EfiHMii i» EEN LOKETJE VOOR VERDRIET KERSTMIS 1975 gese, Italiaanse kinde j men met kinderen v In het klooster is slaapgelegenheid voor een kleine groep vrouwen en kinderen. De bedoeling is dat de zusters ze in een week of twee de weg hebben gewezen naar een oplossing voor hun problemen. Naast werken ook bidden! Meditatie, koorgebed, eucharistieviering, koorgebed, gebedsdienst, vespers metten, completen. Vaste punten in de dag, van half zeven 's morgens tot half elf 's avonds. AMSTERDAM „Al ware het dat ik de taal der men sen en der engelen sprak", meldt een bord in de etalage van het pand Warmoesstraat 161 te Amsterdam, „en de liefde niet had, zo ware ik een klinkend metaal of lui dende schel geworden". Het citaat komt uit de eerste brief van Paul us aan de Ko- rinthiërs. Het hoofdstuk heet „Uitnemendheid der liefde". De politie belt aan bij opgemeld adres. „Hebt u misschien een broek voor een arrestant? In de toe stand waarin hij nu is, kan hij niet voorgeleid worden. U bebt toch altijd al les. De broek komt, in clusief het commentaar: „Hij mag hem houden; als hij er maar gelukkig in is". Enkele uitspraken van de zusters Augus tinessen van St. Monica waarover dit ver haal gaat. „Als je je nooit laat beduvelen, kun je niet goed voor de mensen zijn". En: „Het blijft kruimeltjes- werk". En: „Het is beter om honderd dingen op je te ne men en er tachtig goed af te werken dan vijftig dingen te willen en die perfect te doen". En (de mooiste): „De mensen zijn verzekerd van de wieg tot het graf, maar een loketje waar je je ver driet kwijt kunt, heb ik nog nooit gezien". Ze werken, twintig vrouwen sterk, in de warme buurt van Amsterdam waar het kouder (eenzamer, liefdelozer) kan zijn dan in antarctis. De op geblazen kerstboom op de Dam, elk jaar speciaal uit Zweden overgevlogen. De kerstpotten van het Leger des Heils. Majoor Bosshardt die inmiddels kolonel is ge worden of nog hoger - en natuurlijk terecht. De vale ellende erachter. Daar wer ken, in alle verborgenheid, de zusters Augustinessen van St. Monica, ook wel de non nen van de Warmoesstraat geheten. En ze bidden. Meditatie, koorgebed, eucharistievie ring, koorgebed, gebeds dienst, vespers, metten com pleten. Vaste punten in de dag die om half zeven 's morgens begint en eindigt om half elf 's avonds „wan neer we geacht worden het licht uit te doen; dat doen we nok; niet dat de priorin komt controleren; het is een kwest ie van afspraak; we zitten niet stiekem met een transis torradio op onze kamer; dat is ondenkbaar". Bidden. Na enig palaver worden we het eens over wat dat voor de zusters Augustinessen in Amsterdams warmste buurt (zo koud, zo koud) betekent. 5NACKBAF DENNIS Krasnapolsky geeft brood wanneer de keuken dat over heeft. Een slager in de buurt heeft beloofd daarbij voor beleg te zorgen. De zuster die vervolgens met fietstassen vol boterhammen de ronde doet vormt een bekend beeld in de nauwe straten van de warme buurt. geen kwaad". Een zuster: „Wat wij proberen is één van hart en één van ziel samen te leven, zoals Augustinus het heeft gezegd. Wij zijn niet beter dan anderen; wij leven van het kloosterleven. Je moet harmonie zien te vin den tussen een goed klooster leven en de menselijke noden die op je afkomen. Daarom hebben we vaste regels. Op met elkaar. Als eenling ben je niets. Je moet het samen doen". In het klooster aan de War moesstraat is slaapgelegen heid voor 6 kinderen en 9 vrouwen die om welke reden dan ook dakloos geworden zijn en direct hulp behoeven. „Maar ze moeten bij ons pas sen. Geen psychisch gestoor den of verslaafden, want daar zijn we niet op ingericht en er zijn andere instellingen voor. Ook geen mannen, niet vanwege onze Gelofte van Maagdelijkheid, maar ge woon omdat we er de accom modatie voor missen; de slaapgelegenheid is onvol doende". Gemiddeld her bergt het klooster aan de Warmoesstraat 23 daklozen per maand. De kindergeval- len zijn schrijnend. Twee jonge agenten bellen aan met een baby op de arm. „Heb ben we gevonden op de Zee dijk. De moeder zit onder de drugs en we weten dat jullie er goed voor zullen zorgen". Of babies die de politie vindt in auto's op parkeerplaatsen - dan zijn de liefhebbende ouders boodschappen gaan doen in de stad en doorge zakt. Bij de volwassen daklo zen betreft het in negen van de tien gevallen huwelijks moeilijkheden. Een zuster: „We streven ernaar om ze niet langer dan veertien da gen te laten blijven. In die tijd hopen we ze een wég gewezen te hebben naar een oplossing. We probet-eb'heel te maken wat kapot is zodat er weer wat uitzicht komt op een beetje geluk. We probe ren ze tot rust te laten ko men, ze een gevoel van ge borgenheid te geven, ze de kans te bieden om afstand te nemen van hun probleem en eventueel hun eigen fouten te leren