer terug. Ik heb zelfs meer moeite om
de wilde eenden hier weg te houden, dan dat ik ze
moet vasthouden. Hier hebben ze bescherming, ze
kunnen ideaal nestelen. En wat al die vreemde soor
ten betreft, ach geld hoeft het niet te kosten. Natuur
lijk, de electriciteit voor de broedmachines en de wa
terpomp. Maar wanneer je het goed aanpakt brengt
het nog geld op ook. Maar het gaat op de eerste
plaats om de liefhebberij. Je hebt succes als je de
ruimte en sfeer kimt maken die voor deze diren het
beste is. Ik heb een mooie tuin waarin zij beter tot
hun recht komen. Ik heb zelf twee sloten gegraven,
zelf een vijver aangelegd, overal omheiningen ge
maakt en wel vijftienhonderd boompjes geplant. Ik
heb er een jaar over gedaan.
I Soms maak je wel wat mee...Die winter, dat het zo
I sneeuwde. Ik laat de meeste eenden buiten want daar
zijn ze tegen bestand. Als je dan door die sneeuw liep
te ploegen zag je hier en daar een kaarsrecht kolom
metje in de sneeuw. Als je er in keek zag je heimaal
onderin de eend zitten, Maar geen nood hoor. Als het
werkelijk erg streng wordt, breng ik ze naar binnen.
Maar daar worden ze er niet rustiger op, integen
deel". BAS VAN KERKHOF
„Redden wat er te redden valt", en daaronder
valt ook deze speciale soort ganzen.
HOOGWOUD- Willem Biallosterski is stil toegelopen
op een zeer uitheemse gans. Hij drukt hem tegen zijn
groene legerjack. De gans protesteert nauwelijks.
Maakt alleen malende bewegingen in de lucht. „Ja,
dat vind jij niet leuk hè, als ik de grond onder je
voeten vandaan haal. Je hebt gelijk, dat vindt nie
mand leuk", spreekt hij begripvol en zet hem weer
neer. „Ganzen zijn dom, zeggen ze, maar dat is flau
wekul. Je moet ze aanvoelen, er mee om weten te
gaan....".
Dat kan Willem. Ook met die tweehonderd andere
zeldzame en vaak met uitsterven bedreigde eenden,
nog wat ganzen en zwanen. Er is geen werelddeel dat
geen snaterende afgevaardigde heeft in de tuin van
Willen, een halve hectare achter een kapitaal huis in
.het noordhollandse Hoogwoud. Hij laat hen broeden
brengt hen groot, spreekt hen toe en schept onfeil
baar het juiste klimaat Als de tijd daar is zet hij ze
weer op transport. In de hoop dat ze ergens ter we
reld weer zullen gedijen. „Redden wat er te redden
valt, meer kan ik niet doen", is zijn motto.
Het is Willen Biallosterski, met nog een spoor van
Russisch bloed in d'aderen, in deze kledij nauwelijks
aan te zien, maar hij beoefent naast zijn exclusieve
eendenliefhebberij het edele vak van diamantair, een
stiel die hem, gezien het aanzienlijke stulpje waarin
hij woont en de aardige lap grond met opstallen, geen
windeieren heeft gelegd.
Tot voor kort struinde hij de hele aardbol af in
dienst van ettelijke concessiehouders, op zoek in
menig onherbergzaam gebied, vanwaar hij werd
geacht terug te keren met monstersvan het exquise
gesteente. Dit ter meerdere eer en glorie van de Bial-
losterski's, aangezien grootvader (na aanvankelijk een
aardappelenhandel te hebben gedreven in Amster
dam) en vader zich eveneens in de branche bewogen.
De laatste jaren heeft Willen Biallosterski dit avon
tuurlijke maar vermoeiende levenspatroon gewijzigd.
Hij heeft de „ruwe diamant" tot zijn specialiteit ge
maakt en kan zich nu beperken tot het bepalen wat
voor stenen ervan gemaakt moeten worden.
