Han
Romeins verledei
„Ik ben 20-vakker
AMATEUR-ARCHEOLOOG
BOUWT AAN KOSTELIJKE
COLLECTIE
„Rondstruinen en
toevallig ergens
tegenaan schoppen'
LEIDENAAR FRED VOS:
ZATERDAG 8 NOVEMBER 1975
LEIDSE COURANT
PAGINA 5
il 1
Leiden „Er zit zó
veel in de grond..." Als
28—jarige Leidenaar
Han Trippenzee dit be
weert, doelt hij daar
mee niet op de ondoor
grondelijke wegen die
hij in de ogen van an
deren wel zal bewande
len als employee van
het ministerie van Fi
nanciën in Den Haag.
Nee, Han Trippenzee is
tot zijn uitspraak geko
men omdat hij op ge
zette tijden met eigen
ogen het begin van on
ze jaartelling aan
schouwt en met eigen
handen de bewijsstuk
ken van een verzonken
verleden, van een eens
tot vernietiging gedoem
de cultuur, betast
De heer Trippenzee is geen
diepspitter, geen grondwerker
onder het maaiveld, maar
waar een paragnost een wi
chelroede vaak niet kan ont
beren, heeft Trippenzee een
„neus" voor alles wat Ro
meins is. „Han heeft een zes
de zintuig", is de overtuiging
van zijn moeder.
De lust om ons Romeinse ver
leden bloot te leggen is Han
komen aanwaaien. Een-jaar
of 8 geleden zou een onooglij
ke scherf hem nog koud heb
ben gelaten, maar in '68 zei
vader Trippenzee tegen hem:
„Joh, ga 'ns met ons n>ee
naar Valkenburg; daar wordt
een gaspijp gelegd en de hele
boel ligt open". Zonder veel
enthousiasme ging Han met
z'n vader en twee (al geest
driftige) broers mee. „Nou, ik
was koud aan het graven of
ik vond een stuk bord met
een stempel erop. Ik maakte
het thuis schoon en opeens
ging er een wereld voor me
open: ik hield een stukje ge
schiedenis van bijna 200Q jaar
oud in m'n handen. Sindsdien
heeft de archeologie me niet
meer losgelaten. Ik ging mu
sea langs, las boeken, maakte
er een studie van. Sedert die
tijd hebben Rome en Romei
nen me te pakken..."
De oudheidkundige hartstocht
van de Trippenzees is door
het hele huis aan de Akker
hof knus weggedoken tus
sen Boshuizerkade en Ho-
flaan tastbaar. Op zijn ei
gen kamer staan museumvi
trines met een schat aan het
beroemde Romeinse „ge-
bruiksaardewerk", terra sigil-
lata: fantastisch bewerkt in
de glansperiode van het Rijk
en doffer, wat nonchalanter
versierd, uit de decennia van
het verval, slingerstenen die
eens uit ballista's met pijnlij
ke nauwkeurigheid door le
gioensoldaten op dwarsliggen
de Germaanse buren werden
gekeild (en dan maakte het
voor je lichamelijk welzijn
niets uit of de „kloot" nu van
zandsteen was of een graniet
achtige samenstelling had).
Ook op de kamer van vader
Trippenzee, een even verwoed
amateur—archeoloog en lid
van Oud—Leiden, kan men
de sfeer proeven van de hele
ja»!
Romeinse snuisterijenwereld,
voorloper en grondslag van
onze moderne potterie.
Vader Trippenzee zette zijn
middelste zoon niet voor niets
in vuur en vlam voor wat de
keizerlijke legionairs en hun
huurlingen allemaal in de eer
ste drie eeuwen langs de (Ou
de) Rijn op hun afvalhopen
smeten. Han heeft nu honder
den boeken over de Romei
nen en hun kunst, hij kan cu
rieuze glasscherven laten zien,
kraaltjes, stukjes van mantel
spelden (fibulae), knoerten
van verroeste spijkers, mun
ten. Je wordt inderdaad even
stil, als je een stuk harde klei
vasthoudt en ontdekt dat de
vingerafdrukken van de kne-
der na 1700 jaar er nog net
zo vers opliggen. Hele rijen
van gave kommen en schalen
in terra sigillata staan er op
kasten en schoorsteenmantels:
nieuwe produkten, kopieën,
maar vervaardigd uit origine
le (gevonden) mallen bij het
Italiaanse Arezzo. Zó maak
ten de Romeinen en ook de
Galliërs in die tijden hun
kunst: potten voor de keuken,
wrijfschalen (waarin meel
werd gemalen of vruchten
werden geperst) met leeuwe
kopjes of gootjes van een an
dere vorm. Dat is kunst van
een onvoorstelbare verfijning.
