MULISCH SCHITTERT OPNIEUW IN JUWEEL VAN EEN ROMAN BOEKEN BOEKEN BOEKEN BOEKEN BOEKEN BOEKEN J.H.DONNER IN ROL VAN DR. WATSON BOEKEN BOEKEN WOENSDAG 26 NOVEMBER 1975 LEIDSE COURANT üjxw. i1 PAGINA 13 Hoewel zijn productie de laatste vijf jaar groter was dan ooit, heeft Harry Mulisch sinds „De verteller" van 1970 af op zich laten wachten met de publicatie van een nieuwe roman. Poëzie, beschou wingen en toneelwerken vormen de veel zijdige oogst uit deze periode. Dat door de beoefening van die uiteenlopende genres niet de uitmuntende romanschrij ver Mulisch verloren ging, bewijst hij in zijn nieuwe boek: de roman „Twee vrou wen". „Twee vrouwen" is een liefdesroman, die zich laat lezen als een uiterst spannende thriller waarin beetje bij beetje in één gecompliceerde flash-back de betekenis van de constatering aan het begin van het boek wordt ingevuld: „Er zijn mij een paar dingen overkomen, niet alleen de dood van mijn moeder". Het is een cyni- sch-nuchtere mededeling, blijkt bij ieder daarop volgend woord, maar welk een tragiek er in verborgen is wordt pas ten volle duidelijk als de verrassende en dramatische ontknoping de aangrijpende HUBERT LAMPO IN HET SPOOR VAN DE VOSSEJACHT Het middel-Nederlandse meesterwerk Van den vos Reinaerde blijft een vat van mysteries. Sinds de herontdekking van het werk in de vorige eeuw, wordt een bijzonder interessante strijd uitge vochten over de vraag door wie het geschreven werd. „Willem, die Madocke maecte" is het enige geheim dat het werk zelf over de auteurskwestie prijs geeft. Nu algemeen wordt aangenomen, dat de Reinaert slechts één auteur heeft gehad, richt de vossejacht zich op de persoon van Willem, die zichzelf aan prijst als de schrijver van het werk „Madoc". Hubert Lampo is in het spoor van de jagers een eigen speurtocht begonnen naar de nog onontdekte Madoc. fclij on derneemt daartoe een reis door de bron nen van onze literatuur, waarvan hij op heldere en soms zelfs spannende wijze verslag doet Net als bij zijn vroegere ontdekkingsreis door het mysterieuze verleden „De zwanen van Stonehenge" valt ook bij de „Kroniek van Madoc" de enorme en schijnbaar gemakkelijke ken nis van zaken op. Lampo legt verbanden en trekt conclusies waarvan hij weet, dat ze lang niet allemaal wetenschappelijk te verantwoorden zijn. Desondanks is het een verhelderend boek, dat een facet van de oudste Westeuropese literatuur nu ook eens openbaart in begrijpelijker bewoor dingen dan de wetenschappelijke geheim taal. Hubert Lampo: Kroniek van Madoc. Uit gave: Meulenhoff, Amsterdam. KORTE LEVEN VAN OSTAIJEN UITGEPLOZEN Van Ostaijen-kenner "bij uitstek Gerrit Borgers heeft aan de reeks publicaties van zijn hand over de Vlaamse expressio nistische dichter een kroniek van diens korte leven toegevoegd. In het goed verzorgde boek wordt bijna van dag tot dag het leven van Paul van Ostaijen gereconstrueerd, vergezeld van vele fo to's, tekeningen, handschriften en over drukken uit boeken en tijdschriften. Hoe wel men zich kan afvragen wat voor belang het heeft bijvoorbeeld te weten, dat Van Ostaijen de pinlcsterdagen van 1927 doorbracht in Antwerpen, geeft de opsomming van alle bekende gegevens uit het leven van de dichter een goed beeld van zijn handel en wandel. De kroniek is speciaal aanbevolen voor dege nen, die meer dan oppervlakkig in Van Ostaijen zijn geïnteresseerd. Gerrit Borgers: Kroniek van Paul van Ostaijen. Uitgave: Schel tens Giltay, Den Haag. Prijs: 26,95. KARS BRENGT OUDE LEZERS IN VERLEIDING Het is nooit weg, ajs je weet waar je aan toe bent. Lezers van de eerste twee stuk ken van „De verleider" van Theo Kars, de auteur die met zijn boek „De Geisha" goede zaken deed in de opruiming, heb ben nooit de zekerheid gehad of ze met Kars' technische uiteenzettingen over de kunst van het verleiden het summum aan kennis op dat gebied onder ogen hebben gehad. Met het verschijnen van de derde druk is er