Hij vertelt over die periode, waarin hij een soort
goudzoeker was, tenminste één sterke geschiedenis:
„Ik was voor mijn werk bij een stam in Liberia. Ik
moest de bodem onderzoeken, monsters nemen. Ik
kon niet met deze mensen praten, want die sraken
een taal die ik toevallig niet beheers. Op de een of
andere manier raakte ik toch in gesprek met de
hoofdman, en deze beloofde me een olifantstand te
zullen bezorgen. Nou, dat was nogal wat. Hij moest
van ver komen en zo'n tand is loodzwaar. Ik begreep
dat het minstens zes uur lopen was. Dat lukte natuur
lijk nooit. Maar goed, hij zou het adres opschrijven
en de tand opsturen naar Holland. Er verstreek een
jaar en ik dacht al lang niet meer aan die tand. Maar
opeens kwam er een telefoontje van Schiphol. Er
stond een vreemd pakket met mijn naam er op. De
beambten hadden al eens voorzichtig gekeken wat er
in zat, want die vonden het maar raar. En ja hoor,
keurig volgens afspraak 'n olifantstand op Schiphol".
Maar, zo stelt ook de heer Biallosterski vast, dit ver
haal op zich verklaart nog geenszins de schitterende
collectie eenden die hij in zijn tuin heeft.
„Die eendenhobbie dateert al van voor die tijd. Ik
fokte o.a. krielkippen. We woonden in Santpoort en
hadden een vijver die ik in de tuin had aangelegd.
Ik zat in die tijd op een tentoonstelling van Avi Cul-
tura en daarmee begon het zo ongeveer. Ik had daar
naast al behoorlijk wat contacten her en der in de
wereld. Zodoende kreeg ik een stel roodhalsganzen
uit Rusland. Ze worden nu niet meer uitgevoerd trou
wens. Niemand kon met die dieren in gevangenschap
fokken. Maar ik kreeg het wel voor elkaar en toen
was de wereld te klein. Iedereen stond op de stoep.
Zelfs een man van de dierentuin in Bazel. Hij wilde
zien hoe dat nu ter wereld mogelijk was. Hij kon het
maar niet geloven".
„Tja, die dieren moeten zich thuisvoelen. Natuurlijk,
anders gebeurt er niets. Ik had toen ook met andere
Dat vind jij niet leuk hè, als ik de grond onder je
voeten vandaan haal..."
(Van een onzer verslaggevers)
De werkende mens is wel eens ziek.
Dat kan op verschillende manieren.
Hij is zo ziek dat hij niet eens zijn
bed kan verlaten; hij is zo weinig
ziek dat hij door blijft werken; hij
voelt zich rot, maar gaat dusdanig
in zijn werk op dat hij daarom door
blijft werken; hij voelt zich idem,
maar blijft werken omdat „het thuis
ook niet alles is"; hij voelt zich
belabberd en vindt het redelijk ziek
thuis te blijven; hij voelt zich alleen
maar niet lekker, maar heeft boven
dien een hekel aan zijn werk en aan
zijn baas en blijft misschien mede
daarom thuis; hij voelt zich hele
maal niet ziek maar blijft „ziek"
thuis omdat de baas hem gisteren
een loer gedraaid heeft; idem omdat
er thuis een paar dingen gedaan
moeten worden, of er zijn vage
klachten en een algemeen gevoel
van onbehagen waarvan de oorzaak
niet duidelijk is en om die redenen
is hij op gezette tijden ziek
Er zijn nog wel meer variaties denk
baar op het verschijnsel „afwezig
wegens ziekte". Veel op dit gebied
is al onderzocht. Maar er bestaat nog
geen volledig algemeen en landelijk
inzicht in de relatie ziekte en ar
beidsverzuim. Wel algemeen is de
indruk dat werkelijk onterecht ver
zuim vrij weinig voorkomt In de
meerderheid van de gevallen zijn er
aanvaardbare redenen tot verzuim.
Ook bestaat de indruk dat soort
werk, sfeer in de bedrijven, onderlin
ge verhoudingen tussen personen en
de relaties tussen hoger en lager
personeel duidelijk te maken hebben
met personeelsverloop en verzuim.
