Corrie Konings Vaarwel aan luydjes, die roken naar spruitjes VLEES GEWORDEN SMARTLAP BAADT IN „WEELDE" DE ZANGERES ZONDER REKEL De Brabantse dakbedekkersdochter Corrie Ko nings, de vleesgeworden smartlap der lage lan den en traanverwekkende vedette uit de hitpa rade weet zelf alles van het leed, dat ze in driekwartsmaat of als smeuïge meedeiner over ons volk uitstort. Je hoeft haar echt niets meer te vertellen over hartverscheurende waterlan ders, peilloze droefheid en ondraaglijke harte loosheid. Als Corrie met haar gevoelige, drie maal gezandstraalde stem zingt over de ellende, die rijmt op bende, over al wat leefde en roemloos sneefde, over kommer en pijn voor jou en mijn, dan zijn het stuk voor stuk onderwer pen, gegrepen uit haar volle leven. Ze beschikte in haar jeugd over een vader, die dronk („Ik vergeef hem het, want elke medaille heeft twee kanten") en over een moeder, die haar prille geluk niet al te duidelijk zag zitten. „Achteraf is het een zegen", zegt ze met grote blijmoedig heid, „dat ik enig kind ben gebleven. Ik had zo'n leven niet graag aan andere broers en zusters gegund". Het kan er bij haar ook niet in. dat een aanzien lijk deel van de Nederlandse bevolking zich vol walging van haar liederen afwendt en met duide lijke braakneigingen naar het radiotoestel snelt, als de omroeper haar kersverse hit aankondigt. Ze begrijpt best, dat een sterveling op een gege ven moment uitgejankt is, „maar dan behoeven ze nog niet van de daken te schreeuwen, dat mijn liedjes minderwaardig zijn. Hoe kan iets nou minderwaardig zijn als je het bijna elke dag om je heen ziet gebeuren? Ja, mooie boel, als iede reen doet of zijn neus bloedt. Geen vuiltje aan de lucht, roepen ze. Maar dan vraag ik op mijn beurt: „huilen die mensen dan nooit?". Zijn er geen echtscheidingen, waarvan onschuldige men sen de dupe worden? Vinden kinderen niet de dood op de snelweg? Als ze zulke dingen ontken nen, leef ik zeker in een andere wereld. Ik zou het ook heerlijk vinden, als er geen pijn meer was. Wat is er zaliger dan een liefde, die beant woord wordt? Maar neem me asjeblieft niet kwalijk. Je hoeft maar om je heen te kijken om narigheid te zien. Ik ben heus geen huilebalk, eerder een gein schopper. Ik houd van gezellighéid, een knus huis, televisie kijken, glaasje drinken. Allemaal goed en wel. Maar als ik uit mijn raam kijk en ik zie een jongetje op straat spelen, van wie ik weet, dat zijn pappie en mammie weg zijn, 'dan MOET ik huilen. Is dat nou zo gek? Ben je daardoor ineens een stomme meid? Ik zal heus niet huilen in een huis vol mensen, maar wat is er op tegen om het 's avonds laat te doen, als niemand er last van heeft?". Zonder rekel De zangeres zonder rekel ventileert een zachte reutel en zoekt vervolgens steun bij de twee Nederlanders aan tafel, die sinds kort opereren als haar vaste lijfschrijvers. Eén van hen heeft inmiddels onthuld, dat het begonnen is als grap. „Je hoort zo'n smartlap en je denkt: verrek, dat flans ik tussen de soep en het slaatje ook effe in elkaar. In iedere man sluimert een Vader Abraham en dat wilden we vliegensvlug gaan bewijzen. Maar als je er eenmaal vóór zit blijkt het toch nog een heidense opgaaf te zijn. Het is namelijk niet waar, dat je er bent met het verzinnen van een lummelig tekstje. Dat komt er bij, maar het gaat om die eerste zin. Als de eerste klap een daalder waard is, gaat de kassa vanzelf rinkelen. Je moet het publiek met de eerste woorden al bij zijn kladden grijpen. De ogen moeten meteen vochtig worden, want anders verliest het publiek zijn interesse. „Elke dag droom ik nog van jou". Dat is een goeie, die woelt de