eindelijk klaarheid gekomen in deze delicate zaak: bezitters van de voorgaande di-ukken dienen deze onver wijld in de centrale verwarming te stop pen, want Kars heeft zijn roman „volle dig herschreven en gecompleteerd met gebeurtenissen helemaal heeft bloot ge legd. Wie de ik-persoon is, die de dood van de moeder mededeelt wordt geleidelijk in de loop van het verhaal ontsluierd, terwijl de lezer al midden in de verwikkelingen van die persoon zit. Het blijkt een vrouw te zijn, die op weg is naar Zuid-Frankrijk om haar daar overleden moeder te begra ven en die een liefdesverhouding met een jong meisje heeft gehad. Ze is gescheiden van een toneelcriticus omdat ze onvrucht baar is. Waarom ze op het meisje, waar van ze gezien het leeftijdsverschil de moeder had kunnen zijn, verliefd is ge worden weet ze niet. Wel is ze er zich van bewust, dat het niet louter een licha melijke liefde is. Voor de rest heeft ze enkele verklaringen, waarmee ze slechts een paar facetten van de niet rationeel te grijpen liefde kan doorgronden. Zo speelt bijvoorbeeld haar onvrucht baarheid een belangrijke rol: ze is nooit echt vrouw kunnen worden, doordat ze steeds de dochter van haar moeder is gebleven. „Als je je altijd een dochter voelt, is er maar één manier om van je moeder af te komen, en dat is door zelf moeder te worden", zegt ze. Ze geeft daarmee een dualiteit in haar verhouding met het meisje aan: ze voelt zich zowel haar partner als haar moeder. Het uit spreken van deze bekentenis lijkt de doodssteek voor de verhouding te wor den, want korte tijd later gaat het meisje er vandoor met de toneelcriticus. Wat daarna gebeurt blijft hier onbesproken, omdat de verrassende wending de sensa tie bij het lezen nog groter maakt, al moet worden opgemerkt dat het boek bij het herlezen, wanneer men de loop der gebeurtenissen kent, niets van zijn span ning heeft verloren. Deze spanning vindt zijn grond in de knappe compositie, die het boek zelfs zonder bijvoorbeeld de uitnemende ka- een reeks nieuwe fragmenten". Om niet nieuwe onzekerheid te veroorzaken wordt 'bovendien medegedeeld: „Deze nieuwe versie wordt door de auteur als definitief beschouwd". Gelukkig valt er zo nog iets positiefs te melden over dit boek, want verder bevat deze analyse, waarin een jongmens van het verleiden en vervolgens afdanken van vrouwen zijn levensvulling heeft gemaakt, weinig ver heffende zaken. Theo Kars: De Verleider. Uitgave: Peter Loeb/Athenaeum-Polak van Gennep, Amsterdam. Prijs: 21,90. VAN DEYSSEL BLIJFT BOEIEN Bijna drie jaar, van 1 oktober 1875 tot 29 mei 1878, bracht de jonge Karei AI- berdingk Thijm door op het klein-semi- narie Rolduc bij het Zuidlimburgse Kerkrade. Het was een veel bewogen tijd, waarover in de annalen van de kostschool met afschuw melding wordt gemaakt, maar die de Nederlandse lite ratuur een groot en omstreden boek opleverde. Op drie-entwintig jarige leeftijd schreef de voormalige rolduciën onder het pseu doniem Lodewijk van Deyssel „De ldeine republiek", waarin hij genadeloos afre kent met de school, waarvin hij na een groot aantal kwajongens-streken uiteind elijk verwijderd was. Het boek verscheen op het einde van het jaar 1888, vijf jaar nadat de schrijver openlijk met de kath olieke kerk had gebroken. Van de eerste druk is een goed verzorgde fotografische herdruk verschenen, voor zien van een voortreffelijk nawoord van Harry G.M Prick. Een bewijs van het kunstenaarschap van Lodewijk van Deyssel is, dat het boek bijna een eeuw later nog steeds bijzonder leesbaar is. Dat is mede te danken aan het feit, dat achter het verhaal van de recalcitrante kostschooljongen het relaas van de ont luikende sexualiteit van een jongen schuilgaat. In dat opzicht blijft het boek actueel. Lodewijk van Deyssel: De kleine Repu bliek. Uitgave: Bert Bakker, Den Haag. MONUMENTEN IN BEELD Het inmiddels bijna afgelopen monu mentenjaar heeft niet alleen op zinvolle