"Voetbal
als spel,
als hobby;
het is nog
mogelijk,
nog wel..."
Jan yan der Reyden
(meneer Paddenbu
50 jaar tussen papier
en andere behoeften
Musical met inbreng van het
hele Leidse culturele leven
ZATERDAG 20 DECEMBER 1975
LEIDSE COURANT
pm.IM
BIJ HEROPENING VAN LEIDSE SCHOUWBURG
Van een onzer verslaggevers
LEIDEN De Leidse auteur Watze Tiesema is bezig
met het schrijven van een theaterstuk, dat in septem
ber '76 zal worden opgevoerd ter gelegenheid van de
heropening van de dan gerestaureerde Leidse
Schouwburg. De opdracht tot het creëren van dit
„heropeningsstuk" is verstrekt door de Leidse
Schouwburg Commissie die thans bezig is met het
treffen van voorbereidingen voor de in september te
organiseren manifestatie. De commissie gaat hierbij
uit van de overweging, „dat dit feestelijk gebeuren
voor de Leidse bevolking moet plaatsvinden met een
belangrijke kunstzinnige inbreng vanuit het Leidse
culturele leven."
Watze Tiesema's schepping, die de vorm van een mu
sical zal hebben, is binnenkort gereed. Nadat de ge
schreven musical en de daarbij behorende muziek
door de commissie is goedgekeurd, zal direct worden
gestart met de repetities. „Toneelspel, zang, muziek,
dans, geluids- en lichteffecten, speciale decoropstellin
gen en costuumuitvoeringen enz. zullen onder goede
professionele leiding naar een totale produktie moe
ten groeien, waaraan zowel veel plezier zal worden
beleefd door de direct betrokken spelers en medewer
kers als ook uiteraard straks door het Leidse publiek,
dat het grote feest van de heropening van onze
schouwburg zal meemaken", aldus de commissie in
een brief aan alle organisaties, verenigingen en perso
nen die op het terrein van de Leidse cultuurbevorde
ring en -uitvoering actief zijn. Aan de geadresseerden
wordt gevraagd of zij zich willen inzetten voor „deze
grootse manifestatie".
K
Van onze sportredactie
LEIDEN Zo maar eens wat praten. Zo maar
een paar uurtjes genoeglijk het scheidsrechter
en onder de loupe nemen. De leuke facetten
en tegenwoordig steeds meer op de voor
grond tredend de minder aardige dingen
van die hobby. De kritiek op de man in dat
zwarte pakkie (in de reglementen wordt de
kleur omschreven met „donker tenue" dit om
de scheidsrechter bewust op de achtergrond
te plaatsen) en de ervaringen van zo'n spellei
der. Bert van den Akker (36) en Jan van der
Linde (42) waren bereid.
Beiden lid van de scheidsrechterscommissie
van de KNVB Afdeling Leiden, beiden beho
rend tot de selecte groep docenten spelregels
van de KNVB, beiden nog actief fluitend
Van den Akker sinds kort weer in de zaal, Van
der Linde in de vierde klasse zondag van de
KNVB. Van den Akker houdt zich daarbij nog
bezig met de rapportage, Van der Linden bege
leidt scheidsrechters en is lid van de aanstel
lingscommissie.
„Het is voor ons een hobby", verklaart het
tweetal eenstemmig. Voor die hobby nu, zijn
zowel Bert van den Akker als Jan van der
Linde in het seizoen zo'n acht tot tien avonden
in de maand bezig. Zo'n vijftig tot zestig uur
per maand in touw voor de scheidsrechtenj,
voor de KNVB Afdeling Leiden en voor al die
voetballers. Toch beweert het duo, dat ruim
tien jaar terug tegelijkertijd met scheidsrech
teren begon, geen „toptijden" te maken. „Er
zijn ook in deze afdeling mensen die veel meer
uren maken dan wij. Ook voor diezelfde hobby.
Blaas het dus niet teveel op, wil je?"
Bert van den Akker en Jan van der Linde.
Pratend namens zichzelf, als scheidsrechter.
Niet als lid van de scheidsrechterscommissie.
LEIDEN "Scheidsrechters,
echt, het zijn ook maar gewoon
mensen. AI doen ze dan in het
veld het werk van een klein
computertje ("Ja, wel fluiten;
nee, niet fluiten) toch zijn het
mensen. En die maken fouten.
Die fouten moeten worden
geaccepteerd. Als spelers, pu
bliek en trainers dat al niet
meer kunnen opbrengen, waar
blijven we dan? Er zijn te wei
nig scheidsrechters. Die pam
fletten "De KNVB zoekt u" zijn
er niet voor niets. Er is een
schreeuwend tekort. Ook in de
afdeling Leiden- Alleen voor de
seniorenwedstrijden kun je dat
tekort al op zestig tot tachtig
man schatten. En dan hou je al
die jeugdwedstrijden nog over
die nu door jeugdleiders moe
ten worden gefloten."