inzien. Achteraf ho ren we niet veel van deze mensen. Misschien willen ze die zwarte bladzijde uit hun leven bannen. We vinden het ontbreken van respons niet erg. We vertrouwen er maar op dat ze iets hebben meege nomen van-de tijd dat ze bij ons zijn geweest - gezellig heid, geborgenheid, maar ook verantwoordelijkheid. Er komen echt wel jonge moe ders hier die er met de pet naar gegooid hebben. Wel: het is niet zo dat we ons als personeel laten behandelen. Ze moeten meehelpen in de huishouding. Zo leren ze mis schien dat er op ze gerekend wordt". Een vrouw, niet on bemiddeld: „Het ontbrak me gezelligheid. Wat je bij de zusters vindt, vind je ner gens ter wereld". Ze laat iet i teg honderd gulden achter enr. Paulus: „De liefde be< n0g le dingen, zij gelooft an r gen, zij hoopt alle din verdraagt alle ding< ans liefde vergaat nimmer De nonnen van de Ws straat hebben ook twe )agj len (kleuterschool van ,x gere school van 160 pi ^s1 met - alweer door dy van de buurt - een z mengde bezetting: Sur j^s se, Chinese, Spaanse, tochtone binnensta ners onder wie ve^n wrichte huwelijken. dat alleen bij zijr woont, maar zijn vade dronken over straat pen en niet de school omdat hij zich scha; zijn kameraadjes. die opbelt dat haar zo is thuisgekomen. Zust< ken hem de hele avi,n vinden hem weggekn f het verste hoekje va portiek. „Ik krijg toclejtj{ op m'n donder". Kleu yag vijf jaar die zuster tiwas tert: „Niemand mag l^j n e ten, maar nu is moed weg" - waarna een vei kelijke tekening van die een minuscuul vi slaat, terwijl een nog culer kind toekijkt. Vi er thuis in de ogen kleuter zijn gebeuri zuster: „We zouden no j^* school nemen waar all ittj loopt". En; ^We hebl ij scholen erbij orn.,via f js len contacten te kunqg gen met de ouders, er in 1950 mee begonn a^j is ons eerste aankn n punt geweest. Daaruit w voortgekomen. Na' geven we goed one n Maar het gaat er alleen om dat we keniV"^ brengen. Het gaat ons^n achtergronden. Probk. n zinnen. Vreselijke be z - acht kinderen in één kamer. Geen speeli Dat proberen we te cd seren. De kinderen i zich bij ons thuis Aandacht krijgen. He( in een behoefte te vd want de kinderen gad zettend graag naar sch de gezinnen vechten <j plaatsje". Een andere zuster: beren noden op te waar nog geen opvai te helpen waar nod hulp geboden wordt. sen ons aan bij de no< zich voordoen. Er kom wel iets op je af'. Paulus: „En nu blijvfc loof, hoop en liefde# drie. Doch de groots deze is de liefde". PIET SN(Ï De accu opladen. „In het bid den beleef je contact met God en dat geeft je de kracht en de middelen om je werk te doen. Als je niets hebt, kun je niets doorgeven". Ze hebben een club voor een zame en alleenstaande man nen waar elke avond veertig tot vijftig stukken menselijk wrakhout komen binnendrij ven, in leeftijd variërend van 18 tot 89, in beroep variërend van dokwerker tot advocaat. Mensen die zich door iedereen in de steek gelaten voelen - met een trap na. Die het leven niet meer zien zit ten. Een zuster: „Ze verlangen ei genlijk het meest naar een luisterend oor. Je hoeft vaak niet eens veel te zeggen". Er komt een jonge knul binnen met een bloedende hand. O nee, hoeft niet - stoer type - verbonden te worden. Toch maar verbinden, beslist de zuster. Hij huilen. Zuster: „Zo'n pijn kan het toch niet doen?" Hij: „Zo zou mijn moeder voor me hebben moeten zorgen". Dat soort ellende. 1 Korinthe 13: „En al ware het dat ik al mijn goederen tot onderhoud der armen uit deelde, en al ware het dat ik mijn lichaam overgaf opdat ik verbrand zou worden, en had de liefde niet, zo zou het mij geen nuttigheid geven". In het portiek van het pand Warmoesstraat 161 hurkt een man en smeekt terham. Een zuster die, plus een kop warme fie, plus een portie troost door naast hem te hurkèn. Op dat moment passeert een verliefd stelletje. Een paar meter verder dringt het tot ze door. Ze draaien zich om en geven vijfentwintig gul den. Vlak bij het klooster ligt het vermaarde hotel Krasna polsky. Wanneer de keuken brood over heeft, worden de zusters opgebeld. En een sla ger in de buurt heeft be loofd: „Als jullie brood heb ben, zorg ik voor het beleg". De zuster die met fietstassen vol boterhammen de buurt intrekt, is een bekend beeld. In de buurt vliegen de men sen soms niet alleen tegen de muur op - ze sterven er mid den op straat een ergere dood dan straathonden. In zo'n geval gaat een zuster naar de begrafenis waar ver der niemand is. „Je probeert dan toch wat te bidden. Dat is het enige wat jc voor zo'n mens kunt doen". Paulus: „De liefde is lankmoedig, zij is goedertieren; de liefde is niet afgunstig; de liefde han delt niet lichtvaardig, zij is niet opgeblazen, zij wordt niet verbitterd, zij denkt

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1975 | | pagina 18