Goochelaar
Richard Ross
„ALLE MAGISCHE
EIGENSCHAPPEN DIE MEN
ONS TOEDICHT ZIJN
UIT DE LUCHT GEGREPEN"
Rappe Richard Ross, vinger
vlug fenomeen uit de Lage Lon
den mag zich tweevoudig we
reldkampioen goochelen noe
men. In 1970 verbijsterde hij in
Amsterdam een zaal vol magi
sche collega's uit 33 landen met
zijn razendsnelle act, waarin de
kaarten uit alle hoeken en ga
ten over het toneel dwarrelden.
Ras-amateur Ross, wiens semi-
slungelachtig optreden de in
druk wekte, dat hij zelf het
meest verbaasd was over het
welslagen van zijn trucs, werd
prompt uitgeroepen tot 's we
relds beste goochelaar. De 24-
jarige Amsterdammer die voor
dien slechts een handvol keren
in het openbaar was opgetredeh
(bejaarden hadden daarbij dui
delijk zijn voorkeur) kwam,
goochelde en overwon. De col
lega's, die hij ver achter zich
liet, stuurde hij, een illusie ar
mer, het smaakvol bosdecor in.
Drie jaar later begon hij voor
de tweede keer aan zijn klim
naar de top. „De kenners had
den het me stuk voor stuk afge
raden. Die riepen: „jongen, kijk
toch uit. Je hebt een keer ge
wonnen en je kunt alleen nog
maar falen".
„Natuurlijk hadden ze gelijk. Er
zat inderdaad, een ongehoord ri
sico voor me in. Maar toch wil
de ik nog even bewijzen, dat die
eerste keer geen toevalstreffer
van een gesjochte jongen uit
Mokum was geweest. Ik had
drie jaar keihard gewerkt. Me
ongans gerepeteerd. Uren voor
de spiegelstaan manipuleren,
totdat elke beweging geramd
zat.. Ik ging dan ook naar Parijs
met veel meer vakkennis dan
die eerste keer. Ik had een pro
fessionele aanpak en kon terug
vallen op mijn routine.
En het lukte: ik werd voor de
tweede keer wereldkampioen,
dankzij mijn techniek. Dat zeg
ik er direct bij. Ik ben geen
pseudotovenaar, die een auto in
het niets laat verdwijnen. Ik
werk liever met simpele din
gen".
Kinderlijk
„Nu zeg ik glashard: over een
paar maanden ben ik niet meer
van de partij. Als straks in 1976
weer de wereldkampioen moet
worden gekozen is Ross er niet
meer bij. Maar ja, een mens is
zwak en veranderlijk. En mis
schien begint het tegen die tijd
toch weer bij me te jeuken. Wat
dat betreft is niets kinderlijks
me vreemd. Ik mag graag een
gok wagen. Denk overigens niet,
dat ik mezelf beschouw als I de
beste goochelaar van de wereld.
Dat wereldkampioenschap is al
leen een soort rijbewijs. Je bent
nou geslaagd en nou moet je
bewijzen dat je ook nog een
auto kunt besturen. In mijn ge
val komt dat er op neer, dat je
met je techniek een zaal kunt
amuseren".
„Ik weet trouwens dondersgoed,
dat ik geen tovermacht bezit Ik
zou ook best de lappen van
duizend uit de lucht willen pluk
ken; breek me de bek niet open.
Maar als ik dat doe moet ik wel
eerst zorgen, dat ze in mijn
mouw zitten. Of in mijn hand
palm. Ook voor een goochelaar
gaat nu eenmaal alleen de zon
voor niks op. De rest is helaas
truc. Illusie. Een afleidingsma
noeuvre. Vergelijk het gooche
len maar met musiceren. Je
kunt de beste viool van de we
reld kopen, voor mijn part een
Stradivarius. Maar je hebt geen
fluit aan dat instrument, als je
er niet op kunt spelen. Een goo
chelaar kan een peperdure truc
in de winkel kopen, compleet
met duidelijke handleiding.