Het ministerie van sociale zaken, de
federatie van bedrijfsverenigingen
en de Sociale Verzekeringsraad zul
len dit jaar deelnemen in een nieuwe
stichting, die hét bestaande onder
zoek naar de oorzaken van ziektever
zuim zal coördineren en nieuw on
derzoek wil bevorderen. De werk
zaamheden zullen in hoofdzaak be
staan uit het geven van voorlichting
aan het bedrijfsleven, het 'coördine
ren van onderzoeken en de centrale
registratie van de daarbij vrijkomen
de gegevens. Het bedrijfsleven be
paalt zelf of het mee wil doen aan
onderzoeken naar voorkomen en
aard van ziekteverzuim. Het kan op
elk gewenst moment afhaken. De
nieuwe stichting zal de diverse on
derzoekingen niet zelf verrichten,
maar uitbesteden aan bestaande on
derzoekbureaus en instituten. Het
bedrijfsleven bepaalt zelf de mate
waarin het meewerkt aan het onder
zoek.
Veel onderzoek is al gedaan door het
Nederlands Instituut voor preventie
ve geneeskunde. Ook de commissie
opvoering produktiviteit (COP) van
de Sociaal Economische Raad (SER)
heeft al de nodige schreden op het
terrein van onderzoek naar ziekte
verzuim gezet De nieuwe stichting
staat met zijn wortels dan ook in de
grond van de COP.
Uit alle onderzoeken hoopt men ten
slotte inzicht te verkrijgen in de
oorzaken van verzuim. Men hoopt te
kunnen uitmaken hoe verbreid het
zogenaamde „maatschappelijk" ver
zuim is. Maatschappelijk verzuim is
het verzuim, dat onder het mom van
ziekte plaats heeft maar dat in feite
dient om zaken en problemen buiten
het bedrijf op te lossen (dagje vissen,
praten over echtscheiding, spelen
met de kinderen, behangen, verbou
wen enzovoort). Ook wil men probe
ren te weten te komen, in hoeverre
dit maatschappelijk verzuim mede
gevolg is van onvrede met de werksi
tuatie, agressiviteit jegens werkgever
en andere stoornissen in de verhou
ding tussen werkgevers en werkne
mers, werk en werkers. Tevens
hoopt men uit te kunnen maken in
hoeverre ziekten een gevolg kunnen
zijn van minder goede of slechte
werkomstandigheden en of er een
onderscheid te maken is tussen ziek
ten zonder meer en ziekten waarvan
de oorzaak voor een deel of hele
maal in de werkomstandigheden ge
zocht moet worden. Mogelijk zullen
voor bepaalde bedrijfstakken, groe
pen werknemers, soorten werk, be
paalde verzuimpatronen ontdekt
kunnen worden.
Algemeen doel van de nieuwe stich
ting is in elk geval te onderzoeken
wat gedaan kan worden aan de ver
betering van lichamelijke en geeste
lijke gezondheid van werknemers en
bedrijfsleven. Want „ziek" zijn is tot
nu toe voor werknemers de enige
ontsnappingsmogelijkheid uit een
onbevredigende werksituatie. Ziekte,
al of niet gesimuleerd, is wel eens
het medisch ventiel voor maatschap
pelijk falen genoemd. Het onderzoek
zal niet alleen gericht zijn op de
negatieve kanten van ziekteverzuim.
Men wil ook graag weten welke posi
tieve effecten het al of niet terecht
ziekteverzuim van enkele dagen op
de werklust heeft. Grootste zorg
baart echter het langdurige verzuim,
waarvan de oorzaken moeilijk of
niet te achterhalen zijn. Het effect
dat men hoopt te bereiken is dat na
verloop van jaren vermijdbaar ziek
te verzuim ook inderdaad vermeden
wordt en dat allerlei vage gevoelens
van onbehagen in de relatie tussen
werkgevers en werknemers uitge
schakeld kunnen worden.
In verschillende tijdschriften wordt
al regelmatig gepubliceerd over ziek
teverzuim. Onder meer in Medisch
Contact en in het Tijdschrift voor
Sociale Geneeskunde. Er is bijvoor
beeld al onderzoek gedaan naar het
verband tussen kwaliteit en struc
tuur van de gezondheidszorg en lan
ge ziekteduur; naar het ziekmel
dingsgedrag van vrouwelijke werk
nemers en naar de relatie perso-
neelsbeleid/ziekteduur.
De kosten van de nieuwe stichting
zullen gedragen worden door het.
ministerie van sociale zaken, de So
ciale Verzekeringsraad en de Fede
ratie van Bedrijfsverenigingen. Het
is zeker niet de bedoeling een nieuw
controle-apparaat in het leven te roe
pen. Er wordt eerder in termen van
minder en anders gerichte controle,
dan aan meer controle gedacht.