wijze de aandacht gevestigd op de Ne derlandse monumenten, maar is tevens de aanleiding geweest tot de uitgave van een groot aantal boeken, waarvan een gedeelte vraagtekens oproept omtrent hun belang. Tot die laatste categorie behoren zeker de fotoboeken, die volgens het recept inleiding-foto's-summiere toe lichtingen in elkaar zijn gezet Als vervolg op het vorig jaar uitgekomen fotoboek „Kastelen" is nu „Historische landhuizen" verschenen. Hoewel men zich ook bij dit boek kan afvragen welke zin het heeft een werk te bezitten met veel foto's en zeer weinig toelichtende tekst, dwingt het yeel waardering af van wege de 170 werkelijk schitterende foto's van Ger Dekkers. Hij brengt de Neder landse historische landhuizen op een prachtige wijze in beeld, daarbij ook aandacht bestedend aan gevelornamen ten, tuinen en andere sfeerbepalende ele menten. Het deel uit de serie „Nederlandse monu menten in beeld", dat de provincies Noord- en Zuid-Hólland en Zeeland be handelt, verdient in onze ogen die waar dering niet omdat het noch in tekst noch in fotografie iets bijzonders te vertellen heeft. Een met een natte vinger samenge 1 Harry Mulisch. raktertekening, de spot (en zelfspot?) in de beschrijving van het Amsterdamse artiestieke wereldje en de indringende en levensechte schildering van het liefdes verdriet van de vrouw, tot een weerga loos juweel maakt Mulisch toont zich een meester-goochelaar met tijdsniveaus, waarin hij de ene flash-back op de ande re stapelt zonder dat je ook maar één moment de draad kwijt raakt in het gecompliceerde spel van heden en verle den. Het heden wordt gevormd door de ik-per soon, die haar (dit) boek aan het schrij ven is. Zij gaat bij haar beschrijving voornamelijk terug tot twee ervaringen: de reis naar de overleden moeder in het recente en de liefdesrelatie met het meis je in het verdere verleden. De hoofdmoot is het verslag van de liefde, dat weer wordt uitgediept en aangevuld met ge beurtenissen uit een nog verder verleden. Door deze tot een hechte eenheid gesme de constructie word je als lezer in elkaar omsluitende cirkels geplaatst, die niet in één ronde panbeweging gesloten worden, maar in gedeelten worden opgebouwd. Symptomatisch hiervoor is de wijze waarop de identiteit van de ik-persoon wordt onthuld: op de tiende bladzijde wordt pas subtiel duidelijk gemaakt dat het een vrouw is, haar achternaam volgt vele bladzijden later en haar voornaam wordt eerst tegen het einde bekend. De twee voornaamste tijdsniveaus, die van de reis en de liefde, krijgen een extra dimensie doordat ze parallel aan elkaar lopen: de opbouw van de liefdesrelatie (en de daarmee gepaard gaande geestelij ke verwijdering van haar moeder) wordt verteld, terwijl de vrouw in kilometers nog ver van haar reisdoel vehvijderd is. Hoe dichter zij dat doel, haar moeder nadert met haar auto, des te losser wordt de relatie tussen de figuren uit het ande re verhaal. Wanneer ze uiteindelijk onderweg strandt, is daarmee aangegeven welke ontwikkeling ze heeft doorgemaakt ten aanzien van haar vriendin en haar moe der: ze is niet langer meer de dochter en anderzijds is de liefde tot de vriendin niet helemaal verleden tijd. JAN NIES stelde inleiding, weinig zeggende plaatjes (waarbij niet geschroomd werd torens te onthoofden) en een dubieuze keuze uit de monumenten van de drie provincies doen dit boekje lijken op een zwak aftreksel van een niet bijster geslaagde touristi- sche gids. A. Schellart: Historische landhuizen. Uitgave: ANKH-Hermes, Deventer. E. Elzenga: Nederlandse monumenten in beeld; Noord-Holland, Zuid-Holland, Zeelapd. Uitgave: Bosch Keuning, Baarn. KNETTERGEKKE LETTEREN Om iemand te typeren is het vaak vol doende een uitspraak van die persoon te vertellen of een eigenaardig voorval uit zijn leven te memoreren. In al zijn be knoptheid zegt zoiets in veel gevallen meer over iemand dan een heel boek vol psycho- en andere