Er moesten middeleeuwen
overheen gaan voordat de Eu
ropeanen weer dat gevoel in
de vingers kregen.
Han Trippenzee hield de krie
bels, elke gevonden scherf,
elk detail met dieptewerking
in zijn geest sleep verder aan
zijn liefhebberij die grote vor
men kreeg. Hij volgde onver
minderd lezingen, maakte ex
cursies en bezocht Lezoux in
Frankrijk, waar eens de
grootste concentratie van nij
verheid op terra sigillata—ge
bied was: scherven zoeken
tussen de wijnranken. Ze lig
gen daar nog bij duizenden,
die brokstukken; de jongetjes
uit de buurt gooien elkaar er
mee om de oren. Han kan er
door opgewonden raken. Hij
is als de arenlezer achter de
maaier. Waar een opgraving
achter de rug is, afgeschre
ven, zand erover, daar vindt
Trippenzee weer specimina
bij de vleet Met z'n speur
neus, z'n intuitie.
Zoals in 1972, in Valkenburg
(Z.H.), waar toen de'opwin
ding over het castellum een
beetje aan het wegebben was.
De opgravingen waren achter
de rug, maar de broers Trip
penzee mochten in de afge
werkte grond nog even gras
duinen. „Natuurlijk vonden
we stukken terra sigillata. Die
gingen we 's avonds thuis
rustig in elkaar passen. Ik
haalde zelfs stukken bij ie
mand in Noord-Holland. Niet
dat de Romeinen daar kind
aan huis waren de rijks
grens liep langs onze Zuidhol
landse Oude Rijn maar
ach, je zult altijd kooplui heb
ben gehad die potten en pan
nen mee naar boven namen.
De meeste Germaanse huis
houdens zullen wel van die
gepolijste toestanden op hun
erf hebben gehad, zeker bene-
den het IJ. Nou, zo kwam ik
toen met het onderste deel
van een kom thuis; ik kende
de kleur precies uit m'n
hoofd. Ik stierde naar boven
en het paste tegelijk: terra si
gillata uit Oost—Gallië, in de
buurt van het huidige Karls
ruhe— op zo'n moment krijg
je, wat je tegenwoordig
noemt een „kick".
„Ja, het is leuk om te vinden,
maar je moet ook de bronnen
ophalen. Er zit zóveel achter
de kleinste fragmenten, daar
komt gewoon geen einde aan.
Je zit met een heel brok men
selijke historie in je knuisten
als je zo'n schaal vasthoudt
en bekijkt". Trippenzee is in
derdaad de man van „achter
de opgravingen": rondstrui
nen en met je voet toevallig
ergens tegenaan schoppen.
„Je vindt altijd wel wat, zoals
die muntjes bij Zwammer-
dam, gewoon in de plantsoen
tjes. Twee maanden terug
was ik weer in Valkenburg.
Daar liep ik, helemaal buiten
de bebouwde kom, langs een
sloot op een terrein dat daar
de Woerd heet Ineens zag ik
een stuk scherf uit dat slootje
steken. Ik pakte een plank en
legde die over het water, zo
dat ik net bij die scherf kon.
En wat denk je? Daar komt
een klein leeuwenkopje van
een wrijfschaal tevoorschijn.
De denk dat ik op zulke ogen
blikken hetzelfde voel als ie
mand die zich wil verliezen
en iets hervinden bij het ro
ken van een stikkie..."
Amateur—archeoloog Trip
penzee de jongere is uite
raard lid van de onderaf
deling Rijnland van de Ar
cheologische Werkgemeen
schap Nederland (AWN) die
zich bezig heeft gehouden
met het verkennen van het
project Roomburg achter de
Hoge Rijndijk, daar waar nu
bij de Besjeslaan de volk
stuintjes liggen. In de tijden
van moeras en onherberg
zaamheid, tussen de waterin
getjes en de opgroeiende ve
getatie, lag daar tijdens de
„Pax Romana" de betrek
kelijke rust van de gevestigde
Romeinse orde in deze stre
ken het castellum Matilo
tegen de Rijndijk en de heir
baan aan. Wisselende garni
zoenen, eeuwenlange sporen
van menselijk leven die nu
nog steeds aan stukken in de
grond geplakt zitten. Lieden
als Trippenzee, mensen die
„ergens" gepakt zijn door be
grippen als „eeuwigheids
waarde", rusten niet voordat
ze het fijne van de zaak we
ten: speuren naar iets dat
nooit meer terugkomt, maar
vol heimwee naar het mense
lijke dat aan de toekomst
vooraf is gegaan.