Een bar ongezonde situatie. Ac-
coord. Je probeert er iets aan
te veranderen, maar je leert er
ook mee te leven. Zoals je er
ook mee leert te leven dat er
zo'n groot verloop is in de
scheidsrechterswereld. Maar dat
is eigenlijk niet zo vreemd. Ze
ker die mensen die net begin
nen, staan onder een geweldige
druk.
Een druk die steeds groter
wordt. De kritiek die je op zo'n
man hoort is vaak ook niet
mals. En als ze dan nog tegen
een wat geroutineerder scheids
rechter "zak cement" roepen,
krijgen ze nog wel een ant
woord. Zo van: vandaag wordt
er niet gemetseld. Maar die jon
ge jongens, die nieuwe scheids
rechters, weten niet wat ze ho
ren. En hebben het er ook erg
moeilijk mee.
Knappen er ook op af. Want je
kan die mensen nog zo goed
voorbereiden, nog zo goed bege
leiden - een aantal valt toch
gewoon af. Omdat ze dachten
een hobby te kunnen gaan uit
oefenen en snel merkten dat het
af en toe helemaal niet zo plezie
rig is.
Er is tegenwoordig ook maar
weinig waardering voor een
scheidsrechter. Altijd is 'ie voor
een partij (altijd de verliezende)
wel de gebeten hond. Heeft hij
't gedaan. Je zou al veel hebben
gewonnen als spelers in zo'n
geval eerst eens naar zichzelf
zouden kijken.
Bij ons heeft een scheidsrechter
recht op een, let wel één slechte
dag. Misschien heeft hij op die
dag van de wedstrijd wel ruzie
gehad met zijn vrouw, of lekte
het dak zodanig dat het huis
blank kwam te staan. Logisch
dat zo'n man, zo'n mens dus,
dan minder fluit Zoals het ook
logisch is dat een scheidsrechter
die net de lotto heeft gewonnen
anders fluit Beter. Want het
kan in zo'n geval immers niet
fout?
Ook de overstap die iemand
maakt van voetballer naar
scheidsrechter, wordt vaak on
derschat. In de opleiding merk
je daar weinig van, maar als zo
iemand naar zijn eerste wed
strijd gaat, dan wel. Dan ga je
wel alleen naar het veld toe, in
plaats van met z'n elven. En dan
moet je wel alles "even" alleen
doen. Alles alleeen verwerken;
bij sommigen is dat de reden
om er maar meteen mee op te
houden.
Het wedstrijd leiden, de manier
waarop is de laatste jaren erg
gewijzigd. De bikkelharde prac-
tijk leert gewoon dat je een
wedstrijd vanaf de eerste mi
nuut moet "leiden". Meer dicta
toriaal op de veld moet staan.
De spelers en iedereen om hen
heen accepteren immers geen
leiding meer? Daar kan je als
scheidsrechter niet omheen lo
pen. Moet je je aanpassen aan
de heersende mentaliteit, stren
ger fluiten, en kan je alleen
maar hopen dat de bij de clubs
en spelers nu heersende "over-
mijn-lijk-mentaliteit" ooit weer
veranderd zal worden in "we
gaan gewoon gezellig spelen".
Voor die voetballers moet het
toch ook een hobby zijn? Bij de
amateurs tenminste. Het betaald
voetbal is pure business. Eigen
lijk niet met elkaar te vergelij
ken, al wordt dat vaak gedaan.
Je kan dan ook alleen maar blij
zijn met de officiële scheiding in
secties van amateur- en betaald
voetbal. Dat opent voor de
KNVB de weg om de zaken nu,
of op langere termijn te kunnen
scheiden. Qua spelregels, qua
strafmaat. Dan kunnen veel uit
wassen toch weer worden voor
komen.
Misschien dat dan ook minder
snel opmerkingen als van Mi-
chels "voetbal is oorlog" het
amateurvoetbal ink ripen. Het
is toch te gek dat amateurvoet
bal ook al oorlog zou moeten
zijn?
Het medium televisie doet de
scheidsrechters ook beslist geen
goed. Niet alleen worden op tv
de waarnemingsfouten van een
scheidsrechter drie of viermaal
herhaald en staat de camera er
daarbij vaak nog beter voor,
maar ook het comentaar is vaak
dermate ondeskundig dat het
wel nadelig moet doorwerken.
Want als jij dan de week er op
fluit voor een overtreding waar
voor op tv niet wwerd gefloten,
is de boot wel mooi aan.