Maar op het toneel zal hij het
toch echt zelf waar moeten ma
ken. Daar moet hij de illusie
wekken, dat het kunstje een rea
liteit is".
Bedrog
„Nu hebben we het geluk, dat
het publiek altijd bedrogen wil
worden. De grap is, dat ze het
zelf altijd interessanter maken
dan het in feite is. Als gooche
laar maak je daar dankbaar
misbruik van. Je legt rookgor
dijnen, je zorgt dat je door je
techniek een psychologisch
overwicht krijgt. Je laat ze din
gen zien, die niet gebeuren of
half gebeuren. Je leidt ze af en
geeft ze het idee, dat ze elke
handeling kunnen volgen. Je
staat desnoods grootmoedig toe,
dat ze op je handen kijken.
Maar ondertussen zorg je er wel
voor, dat ze ergens anders heen
kijken. Dat is namelijk het hele
geheim: goochelen is gewoon
een hulpmiddel om artistiek be
zig te zijn".
„Of misschien is het alleen de
zucht om op te vallen. Je wilt,
dat de mensen naar je kijken,
zich over je verwonderen. Ieder
een wil op zijn tijd wel eens
in het middelpunt staan. Bij mij
ging het daar in elk geval wel
degelijk om. Ik ben geen mop
pentapper en als ik er een vertel
kennen ze hem al of vinden ze
er niets aan. Ik weet ook niet,
waar dat aan ligt. Misschien aan
de timing. Ik heb familieleden,
die de verhalen over Sam, Moos
en Saar uit hun mouw schudden
en geweldig succes hebben. Als
jongen ben ik daar al enorm
jaloers op geweest Ik dacht:
Waarom lukte het mij nou
nooit?
Ik wilde ook opvallen en begon
op het laatst met opzet gekke
petjes te dragen. Dan keken ze
tenminste naar me. En als ik
dan ook nog gauw een gekke
bek trok viel ik soms in de
prijzen en werd er om me gela
chen."
Vijf piek
„In die tijd had ik met een
vriend een krantenwijk in Am
sterdam. We stonden om vier
uur 's morgens op en brachten
de krant rond. Daar kregen we
een tientje per week voor. Dat
wag dus per man vijf pieken
voor zes dagen nachtbraken.
Door die vriend kreeg ik de
smaak voor het goochelen goed
te pakken. Hij kocht van zijn
zakcenten wel eens een simpel
trucje en als hij het voordeed
was ik razend nieuwsgierig, hoe
hij het lapte. Ik begreep er niks
van. Op een middag ben ik met
hem meegegaan naar die goo-
chelwinkel en heb ik ook een
trucje gekocht. Dat was het
nummer van de sigaretten, die
je uit de lucht plukt. Ik had
trouwens geen andere keus,
want ik had zegge en schrijve
één gulden te verteren en voor
die prijs krijg je nou eenmaal
geen doorgezaagd weesmeisje of
een hoge hoed met bijbehorende
vijfentwintig witte duiven".
Dolle pret
„Ik heb me ongans gerepeteerd
op die truc en toen ik de saffies
eindelijk zonder al te veel pijn
uit de lucht plukte, heb ik op
een verjaardag gevraagd, of ik
mocht goochelen. Nou, dat za
gen de ooms en tantes helemaal
zitten. Kleine Richard als goo
chelaar. Dat beloofde dolle pret.
Ik werd tussen de schuifdeuren
gezet en deed mijn truc met de
sigaretten. Ze vonden het mach
tig en riepen na afloop: „Hoe
flik je dat nou". Nou en ik,
dampend van trots de truc nog
eens herhaald. Hup, weer een
filtert je uit de lucht geplukt en
daarna dankbaar de „ach's" en
„oh's" opgeslurpt. Eindelijk
werd mijn ijdelheid ook eens
gestreeld. Ik sloofde me die
avond geweldig uit en deed de
truc net zolang, totdat ze hem
allemaal door hadden. Ik vond
dat geen bezwaar, want ik voel
de me geen goochelaar... Ik was
zelf ook blij dat ik wist, hoe het
werkte".