logische beschouwin gen. Vooral de kleurrijke figuren laten een spoor van anecdotes na, waaruit hun wezen te reconstrueren valt. Omdat er sinds de beweging van '80 nog al wat kleurrijke vogels door de Neder landse letteren hebben rondgewandeld, is er aan de hand van de anecdotes die ze als fraaie veren achter zich lieten, een karakteristieke literatuurgeschiedenis van de laatste eeuw te schrijven. Het was een oude wens dat dit nog ooit zou gebeuren en omdat ook hij maar tever geefs bleek wachten, heeft de Vlaamse auteur Jeroen Brouwers teslotte het kar wei zelf maar geklaard. Het resultaat van zijn werk, het verzamelen van twaalfhon derd anecdotes, is een kakelbonte serie korte verhaaltjes, waarin het literaire gebeuren van de laatste eeuw op een kostelijke, ontroerende en soms ergernis verwekkende wijze gestalte krijgt. Het is een boek, waarvan je net als bij een scheurkalender eigenlijk per dag niet meer dan één bladzijde zou moeten lezen. De verrukkelijke anecdotes smaken ech ter zo nadrukkelijk naar meer, dat je tegen je zin veel te gauw de ruim 250 bladzijden hebt verslonden. Jeroen Brouwers: Zachtjes knetteren de letteren. Uitgave: De Arbeiderspers, Am sterdam. Prijs: 27,50. KROL EN DE WW Gerrit Krol, de schrijvende wiskundige of de wiskundige schrijver, heeft de problemen der mensheid samengevat in symbolen, deze symbolen in een wiskun dige centrifuge gedaan en vervolgens aangetoond „waarom het niet goed is lid van een vakbond te zijn", zoals de onder titel van zijn essay „De gewone man en het geluk" luidt. Voor wie de hordenloop over de wortels, kwadraten en andere wiskundige muize- vallen niet tot een goed eind brengt is Krol zo vriendelijk geweest voorin in het boekje een korte samenvatting te geven: „Hoe gecompliceerder de wereld, des te meer geluk is er te verdelen onder de mensen". Goedmoedig als hij is, heeft Krol de wereld weer wat ingewikkelder gemaakt. Dankzij hem straalt het geluk ons toe. GK (Gerrit Krol) gaat ervanuit van uit dat hoe groter iemands W (welstand) is, des te groter zijn G (geluk). Verdubbelt zijn W (W2 dus; of ww), dan neemt ook zijn G toe tot G2. Daarmee is dan afdoen de aangetoond, dat Arie Groenevelt c.s. (dit is gewoon een afkorting) het met zijn nivelleringswensen het bij het exact be wijsbare onjuiste einde heeft. En wat GK met al zijn prachtige definities („Ze be wijzen niets, maar vragen een nauwkeu rig woordgebruik") ook nog duidelijk maakt: GK OH. Gerrit Krol: De gewone man en het geluk of Waarom het niet goed is lid van een vakbond te zijn. Uitgave: Querido, Amsterdam. VERBODEN STEMMEN Sybren Polet bracht destijds een bloemle zing uit de buitenlandse poëzie bijeen uit ongeveer 1900 tot 1950 in Nederlandse vertaling. Deze is nu opnieuw verschenen onder de titel „Door mij spreken verbo den stemmen". Het is een wat sensationele titel en hij past zeker niet op al de gedichten die in de bundel opgenomen werden. De bundel begint met De Bokking van Charles Cros in de vertaling van Gerrit Kouwenaar en deze verboden stem is al dadelijk voor beeldig voor bloemlezing en vertaling. Men vindt er niet alleen de groten van Europa en Amerika, maar vertegenwoor digers der poëzie uit alle vijf den wereld delen en naast Kouwenaar kunnen we, behalve de samensteller, vertalers vinden als Martinus Nijhoff, Hans Lodeizen, Hans Andreus, Simon Vinkenoog, C. Buddingh', Koos Schuur en nog verschil lende anderen die voor hun taak bere kend blijken. Bovendien zijn voor alle landen goede inleidingen toegevoegd. Door mij spreken verboden stemmen. Auteur: Sybren Polet. Uitg. Bert Bakker Den Haag. Moge uit bijgaande bespreking blijken, dat Mulisch in mijn ogen met zijn nieuwe boek opnieuw bewezen heeft een groot schrijver te zijn, de verschijning van het boek „Jacht op de inktvis" van de voor malige schaker Jan Hein Donner beves tigt dat. Met zijn tweede boek waarin hij een poging doet Mulisch te