Limburgse amateur
speelt met voor
historisch gereedschap
Schildpad geen
werpwerpspeelgoed
„Ik maak
het allemaal,
maar
vernietig
het weer
zo snel
mogelijk"
Jan Janssens maakt, mocht hij
ooit op een onbewoond eiland
aanspoelen een goede kans op
overleven, zelfs al zou hij geen
zakmes bij zich hebben om een
stok te snijden, waarmee je het
wild te lijf kunt gaan. Het eni
ge wat hij nodig zou hebben,
zijn een stuk of wat stenen.
Liefst vuursteen, maar het mo
gen ook andere soorten zijn.
Miljoenen jaren lang heeft de
mens zich werktuigen gemaakt
door van een gevonden steen
stukken af te slaan. Hij deed dat
met behulp van een andere
steen, met een hertegewei of
zelfs met een stuk hout Miljoe
nen bewerkte stenen zijn in de
laatste honderd jaar door de
handen van archeologen gegaan
en we hebben intussen een vrij
aardig beeld gekregen van de
cultuur van onze verre voorou
ders. Dit temeer, omdat we kon
den vergelijken met de manier
waarop in verscholen uithoeken
van moeder aarde vandaag-de-
dag nog mensen leven met be
hulp van zelfgemaakte stenen
wapens en gereedschappen.
Maar onze kennis beperkt zich
tot de buitenkant Zelfs wie met
eigen ogen gezien gezien heeft,
hoe een Papoea een bijl kapt uit
een ruwe steen, heeft nog maar
een flauw notie van de talrijke
mogelijkheden van deze tech
niek.
Het belangrijkste gereedschap,
dat Jan Janssens gebruikt is
hertegewei. Hij heeft het bij een
dierentuim duur moeten kopen
en hij is er dus zuinig op. Elk
stuk wordt gebruikt en voor dat
doel van het grote gewei afge
zaagd. Janssens gebruikt daar
een ijzerzaagje voor, maar het
kan ook met steen. Er zijn vuur
stenen zaagjes gevonden en dat
die heel effectief kunnen wer
ken, wil de jonge Jan ons wel
laten zien. Hij kapt wat aan een
brok vuursteen, zodat er een
scherpe rand ontstaat en maakt
daar dan inkepingen in. Nog
lang geen echte zaagsnede,
daarvoor ontbreekt nu de tijd.
Maar toch voldoende om binnen
een paar minuten een flinke
gleuf te zagen in een stuk herts
hoorn.
Jan Janssens heeft voor ons be
zoek de avondschool laten schie
ten, maar dat is wel een hoge
uitzondering. Als l.ts.-er werkt
hij in de bouw, in Duitsland,
maar hij wil van zijn hobby zijn
beroep maken. Geoloog of ar
cheoloog wil hij worden, het
liefst vuursteengereedschapma-
ker in officiële dienst, zoals zijn
oudere correspondentievriend
Newcomer van het British Mu
seum. Maar daarvoor zal er
eerst gestudeerd moeten wor
den: avond-mavo en avond-ha
vo. Eerder kom je niet in aan
merking, ook al beheers je tot
in je vingertoppen de praktijk.
„Als klein kereltje, ik zat nog op
de lagere school, vond ik een
versteende zeeëgel. Het is een
verhaal, dat je hier in Limburg
vaker hoort. Ik wilde weten wat
die vreemde ronde steen bete
kende en toen ik hoorde, dat het
een versteend dier was, wilde ik
weten hoe dat in elkaar zat
Maar ik vond niemand, die het
me kon vertellen.
Er was ook een oude kalkgroeve
in het Epener bos, waar je zee
schelpen kon vinden en als je
de aldters afzocht, kon je nog
meer zeeëgels vinden. Het bleef
een vreemde zaak voor me. En
als je op school leerde over
primitieve stenen werktuigen,
dan was dat voor mij iets van
heel ver weg. Ik moet er toen
ongetwijfeld op de akkers al
hebben zien liggen, maar ik was
eraan voorbij gestapt. Toen
nam Werner Ferner me mee, de
man van het Geologisch Bureau
in Heerlen en van de Geologi
sche Vereniging in Zuid-Lim
burg. Hij had van me gehoord
en hij stimuleerde me om me
verder in mijn hobby te verdie
pen. Ik mag me nu specialist in
versteende zeeëgels noemen. Hij
nam me ook mee naar de pre
historische vuursteenmijn in
Ryckholt en daar heb ik meege
holpen de oude gangen uit te
graven.
Als je al die halffabrikaten ziet
en de al voorbewerkte kernste
nen, waar nog geen klingen af
geslagen zijn, dan krijg je de
kriebel om ook met steen aan
het werk te gaan. Ik ben het
gewoon gaan doen, in de pauzes
en 's avonds. Ik begon brokken
vuursteen te bekappen en Al-
fons deed met me mee".
