Dimitri
Frenkel Frank
KERSTMIS 1975
OP SPREEKUUR BIJ
DE INTELLECTUELE
VOLKSSCHRIJVER
KLOEKE BRAZILAAN
FLITSENDE GEEST
„Je bent pas geslaagd
als je zowel het schellinkje
als de stalles bereikt"
ONGENOEGEN
uitdeel
maar dit is ook een interview. Toch dient u mij
op mijn woord te geloven. Als ik behoefte heb
om echt te lachen ga ik naar mijn vriend, de
schilder Anton Heyboer, die met zijn drie bruiden
in de buurt van Dpendam woont. In één middag
bestrijken wij dan filosofisch het gehele univer
sum. Volgens mij is Anton Heyboer de meest
humoristische man van geheel Nederland".
Frenkel Frank, voor deze gelegenheid gestoken in
zwarte outfit, waarover hij een snaakse ruiten
duffel heeft aangeschoten, leunt ontspannen ach
teruit en steekt de brand in zijn derde sigaar. Hij
is begonnen met een kloeke Braziliaan, waarvan
hij de askegel zolang mogelijk intact hield. Inmid
dels is hij overgestapt op de kleine spriet met mild
aroma. Hij observeert zijn bezoeker voortdurend
met de blik van een sterveling, die nauwelijks
meer bevroedt, waarom hij kostbare tijd heeft
uitgetrokken voor dit samenzijn. Hij spreekt met
de motoriek van een haperende tabulator en venti
leert zijn gedachten met grote tussenpozen, die
overvloedig ruimte overlaten voor wederzijdse me
ditatie. Achter het venster zorgt de polder voor
bijpassende ledigheid.
Frankel Frank heeft inmiddels uitgelegd, dat hij
zich beschouwt als een intellectuele volksschrijver.
Op dat punt voelt hij krachtige verwantschap met
de auteur Gerard Reve, die nimmer verzuimt om
de flapteksten van zijn boeken persoonlijk te
componeren teneinde zijn bewondering voor Vor
stenhuis en de Moeder Gods uit te dragen. Natuur
lijk is hem ter ore gekomen, dat hij door velen
beschouwd wordt als een commerciële allesschrij-
ver. „Juist", zegt hij, „dat zal me een grote zorg
zijn. Inderdaad schrijf ik voor een groot publiek.
Simpel dus, heel direct. Maar met Bernard Shaw
probeer ik tegelijk ook andere lagen van de
bevolking te interesseren. Je bent als schrijver pas
geslaagd, als je zowel het schellinkje als de stalles
bereikt".
Dimitri Frenkel Frank is de zoon van een violist,
die in de vooroorlogse jaren als Stehgeiger furore
maakte. Hij trad met Louis Davids op in het
legendarische Kurhaus-Cabaret in Scheveningen
en streek in vier talen de romantische gevoelens
van uitgaand Nederland meer dan plat. „Vader
was een flitsende geest", herinnert de zoon zich
ontroerd, „hij is nu 77, maar nog steeds zet hij
het bejaardenhuis, waar hij nu woont regelmatig
op stelten".
Zelf kwam Dimitri vlak na de oorlog met 200
gulden, een vrouw en twee kinderen uit militaire
dienst. Hij huurde vervolgens een typemachine,
omdat hij het idee had, dat het volk behoefte had
aan verhalen, die uit het leven gegrepen waren.
De damesbladen waren echter al rijkelijk voorzien
en daarom week hij uit naar de reclame, waar
hij als copy-writer het volk onder meer verblijdde
met de opwekking "MELK MOET". „Maatschap
pelijk gezien is de reclame natuurlijk een ridicuul
vak", geeft hij grootmoedig toe, „je werk is name
lijk volkomen ongecontroleerd en je krijgt nauwe
lijks tegenspel van de consumentenorganisaties.
