makers wierook nog vol heilig vuur Laatste MENSELIJK WRAKHOUT KERSTMIS 1975 Kabir Ahmed uit India, tuberculose. Stanly Peirera van de Kaap-Verdische Eilanden, nier kanker in vergevorderd stadium. Yoko Koe- sprianto uit Indonesië, volslagen blind. Mania takis uit Griekenland, syphilis in derde sta dium. Hoe krijg je anno 1975 vier van dergelij ke krepeergevallen bij elkaarKrachtens onze sociale wetgeving zouden ze totaal ar beidsongeschikt zijn - rijp voor elke denkbare medische en maatschappelijke zorg op kosten van de gemeenschap. Inplaats daarvan hebben ze elf maanden over de wereldzeeën gezwalkt. Op een roestige schuit. Onder mensonterende omstandigheden. Blij met een maandloon van 125 gulden. Maar nu het ergste. De reder ziet geen brood meer in zijn drijvende doodskist. Hij komt zijn financiële verplichtingen niet na. De cargadoor of agent die belast is met de afhandeling van het schip en vorderingen heeft, trekt zijn handen terug en laat het betrokken vaartuig aan de ketting leggen in de hoop nog iets van zijn centen terug te krijgen - al is het maar uit de opbrengst van de sloop. Daar zitten Ahmed met zijn tbc, Peirera uet zijn nierkanker, Koesprianto met zijn dode ogen, Maniatakis met zijn wegrotten de lijf. Aan boord van een bonk onverwarmd roest. Drinkwater wordt niet ververst. Geen enkele uitkering, geen enkele bron van inkom sten. Leveranciers weigeren. Enige voeding: een handjevol macaroni of rijst. Geen enkele vorm van recreatie, want het schip is aan een boei gelegd omdat er geen havengeld wordt betaald en wie betaalt de overtocht naar de wal? Het gebeurt. Het gebeurt onder onze eigen neus in onze eigen havens. De Amsterdamse haven- arts Joost Voorsluis kan bewogen uren volpra- ten over dit schandaal en zijn co-assistent Piet Olsthoorn heeft er zelfs een scriptie huisarts-ge- neeskunde aan gewijd met de ten hemel schreiende conclusie: „Officieel van overheids wege is een fonds of iets dergelijks voor deze mensen onmogelijk; de consequentie zou zijn dat binnen de korste keren Amsterdam vol ligt met noodlijdende roestige schepen". Dag Ah med, dag Peirera, Koesprianto en Maniatakis, zoek het zelf maar uit. Zoeken jullie, analfabe ten, schipbreukelingen in een land waarvan je de taal niet eens spreekt, het zelf maar uit. Robinson Crusoë kan het zo verschrikkelijk niet hebben gehad. Die had nog de romantiek van een zandstrand, palmbomen en zelfgevan- gen vis boven een houtvuur. Die vond Vrijdag. Wat voor romantiek is er op een bonk roest aan de ketting? Zou Vrijdag ooit komen? Havenarts Joost Voorsluis is op deze drijvende, afgeschreven doodskisten vlak onder onze neus (maar ze liggen in alle wereldhavens) ziekten tegengekomen waarvan onze welvaartswereld zich slechts met weerzin de namen weet te herinneren: pokken, typhus, lepra, malaria, spontane botbreuk door algehele zwakte. On dervoeding is normaal, maagklachten en begin nende scheurbuik ook. Er zijn gevallen bekend van mensen die 78 miljoen eenheden penicilline in hun lichaam hadden, terwijl voor de bestrij ding van hun geslachtsziekte 1,2 miljoen eenhe den voldoende zou zijn geweest. Het waren geen mensen meer, maar chemische fabrieken. Oorzaak: aan boord van dergelijke in de marge van het toelaatbare varende schepen fungeert vaak de chef-machinekamer tevens als arts. Wat gebeurt er als een schip aan de ketting gaat? De officieren zijn fluks verdwenen, want die kennen de weg. Maar het lagere personeel, de stakkers uit India, Ceylon, Bangla Desh, blijven aan boord. Ze zijn voor een hongerloon gaan varen omdat de honger thuis nog erger zou knagen. Nu vervalt opeens het hele pakket van verplichtingen dat voor zeevarenden geldt. Ze zijn rechteloos. De ambassades weigeren bijstand. Ze zitten daar maar, dprtig, veertig man, uit de achterhoeken van de wereld bij elkaar geraapt, te hopen dat hun achterstallige gage zal worden uitbetaald als er een gegadigde - meestal de sloper - opdaagt voor het schip. Van het begrip preferente schuldeisers hebben ze nooit gehoord, laat staan dat ze weten: wij zijn geen preferente schuldeisers, dus kunnen we fluiten naar onze poen. Wat doen mannen in zo'n grauwe situatie? Wat kunnen ze doen? Niets. Alleen eindeloos praten over hun ellende. Ze