Pander
herrijst
uit
zijn as
VLO
DREIGT
WEER
ALS
EEN
PLAAG
OP
ONS
AF
TE
SPRINGEN
verhaal van de luchtvaartpionier Van
Beek die met een Pander een noodland
ing maakte midden op een marktplein
in Rotterdam.
Verkuyl nostalgisch: „Ja, die motortjes
waren niet zo best".
Verhalen genoeg maar bijna niets con
creets. Toen duidelijk werd dat zijn
vliegtuigen een beslissende stoot had
den gegeven tot de ontwikkeling van de
Nederlandse sportvliegerij, deed Pan
der het hele pakket over aan de maat
schappij De Schelde in Vlissingen en
daar zijn alle constructiegegevens in de
meidagen van 1940 verbrand. Verkuyl
spijtig: „We hadden toen een vernieti
gingswoede. Niets mocht in handen van
de Duitsers vallen. „Resultaat: van de
Pander bleven slechts herinneringen
over.
Wat bracht Matthijs Verkuyl, succesvol
grossier in nepvliegtuigen, op de gedre
ven gedachte een echt vliegtuig te gaan
bouwen, en nog wel een ouwetje? De
verantwoordelijke man blijkt Frits
Ruth te zijn, een boezemvriend van
hem, luchtvaarttechnisch tekenaar, Ne
derlander van afkomst, maar woonach
tig in Duitsland. Frits stootte onlangs
tijdens een bezoek aan Amerika op de
luchtvaartshow van Oshkosh, zijnde
een evenement waar amateur-vliegtuig
bouwers hun zelf geconstrueerde of lief
devol opgeknapte oude machines voor-
vliegen. Verkuyl „Dat zijn er elk jaar
honderden en honderdduizenden ko
men er naar kijken. Frits raakte hele
maal bezeten van de mogelijkheden.
Toen hij terug was, hebben we er nach
ten over gepraat. We zeiden steeds
maar: wat zonde dat hier de zaak is
ingeslapen. En we besloten zelf een
oude machine na te gaan bouwen - hij
het hoofdje en ik de handjes. Waarom
een Pander? Nou, daar had Frits in
1939 op leren vliegen. Het was indertijd
een machine die erg in trek was bij het
lessen op de nationale luchtvaartschooL
het was een van de eerste lesvliegtui-
gen".
Zelf zal Matthijs Verkuyl nooit aan de
knuppel van zijn herboren Pander kun
nen zitten. Dat komt zo. „Een jaar of
acht geleden besloot ik zelf vliegen te
gaan leren. Dat ging erg fijn en ik
haalde mijn brevet. Maar dat rechtuit
vliegen beviel me op de duur niet en
toen heb ik lessen in kunstvliegen ge
volgd. Ik kreeg het net een beetje onder
de knie toen ik opeens afgekeurd werd
omdat ik een sporthart had Ik
voel me geweldig hoor, maar die arts
op Soesterberg zei: Matthijs, je hoeft je
boterham niet met vliegen te verdienen,
daarom kun je beter op de grond blij
ven. En gelijk had ie".
Dat is dus het probleem niet. Het pro
bleem is hoe de Pander uit zijn as te
doen herrijzen. Zoals gezegd zijn alle
constructietekeningen in 1940 verbrand.
Verkuyl gelaten: „Ja, en bij De Schelde
zitten nu alleen nog maar van die jonge
mensen. Die weten van niets. Maar we
hebben contact gezocht met gepensio
neerde vliegtuigbouwers uit die tijd en
ze hebben beloofd eens in de archieven
te zullen gaan snuffelen. Nog niks ge
hoord, nee. Maar nu heeft de heer
Zandvliet van de KLM, de beste lucht
vaarthistoricus in Nederland, ons de tip
gegeven dat we moeten gaan zoeken in
de archieven van de rijksluchtvaart
dienst en van de Technische Hoge
school in Delft, afdeling vliegtuigbouw.
Dat zullen we zeker doen, zodra Frits
weer in Nederland is".