Zelfbeheersing. Ook zoiets waar
scheidsrechters mee te maken
hebben. Wat trainers en spelers
(en natuurlijk het publiek) er
tegenwoordig uitgooit, ongeloo
flijk. En dan kun je nog zo goed
de sfeer van een wedstrijd aan
voelen - dat is met het optreden
in het veld tachtig procent van
de scheidsrechterij - maar als
spelers, opgejut door wie dan
ook niet willen, kan je mooi je
borst natmaken. Kijk eens. Een
scheidsrechter moet openstaan
voor kritiek. Maar dan moet die
kritiek wel gegrond zijn en niet
zo overtrokken ongenuanceerd.
We weten het. We streven naar
een utopie.
Naar een mentaliteitsverande
ring die er wellicht nooit meer
zal komen. Naar een punt waar
het voetbal weer als spel, als
hobby zal worden gezien. Toch
moeten we het proberen. Zo
gaat het voetbal volledig de fou
te kant op.
Bert van den Akker en Jan van
der Linde.
"Het is allemaal zeker niet be
doeld als een klaagzang. We
hebben nog altijd plezier in on
ze hobby. Beschouw het meer
als een waarschuwing. Een
soort kerstboodschap. Zo van:
als iedereen meewerkt, kan het
nog. Voetbal als spel, als hob
by. Het is nog mogelijk. Nog
GERT-JAN ONVLEE
(Van een onzer verslaggevers)
LEIDEN Het zal voor velen
van de duizenden jonge en ou
de bezoekers van Papierhandel
Paddenburg aan de Nieuwe
Rijn een verrassing zijn te ver
nemen, dat „meneer Padden
burg" in de beige stofjas ach
ter de beladen toonbank en
tussen de schappen met
schertsartikelen helemaal „me
neer Paddenburg" niet is,
maar Jan J. van der Reyden.
„Meneer Paddenburg", ja, dat
denken een hoop mensen van
me", formuleert snel en bijna
onverstaanbaar de bedrijfslei
der van Leidens onvervalste
en nauwelijks te evenaren pa
pierhandel. Jan van der Rey
den is 50 jaar in dienst van
Paddenburg, een feit dat
maandag 22 december 's mid
dags in het Antoniusclubhuis
met een receptie gevierd gaat
worden, „maar wat ze alle
maal met me van plan zijn
weet ik niet, hoor".
Toen Jan 22 jaar was kwam
meneer Paddenburg, die zijn
zaak in 1918 had opgezet, Jan
vragen of hij idee had om bij
hem te komen werken. Jan v.d.
Reyden had toen zelf een krui
denierszaakje dat goed liep.
Voordien was hij winkelbedien
de geweest bij een winkel in
dezelfde branche aan de Haar
lemmerstraat. „Mijn vrouw
voelde eigenlijk weinig voor de
zaak en toen meneer Padden
burg - van wie ik een klant
was - bij me kwam was de
kwestie gauw bekeken. Meneer
Paddenburg was in die dagen
wat overspannen en ik wilde
hem wel helpen. Ik kwam bij
hem als vertegenwoordiger; we
hadden toen al een zoon van
een half jaar. Zo ging ik gros
sieren in was- en poetsartike
len, ook waskristal en papier-
waren natuurlijk, voor de win
keliers allemaal hè. Ik ben er
blijven hangen, 30 jaar op pad
geweest in Leiden en Oegst-
geest met de fiets en het kof
fertje achterop, door weer en
wind; je wist niet beter of het
hoorde zo."
Jan v.d. Reyden had met z'n 72
jaren al opgekrast moeten zijn.
„Nee hoor, ik trek me niets
van pensioen aan, zolang het
kan. Ik doe het nog graag, al
leen 's maandags en vrijdags
ben ik vrij; stilzitten kan ik
niet Ja, een leuke zaak hebben
we, hè? Erg uitgebreid ook, in
de loop der jaren. Meneer Pad
denburg was er tien jaar gele
den nog, maar vóór die tijd
was ik al zo'n beetje met be
drijf sleiden begonnen, want
meneer Paddenburg was vaak
ziek. Eigenlijk werk ik niet
meer bij Paddenburg. Twee
jaar geleden nam de firma
Knappers in etalagematerialen
(in de Nieuwstraat) de zaak
van mevrouw Paddenburg
over. Ik heb voor lieve mensen
gewerkt voor mevrouw Pad
denburg en mevrouw Knappers
ook."
Maar wat weten de klanten
daarvan? Iedereen zegt altijd
ik ga maar naar Paddenburg,
daar hebben ze het wel, „en
dat is een goed teken hè?", is
Van der Reydens overtuiging.
