V alse
tijdseinen
Mreigen
scheepvaart
j ^cssa
Nederland heeft Zuidmolukkers weinig te bieden
„woef, woef, woef"
„over en uit
en sterf maar"
Rotterdam „Over en uit en
sterf maar". Die verwensing be
tekende vorige week in de Rot
terdamse haven het eindsignaal
van een reddingsoperatie waar
aan ruim tien schepen te pas
kwamen en die volkomen node
loos op touw was gezet De
S.O.S.-oproep die rivierpolitie,
sleepboten en havenautoritei
ten in rep en roer had gebracht
en full speed had doen uitvaren
was afkomstig van een grap
penmaker. Een man met een
ontwricht gevoel voor humor
die zaterdagavond om precies
18.00 uur het bekende „Pan, pan
- Katastrophe" de ether inslin-
gerde en daarop liet volgen:
„Dit is de schipper van het
motorschip „Gerrit". Ik ben
aangevaren door de duwboot
„Walrus". Ik lig in de Parkha
ven en ben zinkende".
Politie-adjudant G. van Driel
van de varende dienst in Rotter
dam twijfelde in eerste instantie
absoluut niet aan de echtheid
van de noodkreet. Hij heeft 30
jaar ervaring in de Rotterdamse
haven en kent zowel de „Gerrit"
als de „Walrus". Twijfels bekro
pen hem wèl toen in de Parkha
ven alles even rustig bleek als
op elke andere zaterdagavond,
maar hij bleef alert. Na een
kwartier volgde een herhaling
van het assistentie-verzoek:
„Komen jullie nog of hoe zit
dat? Ik verlaat nu het schip".
En op die oproep volgde dan de
ongelukswens.
„Op dat moment begrepen we
"het wel", zegt Van Driel, „maar
inmiddels waren wel mooi de
sleepboten Noorwegen, Spits
bergen, IJsland en Mars II naar
de Parkhaven gesneld, waren
wij daar met de Scotland Yard
en toerden er ook nog eens een
aantal boten van de gemeentelij
ke- en rijkshavendienst rond.
„Sterf maar", zegt zo'n joker
dan. Had ie dat pot hier en daar
maar eerder gezegd".
Loze S.O.S.-oproepen, valse
bommeldingen en andere practi
cal jokes in dit genre bedreigen
het radio-verkeer in de Neder
landse wateren in toenemende
mate. Er valt vrijwel niets tegen
te doen.
Twee weken geleden was op de
Westerschelde de boot helemaal
aan. Daar werd in de storm
nacht van 1 op 2 januari een
noodsignaal van de sleper Brit-
tannic opgevangen. Volgens het
alarm zou zich aan boord één
dode bevinden. De vijf overige
bemanningsleden stonden op
het punt de reddingssloep te
laten zakken omdat de boot in
alle opzichten ten prooi leek aan
het beukende natuurgeweld.
Ook hier kwam tenslotte vast te
staan dat de bemanning van de
onmiddellijk uitgevaren red
dingsboot „Javazee" uit Bres-
kens haar leven voor niets ris
keerde. De drenkelingen beston-
echte marifoon. Een paar derde
hands kristallen, mits van de
goeie soort, zijn al bruikbaar.
Een zend-amateur kan de was
doen. Dat de deining op de Wes
terschelde is veroorzaakt door
zo'n radio-hobbyist, acht groeps
commandant J. Bout van de
Zeelandse rijkspolitie te water,
dan ook zeer wel mogelijk. Ri
viercommissaris Van der Zande
denkt in het Rotterdamse geval
eerder aan een dronken schip
per of matroos.
De straffen die kunnen worden
opgelegd als een opzettelijke pa
niekzaaier in de kraag wordt
gegrepen, zijn licht. Het wet
boek van strafrecht kent voor
vals alarm, het nodeloos versto
ren van de rust en dergelijke
een sanctie van op zijn hoogst
twee weken gevangenisstraf of
120 gulden boete. De disciplinai
re maatregelen die de directeur-
generaal van de PTT aan een
vergunninghouder wegens mis
bruik kan opleggen, zijn ook
beperkt.