En als ook dat niets oplevert? Verkuyl:
„Dan zullen we proberen de Pander
geheel in tekening te brengen en te
berekenen op grond van de maten en
de gewichten die globaal wel bekend
zijn. We beschikken over opengewerkte
constructietekeningen van de romp, de
ribben, de liggers en de stabilo's. Daar
zullen we het dan mee moeten doen,
maar het is vrij algemene informatie,
niet wetenschappelijk aërodynamisch.
Het zal ons een vertraging van ander
half jaar opleveren en zelfs in het geval
dat we alsnog de benodigde gegevens
vinden, zijn we drie tot vier jaar zoet
Maar het leuke is dat allerlei mensen
ons nu al willen helpen. We krijgen
materiaal toegestuurd dat varieert van
knipsels uit oude tijdschriften tot we
tenschappelijke boeken over vliegtuig
bouw en we krijgen brieven in de trant
van: ik behoor tot de beste lassers in
Nederland, ik wil graag helpen bij het
lassen van het rompje".
Het vinden van de motor baart Matthijs
Verkuyl nog de minste zorg. „In de
Pander EC zat een vijfcylinder Walter
van 90 pk. De Tsjechische fabriek be
staat nog, daar moeten we eens gaan
kijken. Maar sterker: die meneer Zand-'
vliet van de KLM belde op en zei: ik
weet waarschijnlijk nog een authentie
ke motor. Zuidelijk van Parijs blijkt
ene heer Holland of Hollander te wonen
die zelf in een Messerschmidt Tyfoon
108 uit 1938 vliegt en die een hele
schuur vol vliegtuigmotoren heeft,
waaronder rotatiemotoren uit de eerste"
wereldoorlog kun je nagaan. Daar zit
waarschijnlijk ook nog een Anzani bij,
de oorspronkelijke motor van de Pan
der voordat de Walter kwam. Dat zou
helemaal prachtig zijn".
PIET SNOEREN
BADHOEVEDORP Ja, waarom
houdt Nederland zijn roemrijke lucht
vaarthistorie niet in ere? Dat zou toch
moeten. Fokker, Koolhoven, de KLM
het vooroorlogse verleden is zo ontzag
lijk rijk. Ik heb naar de reden gezocht
en die gevonden bij de typische Hol
landse mentaliteit van: als het geen
geld opbrengt, staat het in de weg en
moet het verdwijnen. Zet het maar bij
het grof vuil". Matthijs Verkuyl (55) uit
Badhoevedorp lijkt breed, blond,
baard op een Viking, zij het van het
goedgeluimde type, maar als hij boven
staande woorden uitspreekt, klinkt hij
bozig. „Wat hebben we nou helemaal
staan in die Aviodome op Schiphol.
Een F7 en een C 5. Leuke dingen, maar
ze zouden weer de lucht in moeten. Ze
zouden minstens één keer "per jaar moe
ten vliegen. En de Spin van Fokker uit
1910. Dat is alles wat we hebben. Het
luchtvaartmuseum stelt niks voor".
Uit deze verontwaardiging is Verkuyls
grote plan geboren: het nabouwen in
luchtwaardige staat van de Pander EC,
in de twintiger en dertiger jaren het
raspaard van de Nederlandse vliegtuig
bouw. Sindsdien is het toestel zo 'dras
tisch in de vergeethoek beland dat er
niet eens meer constructietekeningen
van schijnen te zijn, laat staan model
len. „Dit is het enige wat ik heb", zegt
Verkuyl bitter, wijzend op een houten
wandbordje met een getekende afbeel
ding van de tweedekker en daaronder
het woord: succes. „Gemaakt door m'n
dochter voor Sinterklaas. Een leuke
meid".
Vliegtuigen bouwen doet Matthijs Ver
kuyl al sinds 1945. Honderdduizenden
heeft hij er afgeleverd in alle uithoeken
van de aardkloot. In Badhoevedorp
staat de grootste vliegtuigfabriek ter
wereld en tot in Argentinië, Australië
of Japan toe weten ze het stipje aan
de westrand van Amsterdam te vinden.