Na de oorlog waren het moei
lijke jaren en Paddenburg ging
de bakens verzetten. De detail
handel kwam erbij: feestartike
len, schrijf- en kantoorbehoef
ten „en nu sinds kort weer
huisvlijtartikelen en carnavals
spullen. Dat wordt in februari
weer een enorme drukte. Pas
de laatste jaren is dat zo rond
carnaval, nu steeds meer scho
len en verenigingen zich gaan
verkleden. Sint, Kerst en car
naval, dat zijn onze hoogtijda
gen. Een stampvolle winkel.
Dan sta je met 5 of 6 man je
rot te werken. Dan pas voel ik
me kiplekker. Als ik maar wer-
Jan v.d. Reyden: „Je hoort hier op 't laatst thuis"
ken kan. En 3 oktober hè, fak
kels en lampionnen, de feest
muts voor de kinderen, hè, de
toeters
Met zijn vrouw probeert Jan
v.d. Reyden af en toe in de
herinnering terug te duiken,
maar het komt er allemaal niet
direct meer uit. Mevrouw V.d.
Reyden: „Ja, je vergeet een he
leboel dingen." Ongemerkt zijn
de opwinding van bruiloften en
partijen, de feestneuzen, het
zakje ballonnetjes om op te
blazen, de wensjes en voor
drachten Van der Reydens le
ven geworden. Fluitjes van een
cent' zijn er niet meer, dat is al
gauw een kwartje vandaag de
dag. „Hoe drukker hoe fijner,
geef mij maar een volle winkel;
je hoort er op 't laatst thuis,
tussen die schriften, de meters
etalagekarton en nou weer die
kerstballen."
Al die massa's papier, serpenti
nes, slingers, pöezieplakplaat-
jes, gommetjes en zachte stif
ten hebben Jan v.d. Reyden
geen uitschieters in zijn leven
bezorgd; de lucht ervan is hem
welgevallig geworden. Papier
schijnt rustig te maken: „Ik
vind, dat het altijd leuk is ge
weest, er gebeurde nooit iets
naars". De praktijk is voor de
nu met goud behangen Jan v.d.
Reyden steeds hetzelfde geble
ven: „Tegenwoordig heb je las
tige mensen, vroeger had je ze
ook. Alleen de bediening in de
winkels - niet bij mij hoor, met
ons personeel kan ik het best
rooien - is volkomen veran
derd. Service, voorkomendheid,
vriendelijkheid bestaan niet
meer, denk ik wel eens. Ik zal
nooit vragen: zèg het maar
eens tegen een klant -
zoals je nog al wordt aange
sproken zonder dat men je
daarbij aankijkt. Of: jó
wie is de volgende? Ik zal al
tijd zeggen: wat blieft u. Maar
ja, dan noemt men je ouder
wets. Je mag tegenwoordig
geen manieren meer hebben,
lijkt wel"; Jan kijkt er een bee
tje vies en zuinig bij.
Plotseling schiet hem te bin
nen, dat hij jaren geleden
Oranje-klandizie had. Toen stu
deerden de prinsessen Beatrix
en Margriet in Leiden. „Dat
waren eigenlijk ook heel gewo
ne mensen, hè. Beatrix kwam
regelmatig bij me voor gerei,
feestartikelen. Dan deed de
prinses de deur van de auto
voor me open: meneer Padden
burg (zei ze ook), ik hou het
portier wel even open, zet u de
spullen maar hier neer. Een ge
wone klant was ze. Meestal wa
ren ze met hun tweeën, twee
meisjes, zal ik maar zeggen hè.
Ook Margriet kwam wel het
een en ander halen. Een mas
kertje bijvoorbeeld; we hebben
hier minstens 100 soorten mas
kers, voor elk wat wils, moet u
maar denken. „Wat zal het zijn,
dame?" - ik zei altijd „dame"
tegen haar. Een maskertje.
„Zal ik het even voor u inpak
ken?" „Nee, laat u maar", ant
woordde de prinses, „dat ding
zet ik meteen op". En zo ver
dween ze, de Nieuwe Rijn op.
En dan mevrouw Van Kin
schot, de vrouw van de oude
burgemeester. Die kwam altijd
fopartikelen voor de klemkin
deren halen. Fijn mens was
dat, daar had je steeds het
grootste plezier mee
Jan van der Reyden houdt
voorlopig de stofjas aan. Als
hij hem voorgoed zou moeten
ophangen, zou z'n leven niir
beginnen te worden. „Ik ben
nooit moe 's avonds, düs. De
zaak moderniseren? Nooit of
te nimmer. Het is gezellig en
knus zo, daar ga je de sfeer
niet uithalen. Generaties ken
nen ons zo al". Jan van der
Reyden wil best nog een paar
jaartjes „meneer Paddenburg"
blijven.
Ton Pieters
Jan van der Linde (links) en Bert van den Akker: "We streven naar een utopie'