Toch is het boeiend werk, omdat je in de kleinst
mogelijke ruimte iets zinnigs moet zien te zeggen.
Je werkt in feite voortdurend aan kryptogrammen.
Gelukkig had ik nog het voordeel, dat er in mijn
tijd geen STER-reclame was. Ik werkte met taal,
met dezelfde lettertjes, waarmee de mooiste boe
ken werden geschreven. De onzin, die wij toen in
zinnen vingen, wordt nu opeens zichtbaar ge
maakt. En dat heeft de gruwelijkste gevolgen".
„Mijn grootste probleem", zegt Frenkel Frank, „is
het feit, dat ik een te wijd gamma van mogelijkhe
den heb. Ik kan zowel links als rechts uithalen.
Ik kan de ordinaire kant van het leven belichten
en voor hetzelfde geld een verfijnd salonstukje
maken. Ik zit aan tafel en denk: kom, wat zal ik
nou weer eens maken? Ik kan daarna elke kant
uitglijden. Vaak komt er dan iemand aan de deur,
die een opdracht heeft. En als ik dat leuk vind,
spring ik er gelijk in. Gelukkig weet ik op zo'n
moment hoe ik moet denken en langs welke weg
ik mijn fantasie moet lijden om een redelijk
resultaat te bereiken. Als ik een bruikbaar idee
heb voor een sketch pak ik mijn typemachine en
dan is het karwei binnen twee uur klaar. Dat is
het vak. Humor is niks anders dan een filosofische
houding. Je houdt je bezig met dingen, die betrek
kelijk zijn. Je verweert je tegen het ongenoegen
door het lachwekkend voor te stellen. Je kijkt naar
mensen en verdraait, wat je ziet en hoort. Het is
een prima vak, neem dat maar van mij aan. Als
je schrijft, wat je echt ziet, wordt er trouwens niks
zichtbaar. Dat riep Brecht al: „Pas al je de
dingen van hun kontekst vervreemdt, krijgt de
humor effect".
Ik heb ook nooit het idee, dat ik met mijn teksten
de wereld verbeter. Het enige, wat ik doe is het
uitdelen van een trap. De trap van een dwerg, een
loze trap maar het blijft toch in alle bescheiden
heid een trap. Ik heb mijn ergernis gecultiveerd
tot schouder ophalen. Want wat moet ik beginnen
met mijn ergernis. Een schilder heeft er misschien
iets aan. Die kan zijn agressie kwijt in zijn verf
en zijn doek. Maar van mij wordt alleen wat leuks
verwacht. Ik moet zorgen, dat wat ik doe voor
een groot deel bruikbaar is. Een andere opdracht
heb ik niet. Gelukkig wordt er zoveel rotzooi
gemaakt, dat het mij meestal nog lukt ook.
Daarbij heb ik ook nog het voordeel, dat ik met
zes, zeven kanonnen tegelijk schiet. Ik heb in het
afgelopen jaar acht afleveringen van het Grote
Ongenoegen geschreven. Dat waren uitgewerkte
portretten, waarin veel aan de orde kwam. Lastige
werkstukjes mijn vriend, dat kan ik je zeggen.
Daarnaast heb ik een theatershow gemaakt en een
kinderboek geschreven "De O's van O'land", dat
waarschijnlijk internationaal wordt uitgegeven. Ik
heb me ondertussen ook bezig gehouden met drie
filmscenario's. Eén ervan is bestemd voor André
van Duijn. Een groot talent, dat absurd de meest
vulgaire karakters op de planken neerzet. Het heet
voorlopig "De gouden gehaktbal" en André is
daarin de plattelandsjongen, die in de ban is van
de rock 'n roll. Maar helaas is André momenteel
in de ban van zijn eigen succes en zolang hij een
Carré moeiteloos vol krijgt zal die film hem een
zorg zijn.