verklaren, toont Donner aan dat een genie zijn wat minder begaafde metgezel moet hebben, zoals Sherlock Holmes zijn dr. Watson. Doctor Watson Donner, die zijn boekje voornamelijk lijkt te hebben geschreven om zijn gramschap jegens „de beroepsle zers" te spuien en om aan te tonen hoe goed hij Mulisch wel kent, heeft het echter slecht getroffen, omdat de meester hem voor was. Hoewel er enkele behar- tenswaardige opmerkingen over Mulisch worden gemaakt, werd dr. Watson Don ner nog voor de verschijning van zijn boek gecorrigeerd door Mulisch' autobio grafische „Getijdenboek", dat „veel toe voegt aan mijn moeizaam bewoorde be vindingen en eigenlijk ook wel iets veran dert, maar voor een omwerking heb ik geen lust meer, want zo kun je wel aan de gang blijven", staat er in het nawoord te lezen. Blijft over zijn tirade over „de beroepslezers", maar daarvoor heeft Mu lisch in zijn „Twee vrouwen" slechts een zesregelig gedichtje nodig om het veel beter te zeggen. JAN NIES J. H. Donner: Jacht op de inktvis. Uitga ve: De Arbeiderspers, Amsterdam. ADRIAAN VENEMA MAAKT EEN KLUCHT VAN ZELFMOORD Toen Adriaan Venema in de zomer van dit jaar uit handen van minister Van Doorn de Louis Couperusprijs kreeg voor het manuscript „Het leven een bries", werd al iets verteld over de inhoud van het toen nog te verschijnen boek. Het zou gaan over een man die uit een raam klimt om zelfmoord te plegen. Hij ziet daar na een tijd van af niet omdat zijn leven bij nader inzien toch waard genoeg is om geleefd te worden, maar om de paradoxale reden dat het door de zelfmoordpoging zijn inhoud heeft verloren. Dit zeer sterke gegeven wekte destijds de verwachting dat Venema met een heel bijzonder boek zou komen. Nu het werk inmiddels in de handel is gekomen, blijkt die hoge verwachting niet te worden gehonoreerd. Adriaan Ve nema heeft de kans-voor-open-doel om de gedachtenontwikkeling van de man om de zelfmoord niet te plegen gestalte te geven, volledig laten liggen. Wat hij wel doet is een klucht opvoeren, waarin geen seconde ,de dreiging bestaat dat de man ook echt zal springen. Vanaf het eerste moment staat er een pias op de zesde verdieping potsierlijk de aandacht te trekken, terwijl achter hem in de kamer zijn vrouw, haar minnaar en een priester een discussie voeren, die aan een midde leeuwse sotternie doet denken. Is er na het lezen van het boek daarom niets over van de bij de prijsuitreiking gewekte verwachtingen, in één ding bleek Adriaan Venema bij die gelegenheid pro fetisch te zijn. Zijn klacht over het slech te binden van de boeken was volkomen terecht: na lezing lag het boek uit zijn band. Adriaan Venema: Het leven een bries. Uitgave: P.N. van Kampen Zoon, Am sterdam. PAUS MAAN Ben van was een romanticus. Hij ver diepte zich graag in het verleden. Hij behoorde tot geen enkel kerkgenoot schap, maar hij was niettemin een reli gieus man die zich zeer interesseerde voor godsdienst en godsdienstige proble men. Dit blijkt opnieuw uit zijn nagelaten ro man: Paus Maan. Pedro de Luna, paus Maan, leefde van circa 1334 tot 1424, een zeer bewogen en interessante tijd. Hij werd in 1394 door de Franse kardinalen tot tegenpaus verkozen. Zijn levensver haal wordt in het boek verteld door zijn neef Rodrigo de Luna, commandant van de pauselijke lijfwacht Het is een tra gisch verhaal en Ben van Eysselstein weet daarmee opnieüw te boeien. Hij is in zijn bepaalde genre een bijzonder be kwaam auteur, die in kleurige, rijk bewo gen taferelen een tijd voor de lezer laat herleven. Het beeld is soms wat te sterk geromantiseerd maar het berust op histo rische gegevens. Paus Maan wordt als hij eenmaal tegenpaus is, uiteraard sterk aangevallen. Hij wordt op het concilie van ketterij beschuldigd en zelfs van omgang met de duivel. Hij zou zelfs twee particuliere demonen in zijn bezit heb ben, die hij in een doos bewaarde. Van Eysselstein vergeet niet ook de groteske aspecten