vallen terug op hun eigen taalgroepen - Ceylonezen bij Ceylonezen, Grieken bij Grieken - en tussen die groepen ontstaat agressie. Knok partijen op zo'n onverwarmde, vervuilde bonk roest (geen water, geen vers voedsel; alle voor zieningen die geld kosten, zijn stopgezet) beho ren tot de orde van de dag. Havenarts Joost Voorsluis kan het verhaal vertellen van een kapitein die ondanks een hartinfarct toch vier keer naar zijn spookschip ging omdat hij zich - een uitzondering - verantwoordelijk voelde. Alle vier keren werd hij door zijn bemanning afgetuigd omdat hij niet de oplossing kwam aandragen waarvan hij met zijn gouden strepen het symbool was. De sfeer aa.i boord doet denken aan die van een gijzeling. Kafka had het zo luguber niet kunnen verzinnen. En ze zijn ziek, deze schipbreukelingen aan wie niet eens een echte schipbreuk gegund is ge weest bij wijze van verklaring voor hun doffe iot. Joost Voorsluis durft te zeggen dat er geen gezond mens bij is. Sterker: ze zijn hun hele leven al zo ziek geweest dat ze eraan gewend zijn geraakt. Ze zijn vergeten waarover ze moeten klagen. Lees de scriptie huisartsengeneeskunde van Piet Olsthoorn maar na. Hij rapporteert over één schip, de Griekse tanker Sunarussa die onder (goedkope) Cypriotische vlag vaart en in Amsterdam maandenlang aan de ketting heeft gelegen. Een schoolvoorbeeld van wat zich elke dag in elke wereldhaven afspeelt. Hij schrijft: „Tijdens mijn stage in de havenpraktijk kwam ik in aanraking met een specifiek havenpro- bleem dat dermate nijpend is dat het naar mijn mening de aandacht van anderen verdient. Het gaat om de levensomstandigheden en de ge zondheidszorg van bemanningsleden van sche pen die aan de ketting liggen. De normale gang van zaken bij een dergelijk schip behoort te zijn dat de reder de bemanning afbetaalt tot het eind van het contract. Bij bonafide rederij en gebeurt dat ook wel. Maar helaas bestaan er maatschappijen die het niet zo nauw nemen (de Griekse zijn berucht). Er worden beman ningsleden aangemonsterd met slechte of zelfs zonder contracten of monsterboekjes, vaak uit landen met een grote werkloosheid zodat deze mensen er nog dolblij mee zijn ook. Het schip vaart onder een goedkope vlag, wordt slecht onderhouden en loopt averij op die reparatie kosten met zich meebrengt. Na 11 maanden over de wereldzeeën gezworven te hebben, kwam de Sonarussa half juni van dit jaar aan in Amsterdam. Door gebrek aan onderhoud was het schip onklaar geraakt en om de kosten te dekken lieten de verzekeringsmaatschappij en beslag leggen. De bemanning, bestaande uit Grieken, Pakistani, Indonesiërs en Indiërs, had een vordering van enkele maanden gage en weigerde van boord te gaan. Het eten was zeer slecht: wat macaroni en rijst. De drinkwater- tank was vervuild. De kapitein had geen geld. Eén patiënt had een recidief ulcus (hardnekkige maagzweer). Drie anderen leden aan gastritis (waarschijnlijk door de slechte waterkwaliteit). Pas begin oktober heeft de havendienst de waterkwaliteit in orde gebracht Nederland kent een stichting Zeemanswelva ren, een door de rijksoverheid gesubsidieerde organisatie die is opgericht als gevolg van een ongeveer tien jaar geleden in Génève gesloten internationaal verdrag. Doel: te bevorderen dat zeelieden hun bezoeken aan verschillende lan den (niet lachen) ook een cultureel tintje kun nen geven. In Amsterdam doet de heer Jonk hout het werk: het organiseren van verstrooiing voor zeelieden, vooral wanneer een schip in dok ligt. Hij versiert dansavonden in het zeemans huis waarbij hij de beschikking heeft over een aantal (keurige) vrijwilligsters. Voorts cabaret voorstellingen, soms in drie talen, voetbalwed strijden, uitstapjes naar Marken of Volendam en museumbezoeken. Dokter Olsthoorn: „Hij is een van de zeer weinigen die niet uit winstbejag schepen be zoekt, maar werkelijk iets probeert te doen aan, de moeilijkheden die er rijzen. Maar de proble men groeien hem boven het hoofd." Zoals gezegd doet de overheid niets uit vrees dat de Nederlandse havens binnen de kortste keren een aantrekkelijke vluchtplaats zullen worden voor scheepswrakken. Dokter Olsthoorn: „De enige werkelijke oplossing zou een internatio nale regeling zijn, maar dat is