Zwevend vaasje
„Voor het volgende feestje
kocht ik de truc met het zwe
vende vaasje. Als ik dat nou zo
vertel lijkt het, alsof er in onze
familie alleen maar gefeest
werd. Maar in feite lagen er
natuurlijk heel wat krantenwij
ken tussen de ene verjaardag en
de volgende. Die vriend en ik
kochten ook nooit dezelfde truc.
Dat vonden we weggegooid
geld. We leenden ze gewoon van
elkaar. Door geldgebrek ben ik
in die tijd begonnen met mani
puleren. Voor de grote num
mers heb je nu eenmaal een
hoop poen nodig. Ik vind het
ook schitterend om een konijn
uit de binnenzak van mijn col
bertje te trekken. Maar wat kost
zo'n beest niet aan voer en ver
zorging?"
„Ik heb me dus noodgedwongen
toegelegd op nummers, die meer
tijd dan geld kostten. Ik rom
melde wat met kaarten en mun
ten en die maakte ik steeds een
stukje groter. Vanwege het ef
fect, begrijp je. Zo'n zaal vindt
het prachtig als er een enorme
boer tevoorschijn komt. En voor
de mensen op de achterste rij
betekent het ook nog een stukje
extra service. Door dat piete
peuteren met kaarten kreeg ik
tenslotte een aardige vinger
vlugheid. Achteraf verbaast me
dat niet eens, want als ik echt
wat wil bereiken ben ik een
enorme fanatiekeling. Ik begon
op een gegeven moment met het
verzamelen van postzegels en
binnen een mum van tijd had
ik een enorme collectie. Óp zo'n
moment weet ik niet meer van
ophouden en wil ik alles heb
ben".
„Op de mulo gebeurde hetzelf
de. Ik had drie jaar geen bal
uitgevoerd en was herhaaldelijk
de klas uitgestuurd, omdat er
weer eens een goochelballetje
tussen de banken door rolde.
Dan zat ik dromerig een trucje
te repeteren en dat mislukte
even. Hetzelfde gebeurde met
kaarten. Midden onder de les
scheikunde vlogen de harten
vrouwen en klaverheren door
het lokaal. En dan was het ge
lijk: „Ross, ga jij maar even op
de gang staan".
Na die drie jaar wilde ik toch
even bewijzen, dat ik wel dege
lijk kon leren. Ik zat als een gek
te blokken en kreeg prompt een
tien voor wiskunde op mijn rap
port Daarna hoefde het voor
mij niet meer. Ik had immers
bewezen, dat ik het kon".
Geleende rok
„In 1964 deed ik voor het eerst
in Haarlem mee aan het Neder
lands kampioenschap. Ik had
een geleend rokcostuum aan,
waar ik in verdronk. Maar mijn
trucs lukten aardig. Ik manipu
leerde er lustig op los en werd
als 18-jarige snotneus uitgeroe
pen tot kampioen van Neder
land. Die nonchalante manier
van goochelen sloeg blijkbaar
aan bij de vakbroeders".
„In militaire dienst heb ik daar
na ook veel plezier gehad van
mijn hobby. Ik zat bij de land
macht met een terugstootloze
vuurmond te spelen, maar van
schieten kwam weinig. Want ik
zat herhaaldelijk met buitenge
woon verlof op congressen in
Europa. In die tijd heb ik de
smaak van reizen goed te pak
ken gekregen. Koffertje pakken
en rap naar de horizon, vliegen
zag ik toen al helemaal zitten.