Ik sta trouwens zelf ook niet hevig te trappelen
om een film te maken, want die hele jungle ligt
momenteel goed op zijn gat. Het is de ene flop
na de andere, die door de bioscopen spoelt Toch
wil ik het proberen, omdat het een nieuwe uitda
ging is. Ik heb nu zo'n elf jaar lang televisie
gedaan en dat weet ik zo langzamerhand wel.
Televisie is de grote slokop, een gedoemd medium,
waar grotendeels middelmatigheid uitstroomt. Dat
is een mathematisch gegeven. Niemand roept:
„Laten we minder programma's maken, maar wel
betere". Ja, ze zijn gek. Het monster moet gevoed
worden en toevallig is de financiering al rond,
voordat er één minuut is uitgezonden.
Met film ligt het even anders. Daar moet je eerst
miljoenen instoppen en daarna maar wachten, of
er genoeg mensen naar de kassa wandelen, die
zeven-vijftig willen neertellen. Daarom spelen film
producenten ook steeds meer op zeker. Het gaat
niet meer om kwaliteit, maar om krakers. Het
grote dreunwerk met stars en oogverblindende
décors. Dat is het Of de broek uit en tobberig
in het gras dollen. Ik zie vooralsnog niet, wat er
ih die wereld voor mij te doen is".
Nou maak ik me er eerlijk gezegd ook niet druk
over. Ik vind het juist geweldig, dat ik voor het
eerst in mijn leven geen serie ónder handen heb.
Ik kan eindelijk in alle rust aan een toneelstuk
beginnen. Misschien schrijf ik er gelijk twee. In
elk geval maakt ik een nieuwe theatershow met
Jenny Arean en Robert Long. En uiteraard speel
ik er zelf ook in mee. Ik ben indertijd voor zestig
gulden in de maand begonnen als acteur bij het
Nederlands Volkstoneel en ik heb in die tijd nooit
meer dan twee zinnen mogen zeggen. Terecht
overigens, want ik was een slecht acteur en dat
ben ik nog.
Omdat niemand me daarna heeft gevraagd of ik
toneel wil spelen heb ik het nu zelf maar geregeld.
Als je namelijk een eigen show maakt kan nie
mand je tegenhouden om op de planken te gaan
staan. Zo is dat Ik merk nou, dat alles, wat
vroeger niet aan me deugde, opeens in mijn
voordeel werkt Mijn stunteligheid komt nu aan
doenlijk bij het publiek over. Dat is allemaal
mogelijk in de moderne showbusiness. En ik vind
het prima, want er is geen mooier contrast denk
baar dan tussen de eenzaamheid van een schrijver
aan zijn bureau en het exhibitionisme van een
acteur, die elke avond dezelfde tekst roept in een
zaal vol leuke mensen".
Frenkel Frank, heer tussen de Beemster-boeren, is gestoken in zwarte outfit, waarover hij een snaakse duffel
heeft aangeschoten.
Tijdens zijn hortende monoloog is de schapedoes,
die somber vanuit een leunstoel heeft meegeluis
terd naderbij geslopen. Hij gaapt hardgrondig en
begint vervolgens naast mijn stoelpoot omstandig
te braken.
De intellectuele volksschrijver veert getroffen op
en verlaat de kamer. Even later komt hij terug
met twee vellen grijs toiletpaper, waarmee hij de
vloer nerveus begint te reinigen.
Het grote ongenoegen is op dat moment duidelijk
aan de kant van zijn hond.
Buiten doet de Beemster er verder het zwijgen
toe.