De secretaresse, als de telefoon even
niet rinkelt: „We krijgen vaak brieven
waarin staat dat we de mooiste model
len ter wereld maken. Dan moet ik wel
eens kleuren". Het vervaardigen van
vliegtuigmodellen - dat is de stiel van
Matthijs Verkuyl en zijn acht medewer
kers. Modellen, in grootte variërend van
tien centimeter tot twee meter, die vlieg
tuigfabrieken en luchtvaartmaatschap
pijen aanwenden tot visualisering van
hun produkt Zelfs voor Prins Bernhard
heeft hij modellen gemaakt en één in
massief zilver praalt op het bureau van
de President-Directeur van de lucht
vaartmaatschappij van Saoedi Arabië.
Maar daarover wil Matthijs Verkuyl
niet praten, wel over de Pander en over
de luchtvaart waarmee hij zich als door
een navelstreng verbonden voelt. „Ik
ben gelijk geboren met Schiphol. Mijn
ouders hadden een melkwijk hier in
Badhoevedorp en gingen Schiphol erbij
doen. Ik werd als kleuter van 3 al
vastgebonden op de bok en moest met
moeder mee uit venten. Zo kwam ik
elke dag op Schiphol en wat ik daar
zag, boeide me mateloos. Dat is mijn
hele leven zo gebleven".
De Pander dus. Officieel valt daar het
volgende over te melden van 1924 tot
1935 bouwde de afdeling vliegtuigcon
structie van de „Pander" meubelfabrie
ken verschillende school- en sportvlieg-
tuigen naar ontwerpen van de heer Th.
Slot. Zo was de Pander het eerste Ne
derlandse sportvliegtuig dat in serie
werd vervaardigd. Een niemanddalletje
was het van nog geen vijf meter -
gebaseerd op de „Vliegfiets" van ont
werper Carley. Een motortje van 25 pk
zorgde voor een maximum snelheid van
120 kilometer per uur. Maar ook machi
nes van zwaarder kaliber bouwde Pan
der, denk aan de EG 100 waarmee
sportvlieger Van Tijen in 1930 naar
Indië vloog en aan de roemruchte Pan
der Postjager, bijgenaamd „Pechjager",
omdat hij tijdens de Melbourne-race
roemloos verbrandde. Dan is er nog het
MATTHIJS
VERKUYL,
GROSSIER IN
NEPVLIEGTUIGEN,
GAAT EEN ECHT
TOESTEL BOUWEN
Matthuis Verkuyl, navelstreng met de luchtvaart
(Van onze correspondent)
LONDEN De beweeglijkste van alle insek-
ten dreigt weer als een plaag op ons af te
springen: de mensenvlo (Pulex Irritans)
schijnt, samen met de katten- en honden-
vlooien (Ctenocephalides Felis en Ctenocep-
haüs Canis), weer in aantal toe te nemen na
tientallen jaren van verval. Niemand weet
precies waarom. Evenals de beestachtige
hoofdluis, waarvan men beweert dat die
welig is gaan tieren bij de langharigen in
bepaalde delen van de westerse wereld, zou
ook de terugkeer van de vlo wel eens recht
streeks in verband kunnen staan met bepaal
de modeverschijnselen die de vlo een gunsti
ger nestelplaats bezorgen.
Maar bij de gezondheidsdiensten heerst het
kriebelige gevoel dat de in vroeger tijden
alomtegenwoordige vlo evenveel aanpassings
vermogen heeft als de muskiet, en nu niet
alleen nieuwe nestelplaatsen vindt maar ook
zeer snel allerlei weerstanden aan het opbou
wen is tegen de gangbare insektenbestrij-
dingsmiddelen. En zo heeft de simpele vlo
zich de eer verworven een artikel over zichzelf
te zien verschijnen in het Britse blad „Envi
ronmental Health", een tijdschrift op het ter
rein van de sociale gezondheidszorg.
Aangezien de larven van de verschillende
vlooiensoorten de merkwaardige eigenschap
bezitten om lange tijd in een soort sluimertoe
stand te verblijvenen pas tot volledige ontwik
keling geprikkeld worden als de warmte en
de bewegingen van een geschikte gastheer
hun sluimer verstoort, wordt ook de veronder
stelling geuit dat de vlooien merkbaarder aan
het worden zijn en dat er meer van hen
gehoord wordt vanwege de toenemende groei
van de handel in tweedehands meubilair. De
handel in tweedehands artikelen, die nu hoger
doordringt op de maatschappelijke ladder
dan in welke periode ook van de moderne
geschiedenis, zou wel eens een kiemendrager
kunnen zijn waar men rekening mee moet
houden.