zaak tenminste los. Want nou gaat het erom: waarom droomt die jongen nog steeds van haar? De bons gekre gen, de laan uit. Ha, daar is derhalve leed in het spel. Er zal aandachtig naar geluisterd moe ten worden. Want van een andermans ellende lust de burgerij wel pap. Als je toevallig ook nog zo'n geluksvogel bent, dat je een lekker in het gehoor liggend melodietje hebt, zo'n hutsefluts zonder moeilijke akkoorden, dat ze na tien seconden in de crapaud kunnen meeneuriën zit je gebeiteld. „Send me the pillow that you dream of', is een goed voorbeeld. Een stokoude hit, die het indertijd helemaal gemaakt heeft. Hij zoemt nog na in de hoofden en je hoeft er alleen maar een andere tekst op te plakken. „Vergeef me de kus waarvan ik droomde", is het geworden. Luister je goed. Luister je goed. Hoor je, wat ik zeg: Vergeef me de kus, waarvan ik droomde. Daar is dus duidelijk één partij niet aan de bak gekomen. Als je het met zo'n tekst niet maakt lukt niks meer". De zangeres voegt er haastig aan toe: „Soms begrijp ik de mensen niet. Ze beweren nou wel, dat ik alleen populair ben bij het gewone volk, de huismoeders en de arbeiders. Maar dat klopt niet, als je de reacties ziet. Zal ik je eens wat zeggen: de beter gesitueerden willen er niet voor uitkomen, dat ze van mijn genre houden. Ze schamen zich, omdat het allemaal zo eenvoudig klinkt. Ik vind dat onzin, want ik houd ook van lekkere pop en van swingen en van blues. Ik vind de Zangeres zonder Naam een geweldige vrouw en Mieke Telkamp ook, maar ik ben ook gek op Elvis Presley, op Tom Jones". „En Mözart?". „Waar komt die vandaan", informeert ze waak zaam. „Uit Oostenrijk, Corrie, hij is geboren in Salz burg". Ze denkt even na en schudt het hoofd: „Sorry, het spijt me. Ik ben niet zo op de hoogte van Oostenrijkse zangers". Ze heeft wel een afgeronde mening over de zangeres Hannie, die haar taak bij de Rekels heeft overgenomen. „Ze is erg jong. Ze is niet aan dat leven gewend. Begrijp je. Ik ben er langzaam ingerold. Bij "mij was het niet „boem", daar is Corrie. Ik kon er op mijn gemak naar toeleven. Bij haar gaat het allemaal te snel. Hannie kan het gewoon niet verwerken". Zelf zag ze in 1972 haar dienstverband bij de Rekels na drie platina en twee gouden platen niet meer zitten. De ellende in Brabants groeps verband was haar naar de lippen gestegen en ze koos voor een solo-carrière. Het was een stap, die door de kenners werd afgeraden, want vol gens hen miste de blonde Bredase de vereiste vérdragende stem om haar boodschap aan de lijdende mensheid uit te dragen. De kenners vonden het ongelijk ook ditmaal aan hun zijde. Corrie waadt ook alleen door de losse groeven en verschijnt regelmatig in het licht van TopPop. „Ik had die stap veel eerder moeten nemen", verwijt ze zich achteraf, „ik baalde al lang van de Rekels. Elke avond hetzelfde eentonige werk hangt je op het laatst de keel uit. Daar kan geen gouden plaat wat aan veranderen. Ik volg nu mijn eigen weg en waar die toe leidt zie ik later wel. Ik heb een carrière die eindeloos kan duren De ene keer een stapje terug, het volgende moment weer in de top. Dat is gezond voor een mens. Ik heb gelukkig geen sterallures en wil best zo nu en dan een zeperd halen. Volgens de mensen, die me kennen ben ik zelfs te eenvoudig. Ze vinden het heel gek, dat ik na een opname in Brussel bij één van mijn fans gezellig koffie ga drinken. Zomers wordt mijn tuin gedaan door een man uit Grave. Die neemt gezellig zijn vrouw mee en daar babbel ik wat mee. Dat vind ik gezellig. Ik hang vreselijk aan anderen. Ik laat me ook gemakkelijk in de maling nemen, omdat ik iedereen vertrouw. Dat