Hoewel de Geologische Vereni
ging de jongeren aanmoedigde,
zijn ze met z'n beiden gebleven.
Sommige anderen hebben het
wel geprobeerd, maar vonden,
kennelijk het karwei toch te
moeilijk en zijn er mee opge
houden. Dit voorjaar vond in
Maastricht een internationaal
vuursteensymposium plaats.
Janssens en Horbach trokken
daar veel aandacht van de we
tenschapsmensen uit heel West-
Europa, uit Polen en Oost-Duits-
land, die er tot hun stomme
verbazing de stenentijdperk-
techniek zagen demonstreren.
Janssens knoopte op dat con
gres zijn vriendschapsbanden
met Newcomer aan. Hij is intus
sen ook zelf in Engeland ge
weest, want de Limburgse mijn
werkers werden uitgenodigd om
een Britse prehistorische vuur
steenmijn te ontgraven. De
vondsten waren natuurlijk voor
het museum, maar ook daar
deed Jan Janssens op de akkers
heel wat ontdekkingen, die
menig amateur-archeoloog hem
zal benijden.
Over amateur-archeologen ge
sproken: Jan Janssens is er, na
enige ervaring op dit punt, van
overtuigd, dat ieder lid van dat
gilde hem onvoorwaardelijk zou
geloven, wanneer hij zou zeg
gen, dat de bijlen die hij maakt
ergens op een akker zijn gevon
den. Die overtuiging kun je grif
delen, want zijn werkstukken
zijn zo bedriegelijk „echt", dat
de verleiding om ze te verzame
len groot wordt.
De Limburgse steenkappers ma
ken artefacten uit welke periode
van het stenen tijdperk je maar
wilt De betrekkelijk eenvoudige
vuistbijl van de Neanderthaler
uit het palaeolithicum, de kleine
pijlspitsjes uit het mesolithicum,
maar ook de veelzijdige reeks
van werktuigen en wapens, die
in het neolithicum, de jongsteen-
stijd, ontstond.
„In die tijd", vertelt Jan Janss-
sens, „begon hier de mijnbouw.
In het palaeolithicum werkte
men toevallig gevonden stenen
bij, al had je toen in Frankrijk
al open groeven, waaruit vuur
steen gewonnen werd. In de tijd
van de vuursteenmijnen in
Reyckholt wist men precies wat
er nodig was voor elke soort
werktuig. Je had toen al specia
lisatie. Uit depotvondsten blijkt
een vergaande arbeidsdeling.
Wie een bijl nodig had, ging
naar de bijlenmaker. Een mes
bestelde je weer bij iemand an
ders".
De vuursteenbrokken werden
uit de mergel gehakt met behulp
van hertshoornen of stenen hou
welen en datzelfde materiaal
diende voor de verdere bewerk
ing. Janssens gebruikt nu voor
namelijk een stuk gewei met de
rozet, waarmee het aan de her-
tekop heeft vastgezeten. Dat is
dan de kop van zijn hamer,
waarmee hij dikke ronde schij
ven van een brok vuursteen af
slaat, zonder dat het stuk steen
splijt „Het lukt me vrij redelijk
om de lengte te houden. Je moet
een vaste verhouding bereiken
tussen lengte en dikte, wil je een
bijl maken, waarmee je in een
half uur een flinke boom kunt
vellen. En dat kan. Het is al
meermalen proefondervindelijk
bewezen".
Het komt er natuurlijk precies
op aan hoe je slaat maar ook
hoe hard je hamer is. Herts
hoorn is het beste voor de fijne
re werktuigen en met hout kun
je nog kleinere schilfers afslaan.
Je kunt hout met vuursteen be
werken, maar ook andersom.
Het grote voordeel van het ge
bruik van hout om een stuk
steen af te werken is, dat je het
werktuig niet kapot slaat
„Als ik ergens iets vind, dan
probeer ik het na te maken. Ik
werk nu ook met hardere steen
soorten dan vuursteen, ik weet
hoe je de steen polijsten moet
en hoe je zo'n klein gepolijst
pijlspitsje krijgt: gewoon door
een gepolijste bijl, waar een
stuk afgebroken is, als grond
stof te gebruiken".
Professionals hebben het werk
van Janssens en Horbach nooit
anders gezien dan op dat vuur
steensymposion in het voorjaar.
Het moet hun niettemin gesterkt
hebben in de gedachte, dat niet
elke stenen bijl uit het stenen
tijdperk afkomstig hoeft te zijn.
Jan Janssens laat zich er niet
over uit, of hij een „echt" arte
fact uit de steentijd zou kunnen
maken.
„Het is een kwestie van heront
dekken van wat geweest is, een
techniek die van vader op zoon
werd doorgegeven. Ik weet, dat
ik het steeds beter kan en dat
weinigen het me zullen nadoen.