LEO THURING
Foto's Milan Konvalinka
Purmerend begint de Beemster: Oneindig,
laagland, door tweebaans asfaltwegen in
rechthoeken verdeeld. Langs de sloten
in Zadkine-stijl, die met vruchteloos gehe-
takken ten hemel schreien. Daartussen eende
re stolpboerderijen als ingezakte pyramides, ver
loren in de grijze verlatenheid. Het vee is inmid
dels teruggedreven naar de stallen en de enige
levende wezens, die zich op deze stormachtige
decembermiddag buiten wagen zijn drie wegwer
kers met door weer en wind geteisterde koppen,
die dezelfde rechtlijnigheid uitstralen als de wei
degronden, die hun voorouders, op het water
veroverd hebben. Ze vormen spontaan een trio,
ils hun gevraagd wordt naar het adres van de
beer Frenkel Frank. En steunend op hun schop
Khreeuwen ze synchroon: „Je bent veels te ver
Manneke. Veels te ver. Die kunstemaker woont
ichteraan op de Nekkerweg, vlak na de derde
kruising. Een grote, groene boerderij, die moet
je hebben. Met stukkies schrijven schijn je beter
te verdienen dan met polderwerk. Verdomd, als"
het niet waar is".
i Je
De groene boerderij wekt niet de indruk, dat hij
de bewoners tot op heden enig ongenoegen van
welke grootte ook heeft bezorgd. Onder het punt
dak zijn de muren, die oorspronkelijk mens en
dier hebben gescheiden vakkundig gesloopt en
vervangen door speelse borstweringen, die volgens
aanwijzingen uit de Avenue aangeven, waar de
verantwoorde zitkuil met open haardvuur ophoudt
en de eetzaal met juke-box begint. Achter een ruit
ligt de keuken, waar de spijzen worden bereid die
de enige hobby van de heer des huizes voeden.
In het voorbije weekend bestond de entree uit
deugdelijk gekoelde oesters en daarna vlogen de
gebraden eenden k l'orange laag over de ronde
dis. „Mijn vrouw is inderdaad een uitzonderlijke
kookster", deelt de schrijver met licht gesmak
mee, „zij is goddank een type, voor wie een recept
niet moeilijk genoeg kan zijn. Ik doe daar gaarne
mijn voordeel mee. Lekker -eten is namelijk één
van mijn grote hartstochten. Zojuist heb ik met
mijn vriend Wim Wagenaar nog een voortreffelijk
hapje gegeten. Hij wist een adresje op honderd
loet kilometer achter Parijs. Ik moet zeggen, dat het
geenszins tegenviel".
2 UPSEN VOETEN
Zijn werkkamer bereikt men via een garage, die
gevuld is met deugdelijk motorwerk. Hij heeft zich
daar omringd met boeken in diverse prijsklassen
Ni een hoeveelheid snuisterijen, waaronder enkele
gipsen voeten en handen en een porseleinen vrou
wenbeen met jarretel en platvoet, dat koket naar
boven wijst. „Hier breng ik het grootste deel van
mijn tijd door", zegt hij na een aangrijpende stilte,
-ik houd van hard werken. Het liefst ben ik met
vier, vijf opdrachten tegelijk bezig. U zit dan ook
momenteel oog in oog met een authentieke werke
zel. Het zitten aan mijn schrijftafel is mijn enige
natuurlijke houding. Weinig uitgaan en veel doen,
dat is mijn leven nu al zo'n twintig jaar. Ik begrijp
ook niet zo best, waar die harnekkige verhalen
vandaan komen., dat Dimitri Frenkel Frank zou
behoren tot de Amsterdamse jet-set. Er zijn heel
wat mensen, die geloven, dat ik elke avond in
L'Europe oesters eet met Liesbeth List en Cees
Nooteboom. Welk een curieuze vergissing. Ik heb
aamelij k niets te zoeken in Amsterdam en kom
«r alleen voor zaken. Het enige uitje, dat ik mij
Permitteer is de wekelijkse hockeywedstrijd. Ik
fpeel in het laagste elftal van Randwijck, waar
>k de links-back-plaats bezet. Op mijn leeftijd moet
jk het namelijk hebben van mijn tactische opstel
ling. U zult dat ongetwijfeld billijken.
Daarnaast lach ik ook graag. Ik was dat bijna
'geten. U merkt daar momenteel weinig van,