Gezien de onmogelijkheid om
loos alarm te voorkomen, pleit
commissaris Van der Zande dan
ook voor zwaardere straffen
„op alle valse meldingen die
duidelijke consequenties hebben
voor iedereen". Daarbij denkt
hij niet alleen aan zijn eigen
werkterrein, maar aan dat van
politie en brandweer in het alge
meen. „Een duidelijke straf
baarstelling zal zeker een pre
ventieve werking hebben".
Overigens wordt het radiover
keer te water niet alleen door
uit het lood geslagen practical
jokers bedreigd. Even ernstig zo
den alleen in de verbeelding van
de etherpiraat.
„Het beroerde is", zo reageert
de commissaris van de Rotter
damse rivierpolitie L. van der
Zande op de paniekzaaierij,
„dat je zo machteloos staat. Wat
voor aanknopingsppunten heb
ben we nou in die affaire „Wal
rus" en „Gerrit"? Alleen een
bandje waarop de dader „sterf
maar" roept. Als de man een
eenmalige lolligheid heeft uitge
haald, krijgen we hem nooit te
pakken. Doet ie het nog een
paar keer, dan komen misschien
meer aanwijzingen beschikbaar.
Toch blijft het ook dan twijfel
achtig of we er in slagen hem
in de kraag te grijpen".
De alarmkreten komen in de
wereld over een apparaat dat
marifoon heet Een mobilifoon
voor gebruik op het water. Ge
sproken wordt over verschillen
de kanalen. Alle marifoonbezit-
ters die op hetzelfde kanaal af
stemmen en niet verder dan
zo'n 20 kilometer van elkaar af
zitten, kunnen met elkaar com
municeren. Eén van de kanalen,
op de binnenwateren kanaal 10,
is uitsluitend bestemd voor het
geven van aanwijzingen ten be
hoeve van een veilig verloop
van het scheepvaartverkeer. In
clusief het zonodig inroepen van
assistentie. Instanties als de ri
vierpolitie en Scheveningen Ra
dio zijn 24 uur per dag bezig dit
speciale kanaal uit te luisteren.
Opdat, zodra hulp nodig is, men
die la minute kan bieden.
Om van een marifoon gebruik
te mogen maken, is een vergun
ning nodig van de PTT, die
onder bepaalde voorwaarden
wordt afgegeven. Zo verplicht
de vergunninghouder zich tot
een juist gebruik van de ver
schillende kanalen. Ook moet
hij beloven dat hij bij de aan
vang van een mededeling steeds
zijn registratienummer opgeeft.
Dat laatste zou een redelijke
bescherming tegen wangedrag
bieden, als iedereen zich er te
allen tijde aan hield. Maar dat
dat in werkelijke panieksitua
ties doorgaans wordt vergeten,
ligt voor de hand. Iemand die
in nood verkeert beperkt zich
kortheidshalve tot het opgeven
van zijn positie en de naam van
zijn schip. Misbruik van de
hulpvaardigheid van politie- en
reddingsdiensten, is daarom
niet te voorkomen. Iedereen die
zegt dat zijn schip de „huppele
pup" heet en ter hoogte van
Vlissingen in moeilijkheden ver
keert, brengt hoe dan ook tien
tallen schepen en honderden
mensen in het geweer.
Hiervoor hoeft men zelfs niet de
beschikking te hebben over een
niet ernstiger acht commissaris
Van der Zande het kwalijke ge
bruik bij de scheepvaart om
kanaal 10 te benutten voor „ge
zwam en geleuter". „Men ge
bruikt het kanaal voor buur
praatjes. Voor verzoeken om het
een en ander van de wal mee
te nemen en om naar eikaars
welstand te informeren. Uite
raard zonder het registratie
nummer te noemen en niet lang
achter elkaar. Ook hier is het
vrijwel uitgesloten overtreders
te betrappen. De schippers heb
ben zich zelf ermee natuurlijk,
want als er twee zitten te zwam
men kan een derde, die werke
lijk iets ernstigs te melden heeft,
zich niet verstaanbaar maken.
