Carlos
Hugo
Troonpretendent sluit
post als
minister niet uit
Prins
wil in Spanje
totale
sociale revolutie
maken
Thans blijkt ook de Carlistische beweging niet stil
te hebben gezeten. Meer nog: er is geen sprake meer
van dat de Carlistische partij, vanouds een bewe
ging die steunde op brede lagen van de Spaanse
bevolking, beschouwd moet worden als een uiterst
rechtse partij die een katholieke, traditionele mo
narchie zou nastreven. Integendeel, twintig jaar in
Spanje en zeven jaar in ballingschap hebben een
totale ideologische omwenteling teweeggebracht.
Kon van de Carlisten ten tijde van hun verbanning
uit Spanje in 1968 nog worden gezegd dat deze
serieuze rechthebbers op de toen nog leegstaande
Spaanse troon tevens de enige wijdverbreide en
meest populaire oppositie-partij was, er heerste toch
ook een zeker wantrouwen omtrent de politieke
richting van de Carlisten. Dit wantrouwen, of deze
twijfel was wel verklaarbaar. Tenslotte waren Car
listen in veler ogen erop uit de Spaanse troon te
veroveren, en monarchie en democratie zijn lange
tijd twee tegenovergestelde begrippen geweest.
Toch heeft prins Carlos-Hugo al twee jaar geleden
met de publikatie van een Carlistisch manifest
duidelijk aangegeven in welke richting zijn partij
in de toekomst zou koersen. Dit manifest heeft het
Franco-regime aangegrepen om „te bewijzen" dat
de Carlisten in feite marxistische communisten zijn
geworden en dat het maar al te goed is geweest
dat zij uit het land zijn verdreven. Nu, zeven jaar
later, blijkt dat het Franco-regime destijds met de
verbanning van de gehele Carlisten-dynastie wel
licht een van de grootste politieke blunders heeft
gemaakt sedert zijn bestaan. Want juist deze ver
banning heeft de toch reeds in eigen land populaire
Carlisten in de kaart gespeeld en hun als het ware
een „bewijs van goed gedrag" geleverd om opgeno
men te worden binnen de rijen van de linkse
(socialistische, christen-democratische en commu
nistische) anti-Franco-oppositie in binnen- en bui
tenland, die het mogelijk in de toekomst in Spanje
voor het zeggen zal krijgen.
Wij bezochten de Carlistische troonpretendent (zelf
spreekt Carlos-Hugo liever over „erfgenaam van de
Spaanse troon", omdat hij geen pretendent van een
door Franco beschikbaar gestelde troon wenst te
zijn) dezer dagen in zijn Parijse appartement. Daar
bij bleek de prins behalve een charmante gastheer,
die speciaal door aanhangers in een tonnetje meege
brachte Andalusische wijn liet aanrukken, een man
te zijn die er op politiek terrein moderne ideeën
op nahoudt, misschien voor sommigen zelfs te mo
dern of zo je wilt: te progressief.
In het kort gezegd komt de politieke geloofsbelijde
nis van prins Carlos-Hugo op het volgende neer,
waarbij we de woorden van de prins zelf letterlijk
aanhalen. Prins Carlos-Hugo: „Wij Carlisten willen
meewerken aan alle pogingen om van Spanje een
veelvormige socialistische democratie te maken. Wij
zijn voorstander van een democratie die op alle
gebied van onder af aan wordt opgebouwd. Zelfbe
stuur dus vanaf de basis. Op deze manier kan de
ware democratie pas het best tot zijn recht komen".
Het in mei 1973 gepubliceerde Carlistische manifest,
dat zoveel stof deed opwaaien in Spanje zelf, is nog
steeds actueel.
Prins Carlos-Hugo: „Ja, daar staan we honderd
procent achter. De Carlistische partij is een van de
radicale oppositie-partijen tegenover het Franco-re
gime. Wij zijn een oude partij, die steunt op de
brede lagen van de Spaanse bevolking, wier politie
ke bestaan wordt begunstigd door de aanwezigheid
van een dynastie en gerechtvaardigd door zijn
verdediging van de menselijke vrijheden. Wat wij
het huidige regime verwijten is dat het politiek
fascistisch en economisch door-en-door kapitalis
tisch is. Wij willen dan ook een veelvormige, socia
listische maatschappij opbouwen samen met de
andere democratische volkspartijen. Daarbij wordt
onze opvatting omtrent zelfbestuur niet begrensd tot
zelfbestuur van werknemers binnen de bedrijven,
maar strekt dit zelfbestuur zich uit tot het geheel
van de samenleving, tot een federaal Spanje toe.