Maar daar komt bij dat de vlo zo begaafd
en zo. merkwaardig van construktie is, en zo'n
eervolle rol heeft gespeeld in de wisselingen
van het menselijk lot, dat zijn opportune
.aanpassingsvermogen evenzeer onze verwon
dering wekt als zijn buitengewone spier
kracht Een bijzonder smaakvolle uitgave van
de Royal Society in Londen wees er onlangs
op dat de spierkracht van de vlo de verbazing
van de filosofen heeft gewekt en de ergernis
van de man in de slaapkamer, al sedert de
dageraad van de geschiedenis.
„Een tijdje geleden vroeg Sokrates aan Chae-
rephon hoeveel voet van zijn eigen formaat
een vlo kon springen.staat in de uitgave
te lezen, geciteerd uit Aristophanes. Het arti
kel gaat verder met op te merken dat Plinius
vlooien „vrolijk had zien rondspringen in de
eethuizen" en dat de vreedzame inboorlingen
van Aitutuke bij het aanschouwen van de
rusteloosheid van de vlooien en van hun
irriterende gewoontes tot de conclusie kwa
men dat het de zielen van gestorven blanken
moesten zijn.
Deze luchthartigheid mag ons echter niet tot
de gedachte verleiden dat deze uitgave van
de Royal Society die op indrukwekkende
wijze handelt over de springmechanismes van
de tropische rattenvlo Xenopsylla Cheopis en
uiteenzet dat een vroeger vüegmechanisme
zich gewijzigd heeft en geleid heeft tot de
huidige ongelooflijke springvaardigheid
niet in alle opzichten serieus bedoeld is. Het
lijkt er zelfs op dat deze uitgave het stan
daardwerk over de anatomie van de vlo zal
worden. En aangezien het niet erg waarschijn
lijk is dat de belangstelling ooit zal afnemen
voor een insekt, waarvan de spierkracht ver
gelijkbaar is met die van een man die twee
olifanten rond een voetbalveld kan slepen, en
die dat 10.000 keer kan doen zonder te stop
pen om op adem te komen, .zou deze uitgave
wel eens een soort wetenschappelijke bestsel
ler kunnen worden.
Een van de voornaamste nieuwe constaterin
gen is dat vlooien toch niet van hun voeten
opspringen, zoals door vroegere natuurken
ners werd geloofd, maar als een raket opstij
gen vanuit de gebogen knieën van hun achter
poten. Hun skelet- en spierstruktuur is zoda
nig dat er een enorme kracht wordt ontketend
door middel van een soort veermechanisme
waarvoor vroegere vliegspieren gebruikt wor
den. Dat is leuk om te weten, lijkt me, als
er eentje zichzelf in je broekspijp omhoog
lanceert, hoewel je dan erover moet nadenken
waarom dingen die omhoog gaan niet altijd
weer naar beneden komen.
Men zou veronderstellen dat de kwestie van
de volksgezondheid toch veel meer aandachl
verdient, omdat iedereen zich terecht herin
nert dat vlooien iets te maken hadden me
de pest-epidemieën. Het wetenschappelijk oor
deel daarover luidt dat dat waar is maar nief
van belang, want de vlooien die ons nu voel
baarder aan het plagen zijn, dragen voor
wat betreft de volksgezondheidsautoriteiten
geen noemenswaardige ziektes. Irriteren kun
nen ze wel als ze zich ragfijn en ongrijpbaar
voortbewegen door onze ruige vegetatie, maar
besmettelijk zijn ze niet De tropische ratten
vlo droeg de pest en tyfus over op de mens,
en kan en doet dat nog steeds, maar niet in
dit deel van de wereld. De Pulex Irritans,
zoals zijn naam ook al aangeeft, helpt ons
alleen om geprikkeld te blijven.
(Copyright The Guardian)