Bloeiende meidoorn op Kerstmis Een kerstkrans vol cadeaus KLEURWEDSTRIJD KERSTMIS 1975 Meidoorn, witte en ook roze, bloesemt natuurlijk in mei en de kruidige geuren waaien je al tege moet bij de kromming van de weg waarachter de struik ritselt in de len tewind. Maar in Enge land, daar staat ergens een meidoorn, een oerou de, wijdvertakte boom en die draagt meibloemen in de winter. Elk jaar staat hij met Kerstmis in volle bloei. Een wonder. Bijna twee duizend jaar geleden het Jezuskind was nog klein reisde Jozef van Arimathea van uit Israël over zee naar de zuid-westkust van En geland. Daar zette hij zijn reisstaf in de grond. De staf schoot wortel, takjes ontsproten, bladeren ont vouwden zich en witte bloempjes sprongen open. Een pril meidoorn- struikje. Je mag het ook een wonder noemen dat die reisstaf, wat hetzelfde is als een wandelstok, ging groeien en bloeien. Die stok leeft nog altijd. Dat is nu die oeroude, wijdvertakte boom en elk jaar barst hij in decem ber los alsof het voorjaar is. Dit is geen sprookje, het is heus waar, zo waar dat de Engelse koningin steevast een boeket van die witte, geurige mei doorn voor haar kerstta fel gestuurd krijgt. Waar Jozef zijn staf plantte, is het een ge heimzinnige streek. Want niet ver daarvandaan ont sprong in diezelfde oude tijd een bron met heil zaam water. Het welde zo overvloedig naar boven, dat de mensen er een put voor bouwden en die af sloten met een deksel. Wie daar water haalde, mocht nooit vergeten het deksel er weer op te leg gen. Want als het wate roppervlak de hemel zag, als wolken, zon, maan of sterren er zich in spiege len konden, dan wilde het water stijgen, stijgen tot het over de putrand stroomde. Huizen, mens en dier zouden dan door de wassende stroom mee gesleurd kunnen worden. Maar gelukkig had nog nooit iemand vergeten de put weer af te sluiten met het deksel. Nooit, totdat op een prachtige zomeravond een meisje haar lange zij den haren wilde wassen met het heilzame water. Ze ging in haar met ster ren geborduurde jurk naar de bron en talmde, omdat de nachtegaal zong. De maan stond al aan de nachthemel toen ze het deksel wegwentel- de om met een kan het levengevend water te scheppen. In de lage put aan haar voeten kijkend, zag zij de zachtgele maan wéerspiegeld in het zwar te watervlak. En in die maan zag zij zichzelf in ,haar jurk met sterren. De kan raakte die spiegel: de gele schijf brak in ronde golvende scherven. Ze hief de kan op, het water bedaarde en de maan keek haar weer vol aan vanuit de put. Zo speelde zij maar voort met de kan, het water en het spiegelbeeld van de maan en van zichzelf in haar sterretjesjurk. Langzaam steeg intussen het bron water. Zag zij dat of zag zij dat niet? Het duizelde haar. Ze boog zich te ver voorover. Een schreeuw, een roep: „Help, ik val in de put..." Zij viel. Haar rok scheurde langs de pu trand, een haar streng bleef aan dè kan hangen. Het water spatte en brak, maar zij zonk en zonk, diep en dieper. Het stijgende water kwam omhoog en bereik te snel de rand van de put. Het golfde er over heen en zocht zijn weg door tuin en veld. Het drong de huizen binnen en stroomde naar het la ge land in een ver gelegen meer. Bij het gloren van de morgen, zagen de mensen om zich heen en het leek wel of ze op zee woonden. In het huis van het meisje met de lange zijden ha ren, riep de moeder: „Waar is ons kind?" en riep de vader: „Waar is mijn dochter?", en de bu ren riepen: „Wij hebben haar gisterenavond laat naar de bron zien gaan om haar haren te was sen". De vader waadde naar de put en zag hoe het deksel was wegge- wenteld en het water hoog over de rand golfde. Haastig sloot hij de