Het Carlisme gelooft dat een socialistische monar
chie een dergelijke vorm van samenleving in stand
kan houden. Maar het Spaanse volk moet natuurlijk
zelf uitmaken wat de toekomstige regeringsvorm
moet zijn".
Prins Carlos-Hugo zegt er zich van bewust te zijn
dat doeleinden niet van de een op de andere dag
te verwezenlijken zijn. Het is een politiek die op
lange termijn verwezenlijkt moet worden. Daar is.
naar het oordeel van de prins, die totale sociale
revolutie voor nodig in zijn land, waarbij de econo
mische macht uit de handen van enkele kapitalisti
sche grootmachten wordt gehaald, zo u wilt uit de
handen van een politieke partij. Wat zijn daarvan
de consequenties; is de oplossing die het Carlistisch
manifest voorstaat inderdaad ook de opinie van
prins Carlos-Hugo?
Hij zegt: „Veranderen betekent voor ons al opbou
wend wijzigen". Het betekent een alliantie opbou
wen van alle socialistische krachten om het mono
polie van één partij, de Franco-aanhang, te breken.
Wij willen dan ook aan de gemeenschap brengen,
een socialisatie van de produktie-middelen. Wij wil
len onze revolutionaire wil tot uitdrukking brengen
om af te rekenen met de vervreemding en passiviteit
die het gevolg zijn van de afwezigheid van elke
politieke vrijheid. Daarom willen wij een democra
tie die in praktische zin inwendig zeer aktief is:
daarom organiseren wij reeds lang politieke bijeen
komsten op lokaal en regionaal vlak, waar de
vertegenwoordigers van de partij worden gekozen
die op het jaarlijkse partijcongres discussiëren over
de politieke lijn van de Carlistische partij. Maar ook
willen wij aanwezig zijn in de fabrieken en onder
de studenten uit het oogpunt van „politieke opvoe
ding".
Op korte termijn wil prins Carlos-Hugo na het
overlijden van Franco een manifestatie van eenheid
Carlos Hugo met zijn zoon Jaime. Hoop
voor straks
van alle oppositiepartijen, die niet hebben bijgedra
gen tot het in standhouden van het Franco-regime.
In dit verband denkt de prins aan de vorming van
een voorlopige regering, waaraan alle democrati
sche partijen in Spanje zouden moeten deelnemen.
Ook de communisten, met wie de prins nauwe
banden onderhoudt binnen de zogenaamde demo
cratische junta. Dit bondgenootschap met de com
munisten, meer speciaal met hun leider Lopez Caril-
lo heeft geleid tot bepaalde verdachtmakingen aan
het adres van de Carlisten. Prins Carlos-Hugo is
niet overgevoelig voor deze kritiek. Ofschoon het
Franco-regime er alle gebruik van maakt, is zijn
reactie zeer gematigd. Natuurlijk kan hij zich niet
fel anti-communistisch opstellen, gelet op het aange
gane bondgenootschap met links.
Het toonaangevende Franse blad Nouvel Observa-
teur heeft onlangs in een interview met de prins
geschreven dat deze de gewelddadige revolutie zou
prediken en hem min of meer in de marxistische
gelederen ingedeeld. De prins ontkent de geweldda
dige revolutie te hebben gepropageerd, maar toch
kan men in de Carlistische ideologie sporen van
communisme en marxisme aantreffen. Daarover
zegt prins Carlos-Hugo: „Zeer zeker is de Carlisti
sche partij geen confessionele partij. Dat was in het
verre verleden evenmin het geval. De kerk als
instituut was ons niet welgezind, wel de lagere
geestelijken. Maar wij zijn niet atheistisch. Daarin
verschillen we dus bijvoorbeeld al hemelsbreed van
de communisten, en vertonen we een zekere over
eenkomst met een deel van de socialistische opposi
tie. De meeste Carlisten zijn christenen. Waarin we
wel met de communisten en de marxisten overeen
stemmen is onze afkeer van, onze kritiek op het
kapitalistische systeem. Onze kritiek op een aantal
andere democratische partijen is gericht op het feit
dat deze partijen niet genoeg aangeven hoe de
praktische politiek dient te zijn. Ze maken teveel
gebruik van slogans, er zijn te weinig concrete
voorstellen. Ook zijn de politieke partijen teveel
mechanismen die proberen stemmen te winnen;"
Over de te volgen taktiek zegt de prins ondermeer:
„Op dit vlak zijn de communisten voorstander van
een „strijd der massa's", de socialisten willen hun
doel bereiken via de parlementaire democratie, wij
Carlisten kiezen voor beide methoden."
Als zodanig wil de Carlistische partij ook niets te
maken hebben met Franco's opvolger Juan-Carlos.