Je ziet het trouwens aan mijn
carrière. Ik ben een man van
opschieten, van pats, boem,
knal, raak. Niet mekkeren,
maar doorwerken. Ik ben gek
op verrassingen, maar ik moet
er niet te lang op behoeven te
wachten. En als ik me op een
militaire oefening net zwart had
gemaakt en mijn blik hutspot
open maakte in het open veld,
stopte er alweer een jeep bij
mijn tentje en hoorde ik de
chauffeur zeggen: „Ross meeko
men, de officieren hebben be
hoefte aan amusement". Dan
zat ik even later bij de hoge
heren met een spelletje ouwe
kaarten te hannesen. Dat waren
mooie tijden. Je had prettig te
eten en te drinken en na afloop
kreeg je als beloning nog een
fles jonge jenever mee, die je in
het veld met de maten leeg
dronk."
Rondje van het huis
„Ik heb me in dienst wild gegoo
cheld en had in die tijd verdacht
veel vrienden. Iedereen wilde
met Ross naar het café, want
waar ik opdook was het geheid
gratis drinken. Een trucje aan
de bar was voldoende om de
kastelein te laten roepen: „Wat
drinken de heren van het
huis?". Begrijp je: toch weer
aandacht trekken. Het middel
punt willen zijn".
„Na mijn diensttijd heb ik me
gek gezocht naar een baantje,
maar niemand had behoefte aan
een goochelaar in vaste dienst.
Ik weet niet, hoeveel benzine
pompen ik in die tijd heb afge
sjouwd om te vragen, of ze nog
een bediende nodig hadden.
Tenslotte ben ik teruggegaan
naar de winkel, waar ik mijn
eerste trucje van de verdwijnen
de sigaretten had gekocht. Daar
kon ik gelukkig beginnen als
verkoper-demonstrateur. Kun je
je voorstellen, hoe gelukkig ik
was? Ik had het gevoel van een
kind, dat gek is op snoepen en
bij Jamin mag werken. Iets
mooiers kon ik op dat moment
niet bedenken. Die truc met de
sigaretten was ondertussen wel
opgeslagen tot twee gulden".
Oliesjeik
„In feite ben ik onbewust be
roepsgoochelaar geworden. Als
het indertijd gelukt was met dat
baantje bij de benzinepomp was
Geen tovenarij
„Overigens beoefenen Kaps en
ik wel degelijk hetzelfde vak.
We zijn beiden entertainer. We
zijn er, om de mensen te amuse
ren en daar komt geen tovenarij
aan te pas. Alle magische eigen
schappen, die het publiek ons
toedicht, zijn uit de lucht gegre
pen. Precies als de sigaretten
van mijn eerste trucje van een
gulden. We wekken de schijn,
maar moeten wel degelijk reke
ning houden met de werkelijk
heid. Ross is nu eenmaal geen
helderziende, geen magiër en
ook geen duivelbezweerder.
Ross is gewoon een Amster
damse jongen, die het op één na
oudste beroep ter wereld uitoe
fent".
LEO THURING
„Zo'n zaal vindt het prachtig als er een enorme boer tevoorschijn komt. En
die grote kaarten zijn een extra service aan het publiek op de achterste rijen".
ik nou waarschijnlijk oliesjeik
in Koeweit In elk geval be
schouw ik dat goochelen nog
altijd als een passende tijdpas
sering. Maar dat je er ook van
kon leven kwam geen moment
bij me op. Ik was meer geïnte
resseerd in de techniek van het
vak. Ik wilde weten, wat er ach
ter stak. En als het lukte, was
ik wel de eerste, die zich hoge
lijk verbaasde.
Misschien kom ik daarom ook
anders over bij het publiek dan
een man als Fred Kaps. Kaps
is de beroepscharmeur en als
die in zijn onberispelijke smo
king op het toneel verschijnt
liggen de mensen gelijk aan zijn
voeten. Als ik optreed zitten er
alleen vrouwen in de zaal, die
me beschouwen als hun zoon,
die het toch maar weer lapt Dat
is het verschil. Het zal wel aan
mijn gezicht liggen."
„Ik heb me ongans gerepeteerd op die truc..."