schijnt een eigenschap van een Maagd te zijn. Te open, weet je wel". Ex-marechaussee Over de loyaliteit van één fan heeft ze inmiddels volledig zekerheid gekregen Het betreft de ex- marechaussee Piet Roeien, die zijn opsporingsbe voegdheid in het begin der jaren zeventig voorna melijk op haar richtte. Hij ging er daarbij van uit, dat huilen voor hem nog niet te laat was gekomen en nadat hij op zijn knieën van zijn onwankelbare trouw had getuigd schonk ze hem het verlossende „ja-woord". Sindsdien zit hij achter het stuur van de Mercedes, waarin ze naar de deinende fans snelt. Beiden bewonen nu een forse bungalow in Weelde, een gortdroog dorp in de Belgische Kempen, dat is uitgerust met aantrekkelijke belastingfaciliteiten. „Je kunt dus zeggen, dat Corrie nu in weelde baadt", deelt hij licht geamuseerd mee. „We hebben namelijk een fantastische badkamer in ons huis", legt de zangeres terzijde haastig uit De tekstschrijver knikt langdurig. Zie je nou wel, dat het menselijk leed wel degelijk ook zijn positieve kanten heeft. LEO THURING Stoer en streng doemen se op uit het familie-album van Leonard de Vries: Nederland se mannen, vrouwen en kinde ren, zwart op wit betrapt bij het staren naar het vogeltje, de grote kiekendief onder de zwarte doek. Ze waren zicb pijnlijk bewust van de eeu wigheidswaarde van dat gTote moment, hadden hun zondag se kleren aangetrokken, de mooiste strikken in het haar gebonden en de rijlaarzen ex tra gepoetst Zo traden ze aan vóór de camera van de rond reizende fotograaf; boeren, burgers en buitenlui, die het overtuigend bewijs van bon aanwezigheid op aarde in al bums met raffiakaft of in af gedankte sigarenkistjes aan de volgende generatie doorga ven. Als ze na tien, twintig jaar weer opdoken kon men meestal zeggen: „Kijk, die lin ker is nu dood" en later: „Die rechter is de enige, die nog leeft". En tenslotte was er bij na niemand meer over en geen mens die de moeite nam om de gebruinde foto's te voorschijn te halen. Aartsverzamelaar De Vries heeft die moeite wel genomen en het resultaat van zijn speurtocht naar het fotogra fisch geheugen van onze voor ouders is een album geworden vol stille, godvrezende blikvan- Duidelijk in postuur een tikje bevangen door de ca mera, die nog niet zo alle daags was als nu. gers. Het zijn de kleine kop stukken der lage landen, die nog één keer om onze welwil lende aandacht vragen. Wim Zaal, die het „Nederlands Familiealbum" van nostal gisch commentaar heeft voor zien zegt in zijn inleiding: „Uit dit boek golft ons een diepe ernst tegemoet, een leer van lijden zonder klagen, een im mense zee van zwijgen, waar de mensen bewegingloos op liggen uitgestrekt Je denkt bij foto's bijna nooit „als hij zijn mond zou openen wat zou hij zeggen?", maar bij deze foto's denk je dat onophoudelijk. Misschien komt het, omdat op oude foto's mensen niet in hun gewone doen zijn. Ze stellen zich nadrukkelijk voor de ca mera op. Ze zijn een tikje méér dan zichzelf, ze zijn zoals ze willen, dat de wereld hen ziet: kleine baasjes, méór baasjes. De foto's stileren hen tot typen, niet van een bepaal de generatie, want jong en oud staan door elkaar; maar teza men typen van een tijdperk. En dat ongewild, onopge smukt. Aan dit familiealbum heeft geen beroemde fotograaf zijn kunst ten koste gelegd, het toont naamlozen door naamlo zen in beeld gebracht. En de totstandkoming van het boek sluit daarbij aan: de opnamen zijn geselecteerd uit vele dui zenden, na een oproep in het weekblad Libelle, toegezonden door lezeressen. De lucht, die uit het album waait behoort duidelijk toe aan cleyne luydjes, bij wie het altijd ruikt naar