Zal de Carlistische partij ingaan op een eventueel
verzoek van Franco's opvolger om deel te nemen
aan een kabinet, waarin ook de oppositie vertegen
woordigd kan zijn?
Prins Carlos-Hugo: „Wij zullen nimmer aan een
dergelijk verzoek voldoen. De Carlisten zouden
daarmee het totalitaire regime steunen. Het is on
denkbaar op welke manier ook, met Franco's geko-
zen opvolger in zee te gaan".
Welke zijn uw persoonlijke ambities met betrekking
tot de Spaanse politiek? En in hoeverre staat uw
echtgenote, prinses Irene, sympathiek tegenover de
Carlistische beweging?
Prins Carlos-Hugo: „Zoals elke moderne vrouw
heeft ook mijn echtgenote bepaalde politieke opvat
tingen. Zij begrijpt het Carlisme en staat er niet
heutraal tegenover. Om op het eerste deel van uw
vraag te antwoorden: ik koester geen persoonlijke
politieke aspiraties. Voor mij en de Carlistische
beweging is het einddoel voor Spanje, nogmaals
dus, zelfbestuur vanaf de basis met herstel van alle
menselijke vrijheden, culturele vrijheid, vrijheid
van vakbeweging, vrijheid om politieke partijen op
te richten, vrijheid van meningsuiting en van me
ningsuiting via radio, pers en televisie.
Zou het denkbaar zijn dat u in een later stadium
bijvoorbeeld als minister zou deelnemen aan een
kabinet, gevormd door een meerderheid van demo
cratische partijen in Spanje".
Prins Carlos-Hugo: „Alles is mogelijk in de politie-
k."De Carlistische troonpretendent, of liever erfge
naam van de Spaanse troon, kan men moeilijk in
de schoenen schuiven dat hij op persoonlijke macht
belust is. Overigens begrijpt prins Carlos-Hugo zelf
dat het zijn politieke ondergang zou betekenen, niet
alleen in het huidige stadium, maar ook later, als
hij serieus aanspraak zou gaan maken op de Spaan
se troon. Iets anders zou natuurlijk zijn wanneer
men hem daarom zou vragen. In christendemocrati
sche kringen, in en buiten Spanje, staat men welis
waar niet vijandig tegenover de Carlisten, maar
bagatelliseert men de betekenis van de Carlistische
beweging wel. Op een persconferentie van christen-
demokratische leiders in Brussel noemde men de
Carlisten dezer dagen een van de splinterpartijtjes
van de democratische junta, waarmee het christelij
ke platform (een verbond van christendemocrati
sche partijen) vriendschappelijke betrekkingen wil
onderhouden.
Over de aanhang van de Carlisten in Spanje valt
weinig te zeggen. Het is moeilijk de koppen te tellen
voor alle oppositiepartijen die clandestien werken.
Naslagwerken en persartikelen spreken gewoonlijk
over de Carlistische beweging als een oude partij
die veel aanhang heeft bij de massa. Ook nu nog
moet de hogere geestelijkheid in Spanje niets van
de Carlisten weten, om nog maar te zwijgen over
de officiële kerk en het Franco-regime. Het aantal
Carlisten in Spanje wordt doorgaans op een tot
twee miljoen geschat Zeker is dat zij in ieder geval
een van de grootste oppositiepartijen zijn. Spanje-
kenners beweren zelfs dat bij algemene en vrije
verkiezingen in Spanje, de Carlisten wel eens voor
de grootste verrassing zouden kunnen zorgen door
als grootste van de nu in het geheim werkende
oppositie-partijen uit de bus te komen. Dat zou dan
weer eens de zoveelste bevestiging zijn van de
stelling dat in de politiek alles mogelijk is.
JAN SCHILS
Irene en Carlos Hugo: heldere blik op de toekomst
PARIJS Na de publiciteit rond zijn huwelijk met de Nederlandse prinses Irene is het rond prins
Carlos-Hugo de Bourbon-Parma, leider van de Spaanse Carlisten, stil geworden. Even wijdde de
vaderlandse- en wereldpers nog aandacht aan de leider van de Carlistische beweging en hun naaste
familieleden, toen generaal Franco hen het land uitzette. Dat was op het einde van de jaren '60. Prins
Carlos-Hugo vestigde zich met zijn gezin in Parijs aan de Cité Vanneau, een doodlopende rustige straat
met oude, deftige maar goed onderhouden huizen, niet ver van de Eiffeltoren. Daar op nummer 14, één
etage hoog, brak een tijd aan van afwachten, afwachten tot de dictator in Madrid zou sterven.
Carlos Hugo en
Irene in 1968, toen
zij nog in staat wa
ren hun Carlistische
volgelingen in
Spanje te begroe
ten