put. De stroom werd trager, minderde en hield op. De bron trok zich terug in de diepte en de vloed daalde af naar het verre meer. Vele maanden bleef de moeder wanhopig roe pen: „Waar is ons kind?" En de vader zuchtte met toonloze stem: „Waar is mijn lieve dochter?" De dochter zat gevangen op de bodem van de put. Zij stierf niet, want het water was levengevend. Maar het omvatte haar met gladde armen als van een waternimf. Die wieg den haar zacht en de zij den haren dreven als wier om haar heen. En als deze of gene weer eens heilzaam water kwam putten, dan zakte een emmer tot boven haar hoofd, maar zij kon geen hand uitsteken om die te grijpen. Dan ging het deksel weer dicht en haar gedempte stem steunde klagelijk, door niemand gehoord. Zo ging de zomer over in herfst. Toen zette een reiziger van overzee voet aan wal in deze landstreek. Hij zwierf dagen en weken rond, voor hij aankwam op de plaats waar de oe roude meidoornboom met herfstig kale takken stond. De reiziger was moe. Hij had geen stok, maar koos zich uit de boom, waarvan hij het wonder niet kende, een tak tot steun op zijn voet tocht. Met die reisstaf trok hij verder, maar hoe licht was nu zijn tred. Hoe zacht veerden zijn voeten, hoe recht werd weer zijn rug. Hoe uitge rust voelde hij zich met behulp van deze stok. Hij liep langs het klooster dat monniken bij de boom hadden gebouwd, langs huizen en een put, steeds verder het land in en voelde geen vermoeid heid. Maar de streek werd eenzaam en triest. Langs kale heuvels Onder een sombere hemel be reikte hij een uitgestrekt,1 kil meer. Hoe licht hij nu ook lopen kon, toch zette hij zich met een zwaar hart neer in dit troostelo ze landschap en keek doelloos naar het grauwe water. Aan zijn voeten dreef een gerafeld lapje tussen dunne slierten wa ter. Hij viste het op, een doordrenkt lapje met sterretjes geborduurd. Niet verward met wier, zoals hij had gedacht, maar met een lange haar- streng. De reiziger hui verde. Was in dit meer een vrouw met zijden ha ren en geborduurde kle ren verdronken? In de doodse stilte meende hij een vage echo te horen: „Help, ik val in de put". En er zweefde een ge dempt klagelijk gesteun naar hem toe. Die ramp zalige woorden en dat treurig geluid waren door de vloed uit de bron mee gevoerd over het land naar dit grauwe meer. Maar dat wist de reiziger niet. Wel herinnerde hij zich een put gezien te hebben. Hij keerde om en zijn staf voerde hem on vermoeid terug. Bij de put plantte hij de stok in de grond, wentel de het deksel af en keek lang in de diepte. Een man kwam uit zijn huis en waarschuwde ernstig: „Iedereen mag hier water scheppen, het is heilzaam. Maar leg vooral het dek- Dit is de familie Genemaar, drul doende met het versieren van di kerstboom en met de cadeautje die met Kerstmis zullen word» uitgedeeld. Zelfs de hond en he jonge gezin van de poes doen aar de drukte mee. De cadeaus han gen in een grote kerstkrans - voo: niemand van de familieleden eet geheim, want ieder heeft zijn dui delijke wensen. Het gaat er nt om dat u, als puzzelaar, ook di wensen achterhaalt. Doe het volgende. Is duidelijk ui het bijbehorende rijmpje welk es deau een van de familieleden zid wenst, kijk dan naar het slinger tje onder het cadeau. Dit bestas uit een aantal balletjes dat pre cies het aantal letters kan beva\ Bt, ten van een van de woorden v het betreffende rijmpje. rijmpje bevat maar één woon met het vereiste aantal letters. Als alles op de juiste plaats i ingevuld, dan blijft slechts ee g» woord van acht letters ova waarvan de eerste en laatste ,42 ter al zijn aangegeven. Voo j Kerstmis een niet te moeilijk opgave. Wat u vindt en vervolgens kui insturen, is een tweeregelig rijraLjd Daarvan begint de eerste rege mg boven het boek links, de tweed regel onder het boek. Oplossingen kunnen worden io n gezonden vóór 5 januari - ondei vermelding van 'Kerstpuzzel' - aan de redactie van dit blad p/i 0jt postbus 999, Den Haag. Voor goe wt\ de inzendingen zijn prijzen be .1, schikbaar van 100.