Zowel de valse meldingen als
deze leuterpraat kunnen levens
gevaarlijke consequenties heb
ben".
Dat het nautisch radioverkeer
in heel Nederland onder een
steeds toenemende overlast
lijdt, wordt bevestigd door de
inspectie kust- en scheepsradio
van de centrale directie van de
PTT. Hier brengt men de toene
ming onder meer in verband
met de omstandigheid dat het
aantal marifoonbezitters steeds
groter wordt. „Dat betekent dat
ook het aantal lastposten zich
uitbreidt", zo redeneren de in
specteurs simpel. De Rotter
damse adjudant Van Driel wil
dat niet bestrijden, maar tekent
wel aan dat de lastposten zich
steeds doller gaan gedragen:
„Kort geleden nog kregen we
een valse melding binnen over
een hond die op een onduidelij
ke manier van één bepaald
schip op een ander was terecht
gekomen en zodoende zoek ge
raakt. Toen we zijn eigenaar
ervan op de hoogte stelden dat
we aanwijzingen hadden waar
de hond zat, werden we door de
radio vierkant uitgeblaft: „Woef,
woef, woef'. De betrokkene
bleek een valse identiteit te heb
ben opgegeven.
WILLEM SCHEER
CeidocSoivtcuit
Commissaris L. van der Zande (finks) en adjudant G.van Driel: „Grappenmakers bedreigen het radio-verkeer
op de Nederlandse wateren".
DEN HAAG Zes vooraanstaande Zuidmolukse
leiders stapten vanmorgen het kabinet van premier
Den Uyl aan het Haagse Plein 1813 binnen voor
een gesprek met de Nederlandse gezagdragers over
de Zuidmolukse problemen en wensen. De Molukse
delegatie werd - zoals gebruikelijk - aangevoerd
door de president van de Republik Maluku Selatan
(RMS), ir. J. A. Manusama. De Zuidmolukse leiders
ontmoetten in de vergaderkamer van het ministe
rie van Algemene Zaken, zoals het departement
van de premier wordt betiteld, minister-president
Den Uyl en de bewindslieden Van der Stoel, Van
Doorn en Van agt.
De verwachtingen van de Zuidmolukse leiders wa
ren vanmorgen nog hooggespannen. Ir. Manusama
meende, dat het Nederlandse volk en dus de Neder
landse parlementariërs in de afgelopen weken meer
begrip hadden gekregen voor de "Zuidmolukse
zaak". Die verwachtingen van de minzame heer
Manusama, die onlangs werd gepensioneerd als
leraar wiskunde aan een Rotterdamse school, zullen
wellicht niet gehonoreerd worden. Weliswaar is het
Zuidmolukse ideaal thans bij eenieder bekend,
maar iedere Nederlander beseft tevens op welke
wijze de Molukse gemeenschap in Nederland die
kennis heeft weten over te brengen. Een treinka
ping, moorden, een gijzeling in het Indonesische
consulaat in Amsterdam, en tal van de bij een
gijzeling behorende terreurdaden werden door de
Molukse groepering aangevat om de "dovemanso
ren" van de Nederlandse regering tot luisteren te
dwingen.
De Molukse terroristen in Beilen en in Amsterdam
kregen in zoverre hun zin, dat de Nederlandse
regering bereid bleek de Molukse vertegenwoordi
ging te ontvangen. Die bereidheid had de regering
ook na de terroristische aktie in Wassenaar in
augustus 1970. Ir. Manusama werd na die actie
ontvangen door minister Luns en premier De Jong,
maar volgens zijn zeggen wilde men toen alleen
maar praten over "hoe soortgelijke gebeurtenissen
in de toekomst konden worden voorkomen". Het
politieke aspect van de Zuidmolukse zaak kwam
toen niet aan de orde.