Het mooiste wat die mensen
vroeger gemaakt hebben, was
het in steen nabootsen van een
bronzen bijl. Die van echt me
taal waren namelijk voor de
gewone man te duur, ook al
leefde hij in het bronzen tijd
perk. Dat zal ik nooit kunnen,
want een mensenleven is ge
woon te kort om het toppunt
van de stenen tijdperktechniek
te bereiken".
De bijlen, schrappers en pijl
spitsen gaan weer in hun siga
renkistje. Zodra hij tijd heeft
om nieuwe te maken, zal Jan
Janssens ze aan gruzelementen
slaan. Achter het huis ligt al een
hele berg van die vuursteen-
schilfers. Toch wel jammer.
Adriaan Buter.
„Wat ik u hier laat zien, is
van de laatste twee weken.
Alles wat ik maak, sla ik
weer kapot. Ik wil voorko
men, dat mijn stenen werktui
gen voor echt de wereld in
gaan".
Jan Janssens in het Limburg
se Epen maakt uit vuursteen
messen, bijlen, pijlpunten en
schrabbers, zoals zijn en uw
voorouders in het stenen tijd
perk dat hebben gedaan. Maar
er zijn weinig mensen, die zijn
werkstukken onder ogen krij
gen, want de 22-jarige bouw
vakker is doodsbenauwd, dat
zijn vuistbijlen en andere arte
Stenen tijdpwerk herleeft
facten ooit tot wetenschappe
lijke twistpunten zouden wor
den. En laten we wel wezen:
een zaak Vermaning is genoeg.
Janssens is niet de enige Lim
burger, die dit kunstje ver
staat. Ook de dertigjarige
Fons Horbach heeft het zich
zelf geleerd. Binnen Neder
land is er verder niemand be
kend, die de prehistorische
techniek van het gereedschap
maken verstaat. Er zijn wel
een paar collega's in het bui
tenland: een Franse professor
en een medewerker van het
British Museum. Maar zulke
praktijkmensen als Jan Jans
sens en Fons Horbach zul je
elders moeilijk kunnen vinden.
Jan was nog geen zestien, toen
hij lid werd van de club van
Limburgse amateur-geologen,
die zich zomer '69 op het ont
graven van een prehistorische
vuursteenmijn hadden gestort.
In Limburg liggen geologie en
archeologie in eikaars verleng
de, want wie een versteende
zeeëgel vindt, zal de stenen bijl
ernaast niet laten liggen en
beiden kun je rondom Epen
op de akkers, je zou bijna
zeggen: bij bosjes, aantreffen.
Jan Janssens heeft ons in de
kelder van zijn ouderlijk huis,
waar zeeëgels en belemnieten
in tientallen dozen opgestapeld
liggen, de 2000 werktuigen ge
toond (daarbij 78 gepolijste
bijlen, waarvan 17 helemaal
gaaf), die hij in een jaar of vijf
bijeengezocht heeft Allemaal
echt, door steentijdmensen ge
maakt. En die slaat hij niet
stuk, uiteraard niet
PAGINA 12 Li^iuorj uOuKAiVI cv lif/n
In kleermakerszit op de grond, een „dierenhuid" (lap plastic) op de knieën en dan maar „kappen"
tot de bijl gereed is.
Jaarlijks sterven duizenden
schildpadjes een vroegtijdige
dood. Toch kunnen deze dieren,
die de naam hebben taai en
sterk te zijn, heel oud worden.
Maar door een ondeskundige
verzorging en een gebrek aan
voorlichting bij de aanschaf
van zo'n diertje moeten de
meesten het onderspit delven.
Hierdoor is de vraag naar
schildpadjes zo groot dat hij
nauwelijks kan worden bijge
houden. In Europa zijn de
schildpadden zo schaars gewor
den dat men ze nu al uit Noord-
Afrika en het Midden-Oosten
moet halen. Een veeg teken voor
de dierenwereld.
Toch worden schildpadden
overal grif en tegen beter weten
in verkocht Een dierenhande
laar lid van de officiële vak
vereniging DiBeVo gaf on
langs toe dat hij wel degelijk
met het treurige lot van de door
hem verkochte schildpadjes op
de hoogte was. Begaan was hij
er allerminst mee. De financiële
kant van de steeds weerkerende
vraag naar deze dieren was
voor hem belangrijker. „Zolang
de mensen erom vragen ver
koop ik ze", zo zei hij. Een
waarschuwend woord bij de
aanschaf of op zijn minst een
poging tot voorlichting zou het
minste zijn wat hij en zijn colle
ga's zouden kunnen doen voor
het behoud van deze dieren,
waarvan sommige soorten in
middels al zijn uitgestorven.