-, 50,, 25.- en 10.- EEN KINDER KERSTVERHAAL DOOR AN MAC GILLAVRY sel terug ofhet water wordt kwaadaardig en overstroomt het land. Bij zulk een watersnood heb ik mijn dochter verlo ren". De reiziger sloot de put, ging naar het klooster en bad er drie dagen en nachten om een wonder. Maar er gebeurde niets. Wel stond tot zijn verba zing al op de eerste dag die oeroude, kale herfst- boom in groene lentetooi met wit schemerende bloemknoppen. Het was dan ook al bijna Kerst mis, maar de reiziger kende het wonder van de boom niet. Na drie dagen keerde hij terug naar de bron. Daar stond zijn stok nog in de grond, maar ook deze do de tak was tot leven geko men. Hoogopgeschoten was de staf, takken vol witte bloesem en groen blad waren ontsproten. Met alle kracht trok de reiziger zijn stok uit de bodem. Een kromme wor tel had zich in een lus vastgeklemd onder de grond. Een zware kluit aarde kwam mee naar boven. De reiziger opende de put en liet zijn zware staf aan een touw neer naar de diepste diepte, tot op de bodem. Nu wachtte hij honderd tellen die hem een eeuwigheid leken. Ten slotte haalde hij de last omhoog, bloeiende takken rezen uit het wa ter, ook de stam. Ach, twee smalle handen om klemden de stok, de han den van het meisje dat nu mét het boompje uit de put opsteeg. De zware aarde was uit de kromme wortel weggespoeld. Maar zij had één been door de lus gestoken. Zo trok de reiziger haar op en liet haar neer op de rand van de put, het meisje met de natte haar- slierten en de sterretjes- jurk in flarden. Het boompje schudde de re- genboogkleurige druppels van zich af, bloem en blad glansden en waren wel zevenmaal vergroot door het levengevend wa ter. Zo stond er een reu- zenboeket boven de put en het meisje. Op dat ogenblik luidden de monniken hun klok, want het was Kerstmis. De oeroude, wijdvertakte boom bij het klooster leek wel besneeuwd, zo welig bloeide ook daar de witte meidoorn. Maar bij de laatste klokkegalm stierf bij de put de staf die de reiziger voor zich zelf van die boom had afgesneden. Bloemen en bladeren vielen af, de wortel verschrompelde en het boompje werd weer een kale reisstaf. Want er kon maar één witte mei doorn bloeien op Kerst mis. Wanneer je tijdens de vakantie nu eens geen zin hebt om buiten te spelen is het misschien wel leuk om te gaan kleuren. Je kunt er nog een prijs mee winnen ook! Deze mooie kleurplaat hoort bij het verhaal over de bloeiende meidoorn op Kerstmis. Eerst het verhaal lezen en dan de plaat kleuren, dat wordt een gezellige middag. Het doet er niet toe wat voor materiaal je gebruikt. Viltstiften, kleurkrijtjes, kleurpotloden, Wasco, alles mag. Wanneer je zin hebt om de plaat te beplakken, dan kan dat ook. Als je de tekening af hebt, knip hem dan uit, vul het briefje in met je naam, adres, woonplaats, leeftijd en bij jongen/meisje streep je door wat je niet bent. Je doet de tekening en het briefje in een envelop, waarop je linksboven „Kerstkleurwedstrijd" zet. Je stuurt die brief uitelijk zondag 4 januari aan: de redactie van dit blad p/a postbus 999, Den Haag. Na 8 januari zoekt een jury de mooiste tekeningen eruit. De winnaars en winnaressen worden dan zo snel mogelijk bekend gemaakt! Veel succes, misschien win je ook wel een prijs.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1975 | | pagina 22