Het heeft er alle schijn van, dat dit politieke aspect
nu wel aan de orde komt. Maar wat de Zuidmoluk
kers daar mee zullen opschieten? Het antwoord zal
ongetwijfeld luiden: weinig of niets. De stichting
Premier Den Uyl bestempelde de RMS-wens min of meer als een illusie
Door de Eeuwen Trouw belegde gisteravond een
bijzondere landelijke vergadering in Utrecht om
zich uit te spreken over de noodzaak van het
gesprek dat vanmorgen werd gehouden. "Het ge
sprek moet het begin zijn van een dialoog op basis
van het feit, dat het RMS-probleem geen sociale
maar een politieke zaak is. Nederland dient het
principe van zelfbeschikkingsrecht voor het Zuid
molukse volk te erkennen. De Nederlandse regering
zal moeten toezeggen, dat zij voortdurend kontakt
zal gaan onderhouden met onder meer de Indonesi
sche regering en de Verenigde Naties met als doel
het Zuidmolukse probleem als politiek probleem tot
een oplossing te brengen". Dat waren de eisen die
de stichting gisteravond naar voren bracht om
daarmee haar sympathie voor de Zuidmolukse
strijd te uiten.
De stellingen van de Nederlandse stichting zullen
ongetwijfeld dezelfde zijn als de punten die vanmor
gen door de Zuidmolukse delegatie aan de orde
werden gesteld. Wat is echter de intentie van de
Nederlandse regering? Na de opschudding verwek
kende uitspraken van de ministers Van der Stoel
en Van Doorn als zou de Molukse wens een
"droom" zijn, is deze gedachte vorige week nog
overgenomen door premier Den Uyl, die de RMS-
wens min of meer als "illusie" bestempelde. Men
zal echter wel alles in het werk stellen om eventuele
toekomstige agressieve daden van de Zuidmoluk
kers uit te bannen. Tijdens het gesprek van ir.
Manusama met de bewindslieden in 1970 is dat
volledig mislukt. Thans zal men andere paden be
wandelen.
Het politieke spel rondom het vandaag begonnen
gesprek is al weken aan de gang. De uitspraak van
premier Den Uyl dient in dat licht te worden bezien.
Ook Indonesië, dat het Zuidmolukse probleem
slechts als een "Nederlandse zaak" wenst te zien,
voelt zich nauw betrokken. Dit laatste blijkt wel uit
een brief die vorige week vanuit Ambon naar het
Nederlands parlement werd gestuurd. Daarin schrij
ven twee Ambonezen, Johannes Manuhutu en Al-
bert Wairisal, dat de proclamatie van de Republik
Maluku Selatan in april 1950 onder bedreiging met
de dood werd ondertekend en dat ir. Manusama
en zijn volgelingen dus een valse proclamatie na
streven. En beide heren zouden het moeten weten,
want zij behoorden beiden tot de ondertekenaars.
De brief is door de Indonesische ambassade op
ruime schaal verspreid. Ir. Manusama heeft de brief
inmiddels als "leugenachtig" bestempeld en noemt
het schrijven een onderdeel van "het Indonesische
spel", waaruit blijkt dat men ongerust aan het
worden is".
Sinds de terreurdaden in Beilen en Amsterdam zijn
de Zuidmolukse leiders frequent bedreigd. Ir. Manu
sama heeft zo'n 500 brieven ontvangen waarvan een
dikke honderd dreigementen bevatten. De overige
zouden sympathie-betuigingen zijn. Ook ds. Metiary,
die met ir. Manusama een belangrijke rol speelde
als bemiddelaar in de gijzelingsaffaires, ontving
Ir. Manusama ziet zijn verwachtingen nog
niet gehonoreerd.
dreigementen, evenals de leider der Zuidmolukse
jongeren E. Aponno.
De dreigementen per brief en telefoon aan het adres
van de Zuidmolukse leiders passen geheel in het
beeld, dat heeft geleid tot het gesprek dat vanmor
gen is begonnen. Mogelijke nieuwe terroristische
acties vormen het decor waarin het gesprek wordt
gevoerd. De zware opgave waar de Nederlandse
bewindslieden zich voor gesteld zien is hét geesca-
leerde geweld een halt toe te roepen. Veel meer dan
"een doekje voor het bloeden" kan Nederland de
Zuidmolukkers echter niet geven.
WIM BUIJTEWEG