spruitjes. Toen de foto's genomen wer den was Nederland de derde koloniale mogendheid van de werela. De gulden was bikkel hard en onze schepen storm 1 Ze kijken niet alsof ze veel te lachen hebben. Ook zij hebben gewacht op het vogeltje den over de oceanen. Maar ondanks die macht waren de vensters naar buiten klein. „Nederland was de navel van de wereld", botuleert Zaal, „Vriezenveen, de navel van Nederlands oom Karei dië van Vriezenveen". Het was ook de tijd, waarin ae boeren uit het noorden uiterst zwijgzaam door hun leven ploegden en slechts in korte zinnen spraken tot huns gelij ken. Als een knecht hen groet te dan zagen zij hem niet eens. En 's avonds schreven ze hun bevelen op de staldeur: „Jan, het gras moet gemaaid. Teus, loop de hekken langs". Als hun dochter verliefd werd op een heer van mindere stand zeiden ze: „We nemen hem graag in onze gebeden op, maar niet in de familie". Zo was het leven in die dagen, streng gereglementeerd door christenplicht en streektradi- tie. De standenmaatschappij had deugdelijke scheidsmuren opgetrokken, waarachter een ieder zijn onsterfelijke ziel in lijdzaamheid bezat. Het lijkt alweer zo lang gele den, maar toch zijn de foto's van dichtbij met de niets ver hullende groothoeklens geno men. De arbeiders in het al bum verdienen gemiddeld ze ven gulden per week en de' middenstanders huren een daghit, met wier aanwezigheid zij de buren de ogen uitsteken. Maar beiden torsen hetzelfde taaie ongerief, waaronder ze tot aan hun dood gebukt zul len gaan. En de kinderen op de prenten hebben te vroeg gerijpte, oude hoofden, die als stripballonnen op te dunne lijfjes gemonteerd zijn. Afhankelijk van de wel stand hunner ouders volgen zij onderwijs in een klompen- school of een schoenenschool. Van hygiëne hebben ze nog nimmer iets vernomen. Als een inspecteur aan een klas van dertig leerlingen vraagt: „Wie wast zich over het hele lichaam?" is de uitkomst be droevend. Eén jongen wies* zich één keer per week over het hele lichaam, één meisje deed dit alleen in de zomer en 's winters om de twee weken. Alle andere kinderen deden het nooit. Wij schrijven op dat moment 1907. In de jaren, waarin de foto's genomen werden hield de techniek de mensen in ademlo ze, soms angstige spanning. Dat gold zowel voor de mons ters, die de Zuiderzee moes ten leegpompen (wat volgens de meesten toch niet zou luk ken) als voor de telefoon, pa théfoon en de radio. Het meest tot de verbeelding der burgerij sprak de vliegmachien, die goddeloze hemelbestormer, waarmee de mens tot in Ne derlands-In dië kon zweven. Hij vormt dan ook in het al bum een gewild décorstuk voor vele foto's. Leonard de Vries laat ze nog één keer defileren voor het nageslacht: agrariërs vóór hun boerderij, nonnen in volle ge vechtsbepakking met leer plichtig kroost, bouwvakkers met de troffel geheven, jagers, broeierig poserend met wind honden en buit, bruiloftsgan- gers met papieren mutsen op het hoofd, moeder in strand stoel en vadér in de kuil op het Scheveningse strand. Cleyne luydjes, die eens heb ben geroken naar spruitjes, maar alweer lang geleden van de aarde zijn verdwenen als stoomboten in de mist. Blade rend in het Nederlands fami liealbum geeft de kijker hun een laatste hartverscheurend vaarwel. Daarna kunnen ze weer terug in de sigarenkist. Het is een bijna symbolische plaats voor mensen, die in hun leven voortdurend de deksels op hun neus hebben gekregen. LEO THURING Nederlands Familiealbum, door Leonard de Vries. Uitge verij Meulenhoff in Amster dam. Tot 31 januari 17,50. Daarna 22,50, gebonden 29,50.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1976 | | pagina 14