uiteraard geen haalbare kaart. Misschien kunnen we beter terug naar de tijd van de zeilschepen toen de bureaucratie nog niet zo ver gevorderd was dat je een paspoort of monsterboekje nodig had. Het lijkt er echter op dat we het zullen moeten doen met Zeemanswelvaren, uitgebreid met bij voorbeeld een advocaat die thuis is in het internationaal recht, en een wat snellere mede werking van haven- en gezondheidsdiensten." PIET SNOEREN Ome Piet, edel-Scheveninger achter de houtskoolbriketten. drogen, tot het bureautje op de begane grond waar Leo A.M. Heymans de zaken be stiert. Eigenlijk zitten er op zijn stoel twee heren Heymans: een zakenman en een belij dend katholiek, die volstrekt verschillend reageren op de teruggang van de wierook- handel in ons land. De za kenman Heymans is er niet zo vreselijk ontdaan van. Hij voorziet voorlopig geen on heilspellende en kwalijk rie kende wolken boven de toe komst van zijn bedrijf. Lo pen de zaken in Nederland, en trouwens in heel West-Eu ropa terug, aldus zijn devies, dan dient er eenvoudig uit een ander wierookvaatje ge tapt te worden. Derhalve is hij al lang geleden begonnen nieuwe markten aan te bo ren: centraal Amerika, Aus tralië, Phillippijnen, het Ca- raïbisch gebied, Zuid-Ameri- ka. Vooral in Amerika dui ken geregeld nieuwe secten op die wierook gebruiken en zich daartoe tot de heer Heymans c.s. wenden, en oók elders in de wereld blijken in tijden van nood nog altijd nieuwe afzetgebieden braak te liggen. Voor de zakenman Heymans derhalve geen vuil tje aan de lucht. De belijdend katholiek Hey mans echter spreekt nostal gisch gesausde woorden over de tijd dat in de roomse kerk de taal van de oude Romei nen nog werd gesproken en dat wierook bij de eucharis tieviering niet weg te denken viel. „Die sfeer van vroeger, met het Tantum Ergo, het Magnificat, het Ave Verum, in die sfeer hoorde wierook sowieso thuis." Hij aarzelt even, zoekt naar een vergelij king ter verduidelijking. „Als u thuis feest hebt, dan schenkt u toch ook geen glaasje water?" Vindt dat beeld eigenlijk toch wel wat erg profaan - „schrijf dat nou niet letterlijk zo op" - maar wil in elk geval duide lijk gemaakt hebben dat wie rook het feestelijke karakter van een mooie Mis volgens hem zeer verhoogt. Hij diep te daartoe een kleine anecdo te op over een moderne ziel zorger die tegen een klant van de n.v. René Schönfeld opmerkte „dat gedoe met die wierook maar een hoop poes pas te vinden", waarop hem werd gevraagd of hij dan' voor de Mis ook zijn kazuifel niet aantrok, en of hij dan ook tegen het branden van kaarsen was. „En zo is het toch ook zegt de heer Heymans meer vragend dan instemmend. „Wierook hoort erbij. Mits in de juiste omge ving, want in een hypermo derne kerk komt het toch niet tot z'n recht. Dat is ook één van de redenen waarom er voor ons in een land als Italië betere zaken te doen zijn dan hier: daar bewaren ze hun mooie oude kerken, terwijl hier de slopershamer er in no time ingaat". Somber gestemde woorden. Men zou bijna denken dat de wierook binnen de kortste keren rijp zal zijn voor opne ming in een nieuw boek werkje over het rijke verle den van katholiek Neder land. Maar zover is het nu ook weer niet. De terugval lijkt de laatste tijd tot staan gebracht te zijn, sterker nog: volgens de waarnemingen van de heer Heymans trekt de vaderlandse markt weer een heel klein beetje aan. Het zou ook een merkwaar dige toestand worden: een land zonder wierook. Wie rook is één van die produk- ten die er altijd geweest schijnen te zijn, en die ook moeilijk meer zijn weg te denken. De oude Grieken kenden al de brokjes gestol de boomsappen, die op onge veer dezelfde manier gewon nen worden als rubber; door bepaalde bomen van kerven te voorzien en het daaruit sijpelende goedje op te van gen. De Griekse geschied schrijver Herodotus, die zich wel vaker door zijn sterk ontwikkelde gevoel voor dra matiek liet meeslepen, be weerde enkele eeuwen voor Christus al dat de wierookle- verende bomen gevaarlijk waren, en dat ze daarom 's nachts bewaakt werden door kleine, veelkleurige slangetjes. De Egyptische vorst Ramses de Tweede liet met gepaste trots optel dat hij een slordige twi joen brokjes wierook verstookt, hetgeen aal dat de goede