naar voren te halen. Bij die uitspraak op het concilie haalt de geleer de prelaat Gerson de schouders op. Ook de lezer van Paul Maan zal dat herhaal delijk kunnen doen. Ben van Eysselstein is mede tot het schrijven van zijn roman gekomen omdat hij parallellen zag met de omwenteling in de kerk in onze tijd. Hij wil laten zien dat die omwenteling, nu en destijds, gericht is op recht en menselijkheid boven de dogmatiek. Dit is naar onze mening niet zo eenvoudig als hij dacht. Paus Maan. Auteur: Ben van Eysselstein. Uitg. Leopold Den Haag. Jan Hein Donner JOS VANDELOO BEDREVEN VERTELLER De Vlaamse schrijver Jos Vandeloo is een toeschouwer. Op een afstand bekijkt bij de personen die hij beschrijft en tijdens de observatie laat hij die figuren iets beleven. Door niet in de huid van zijn personages te kruipen, schept hij een afstand: van zijn zitplaats op de tribune vertelt hij analyserend aan dege nen achter de omheining wat hij op het veld voor zich ziet gebeuren. Jos Vandeloo heeft een grote bedreven heid in het vertellen, wat weer blijkt uit zijn nieuwe boek „Mannen". Zoals de titel het aangeeft gaat het boek, bestaan de uit vijf verhalen en een scenario van een televisiespel, over mannen. Het zijn zes mannen, die op de een of andere manier alleen staan: een Marokkaanse jongen die zonder werkvergunning het land in wil; een man die door zijn vrouw wordt bedrogen; een vrijgezelle leraar die naar het circus gaat; een gierigaard die contacten vermijdt om zoveel mogelijk voor zichzelf te hebben; een eenzame hotelgast en een afdelingschef die zijn nieuwe adjunct-directeur saboteert Het zijn stuk voor stuk vaardig geschre ven verhalen, die niet al te diep graven maar ontspannende, hier en daar intrige rende en soms meeslepende leesstof bie den. Wie meer over Jos Vandeloo wil lezen kan daarvoor terecht in het nieuwste deel uit de zeer verdienstelijke serie „Grote ontmoetingen", dat door Wim Hazeu over Jos Vandeloo is geschreven. In deze serie verschenen eerder beschouwingen over Simon Carmiggelt, Jan Wolkers en Hu- bert Lampo. Jos Vandeloo: Mannen. Uitgave: Man- teau, Den Haag. Wim Hazeu: Jos Vandeloo. Uitgave: Schel tens Giltay, Den Haag. MAARTJE VAN TIJN OVERTUIGEND EN INDRINGEND Met haar debuut begin vorig jaar „Ik leef nog", dat inmiddels een vierde druk heeft gekregen, heeft Maart je van Tijn de aandacht op zich weten te vestigen. Het boek, dat handelt over de aangrij pende belevenissen van een joods meisje in de oorlog, heeft een gedeeltelijk ver volg kregen in de verhalenbundel „Een boom in de vlakte". Het is een bundel korte verhaaltjes, die deels autobiogra fisch zijn, aangevuld met een aantal gedichtjes. De grote verscheidenheid aan situaties wordt gedragen door het overal doorheen klinkende grondthema van de eenzaam heid, het gemis aan contact met anderen. Daarmee is het boek in zijn geheel zowel een indringende schets als een schreeu wende aanklacht tegen de eenzaamheid geworden. Maartje van Tijn schrijft in een wat hoekige, exacte stijl met een zeer econo misch woordgebruik. Ze dringt daarmee rechtstreeks en zonder franje door tot in de kern van de problematiek die ze aan snijdt Ze is beslist geen mooi-schrijfster, maar wel iemand die haar beklemmende boodschap vol overtuiging weet over te dragen. Het best komt die tot zijn recht in de concrete verhalen, waarin je de (autobio grafische) betrokkenheid van de schrijf ster uit de bladzijden naar boven voelt komen. In de surrealistische verhalen is dat veel minder het geval evenals in de gedichten. Hoewel het de bundel wat wisselend van kwaliteit maakt, is het tevens een bewijs van de authenticiteit van haar stijl: ze staat met beide benen in de realiteit Een realiteit, die heel hard is maar ook zijn lichtpuntjes heeft. Maartjes van Tijn: Een boom in de vlakte. Uitgave: H. Nelissen, Bloemen- daal.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1975 | | pagina 13