Toch zijn schildpadden geen
zwakke dieren, anders zouden
ze miljoenen jaren van evolutie
niet hebben doorstaan. Schild
padden behoren tot de weinige
diersoorten die na al die jaren
niet zo heel veel van hun verre
voorouders verschillen. Het is
de mens die nu onder deze be
wonderenswaardig lange ont
wikkeling een streep zet. Grote
schildpadden worden om hun
lekkere vlees of fraaie schild om
zeep gebracht. Schildpadsoep
en tassen en byjouteriën van
schildpad zijn exclusieve artike
len die verboden moesten wor
den. Maar ze zijn duur en dus
erg chique.
Minder duur zijn de kleine
schildpadjes die meestal als een
soort wegwerpspeelgoed voor
kinderen dienen. Een schildpad
is een reptiel. Dat betekent dat
hij een koudbloedig dier is en
voor wat betreft zijn lichaams
warmte afhankelijk is van zijn
omgeving. Het dier is actiever
wanneer het warm is. Wanneer
de omgeving kouder wordt,
zoals bij voorbeeld in het na
jaar, wordt het dier rustiger en
kan zelfs een winterslaap gaan
houden. De schildpad is dus erg
gevoelig voor warmte en heeft
deze ook nodig om in leven te
blijven. Tocht is heel slecht voor
de schildpad. Al kan hij dagen
en zelfs maanden vasten, hij
gedijt het beste bij een geva
rieerd menu.
Wie echt een schildpad als huis
dier wil hebben moet zich dus
realiseren dat het dier heel an
dere eisen aan zijn verzorging
stelt dan een hond of een kat.
Alleen onder de allerbeste om
standigheden kan het dier ja
renlang in leven blijven. Er zijn
schildpadden waarbij een leef
tijd van honderd tot honderd
vijftig jaar geen uitzondering is.
Ook onder de schildpadden
kent men tientallen soorten, van
heel groot tot heel klein. De
schildpadden die het meest als
huisdier worden gehouden zijn
de Griekse landschildpad, de
Moorse landschildpad, de viert-
enige landschildpad en de rood-
wang schildpad. De eerste drie
soorten zijn landschildpadden,
de laatste is de meest voorko
mende moerasschildpad, die
hoofdzakelijk zijn levensdagen
in het water doorbrengt Zonder
uitzondering hebben deze dieren
warmte nodig van de zon of van
een warmtelamp. Ons klimaat is
alleen 's zomers geschikt voor
deze dieren en zelfs dan nog
kunnen regendagen een voortij
dig einde aan het schildpadle
ven maken. Beter is de schild
pad een eigen huis of terrarium
te geven, waar hij van tijd tot
tijd uit mag. In dit terrarium
moet een warmtelamp aanwezig
zijn, waar de schildpad, als hij
die warmte nodig heeft, onder
kan gaan zitten. Het dier moet
zich in zijn huisje ook terug
kunnen trekken wanneer de
grond onder zijn voeten te heet
wordt, want teveel warmte is
ook niet goed.
Ook de moerasschildpad kan
niet leven zonder deze warmte
bron. Deze dieren kunnen het
best in een aquarium worden
ondergebracht, waarin ze naast
het water waarin ze zich mees
tal ophouden, ook een stukje
land moeten hebben waarop ze
kunnen zonnen.
Het menu van de landschildpad
bestaat uit sla, andijvie, appels,
peren, bananen, sinaasappelen,
tomaten en andere vruchten,
maar ook uit stukjes rundvlees,
lever, hart en slakjes. De moe
rasschildpad is meer een vlees-
dan planteneter, dus hij krijgt
een menu waar het accent meer
valt op de watervlooien, regen
wormen, meelwormen, stukjes
mager vis en vlees.
Alle schildpadden moeten een
bakje met drinkwater in hun
terrarium hebben.
In de natuur zal de schildpad
wanneer de temperatuur daalt,
zijn winterslaap ,gaan houden.
Hij graaft zich in de grond, en
ontwaakt pas wanneer de war
mere temperatuur buiten zijn
bloed sneller doet stromen. In
gevangenschap kan men de
schildpad beter wakker houden.
Zelfs als het dier heel goed
wordt verzorgd is zijn conditie
veelal toch niet goed genoeg om
'in een winterslaap te verzinken.
Bij een constante temperatuur
zal het dier geen aanstalten ma
ken om zijn winterbed op te
zoeken.
Als de schildpad ziek is, bij
voorbeeld weigert te eten, kan
men er gerust mee naar de die
renarts gaan. Het is ten slotte
ook een huisdier. Trouwens een
bezoek aan de dierenarts bij de
aanschaf van een schildpad is
zeer beslist aan te raden. Veel
schildpadden lijden aan para-
typhus en deze ook voor de
mens besmettelijke ziekte kan
dan tijdig en afdoende worden
behandeld.