Ram» warmp j es bij gezeten hebben. Wierook na| gold als één van de kok ste stoffen die men I oudheid kende. De Jod| voorbeeld maakten paald geen kwistig f van: ze brandden de vi als toegift bij andere De Romeinen daare keken op het toppiuj hun rijkdom, toen 2 nen hun immense rijli decadentie, drank wen af te breken, nieti brokje meer of minder. Wat voor de eerste ci nen weer aanleiding wi huiverig tegenover hg rookgebruik te staan:: den bij voorkeur dense gewoonten va: verworden Rome in hu dienst binnen halen, enkele eeuwen echte£ ook de kaholieken r dens meer in het onh van de blokjes hout Teneinde de wierook ai branden en geuren te gen. Zo'n welriekend brok rie laat zich niet achi opzij schuiven ten bel van de veranderende dienst in Nederland. I witte pandje in de Si ningse Roerstraat, dati dienst deed als kerk, zaal, smederij en rubl briek, gaan ze dan 00 verdroten door met het en mengen van de vei lende wierooksdorten sluitend voor kerkelij bruik overigens. De I jongeren sinds enkele populaire wierookst beschouwt men als ui andere grondstoffen d echte wierook samenge namaak. De produktie »r is bovendien in landt *as. India en Pakistan zo nwaï koop, dat er vo René Schönfeld een boterham inzit. D n zi blijft het wachtwooi rt s Scheveningen. in de wierook kwam, en hoe het heilige vuur bij de paar fabrikanten die de vaten van de vaderlandse paro chies gevuld hielden, lang zaam maar zeker doofde tot dat er nog maar één wie- rookverwerkend bedrijfje over was. Als de oprichter van dat be drijfje, René Schönfeld, nog in leven zou zijn zou hij op de teruggang van het wie- rookgebruik stellig zijn hoogst eigen, onversneden commentaar gehad hebben, even krachtig als het „ze moeten flauwvallen van de votie", dat het motto was waaronder hij zijn nering voortdreef. De huidige direc teur van de n.v. René Schön feld Incense MFG. Co., Leo A.M. Heymans, pleegt zich wat mindér kruidig uit te drukken. Ook zijn conclusie echter laat weinig aan duide lijkheid te wensen over: de handel in de 21 soorten wie rook die hij onder de naam Three Kings - zij kwamen met wierook, mirre en goud - de wereld instuurt, is in eigen land tot „een schijntje" gereduceerd. De n.v. René Schönfeld staat er desondanks nog steeds, niet heel ver van de zee ver borgen achter de bebouwing van de Scheveningse Roer straat. Van buiten helder wit geschilderd, van binnen dui- mendik bedekt met zwart houtskoolstof dat zich on danks dagelijks stofzuigen hardnekkig op wanden en vloeren blijft vastzetten. Het evangelische beeld van het witgepleisterde graf doemt even op als je er over de drempel stapt. Even maar, want binnen het witte omhul sel van de n.v. blijkt er wèl volop leven te heersen. Don kere krullebollen, wier wieg ver van Nederland gestaan heeft, zeulen er achter wa gentjes vol dozen en zakken en ome Piet, een grijze edel- Scheveninger van weinig woorden maar zonnige in borst, lacht er in roetzwart schort een groot, donker gat bloot van achter de machine die in een gestage stroom houtskoolbriketten spuwt. De zoetige geur die je eigen lijk buiten al verwacht zou hebben, maar die op straat nauwelijks waarneembaar is - het bedrijfje is niet te vin den door simpelweg je neus achterna te lopen - is binnen overal penetrant, van de zol der waar de wierookkorrels als een keurig tapijt liggen te Het wat weeë aroma van wierook, dat eeuwenlang als een sfeerscheppende sluier boven katholiek Nederland heeft gehangen, is groten deels opgetrokken. De han delaars in deze korrels waar van de geur ook als er geen kerkdienst was vagelijk door het middenschip zweef de, zodat het leek alsof de kerkbanken ervan doortrok ken waren, zien in weemoed om naar de tijden toen rooms Nederland veelvuldi- ger ter Hoogmis toog, en op gezette tijden massaal door de knieën ging voor het plechtig lof. Sinds de veran derende inzichten hebben ze moeten toezien hoe de klad Leo A. M. Heymans: „Die sfeer van vroeger, met het Tantum Ergo, het Magnificat, het Ave Verum, daar hoorde wierook sowieso bij". Het Nederlandse wierookvat, nog steeds uit eigen land gevuld dankzij de operaties op de internationale markt van het enige overgebleven fabriekje.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1975 | | pagina 14