De afdeling van AWN heeft
daar aan oppervlakteverken
ning gedaan, onder leiding
van de provinciale archeoloog
Sarfaty. Men meent het ca
stellum nu te hebben gelokali
seerd. Een eindrapport werd
opgemaakt, men is zeker van
zijn bevindingen: op dat oplo
pende terrein moet Matilo
hebben gestaan?-Als eens het
uitbreidingsplan verwezenlijkt
is, duikt hier een stukje'\loor-
Nederlands verleden on
doorgrondelijk onder de fun
damenten van laat—20ste
eeuwse huizen. Trippenzee
c.s. willen nog even ruiken
aan iets dat ooit echt geleefd
heeft
Trippenzee noemt het frap
pant hoeveel mensen door
het contact met die oudheden
worden gegrepen, „terwijl ze
er in feite weinig óf geen be
grip van hebben. Als ze dan
Han Trippenzee in zijn archeolo
gische element met een amfoor
in de handen, terra sigillata op
de kast en Romeinse munten
op zijn das.
het hele verhaal horen en
zo'n voorwerp in hun handen
houden, krijgen ze toch vaak
een schok. Op deze manier
stimuleer je de interesse en
ook het museumbezoek. En
van hun kant gaan de profes
sionele museummensen steeds
beter inzien dat het samen
spel tussen vakman en ama
teur belangrijk kan zijn voor
het algemeen onderzoek".
Als 's avonds de tv. uit is
kan Trippenzee gewoon heel
lang zitten genieten van al die
stukken vóóf hem. Door zijn
toewijding is er een kostbare
verzameling gegroeid die de
aandacht van onder meer het
Rijksmuseum van Oudheden
heeft getrokken. Enkele
exemplaren uit de collectie
van Han waren te zien op de
expositie Klassieke kunst uit
particulier bezit, die van 15
mei tot 14 juli j.L in dat mu
seum gehouden is. „Toch een
leuk idee", vindt Trippenzee,
die verder de boorden van de
Oude Rijn in de gaten houdt
„als er een ploeg het land in
gaat dan ben ik erbij natuur
lijk". Fijn, dat ook jonge
mensen en het zijn er no
gal wat een hevige belang
stelling hebben voor die „ou
we troep".
Ton Pieten
Fred Vos (rechts) met zijn tijdwaarnemers de heren Thomas Verhoeven (links) en A P. van Egmond.
De plaat is geschoten in „De Overdekte", waar Fred tweemaal per week traint.
Van een onzer verslag
gevers
Leiden „Ik ben „20-
vakker"", zegt de 47-ja-
rige Leidenaar Fred
Vos van zichzelf. Hij
bedoelt daarmee dat
hij maar liefst 20 be
roepen uitoefent Als je
hem vraagt welke, dan
volgt eerst een diepe
stilte. Deze stilte gaat
vooraf aan een storm
want dan volgt een
„oprateling" van beroe
pen: duikinstructeur,
mode-ontwerper, expert
op het gebied van pant
servoertuigen en pant
serartillerie, recensent,
journalist en zo kan de
heer Vos nog wel even
doorgaan.
Op velerlei gebied heeft hij
opvallende prestaties gele
verd, zo blijkt uit zijn vijf
dikke plakboeken. „Ik ben
een miskend genie", zegt-ie
zelf. In de plaatselijke cou
ranten heeft hij jarenlang
over mode geschreven. Ver
der heeft hij tijdens die perio
de ook kleren, vooral hoeden,
ontworpen. Voor dat laatste
heeft de heer Vos een duik-
masker als inspiratiebron ge
bruikt (zie foto). Het duikmas-
ker komt ook aan de orde als
we het hebben over een an
der beroep van hem: duiker.
Volgens eigen zeggen kan
Fred 3 1/2 minuut onder wa
ter blijven. Twee Leidenaren,
de heren Thomas Verhoeven
en A. P. van Egmond, zijn
daarvan getuige geweest: „We
hebben inderdaad vastgesteld
dat de heer Vos 3 1/2 minuut
onder water kan blijven". Het
is Fred Vos niet bekend dat
iemand ooit langer onder wa
ter is gebleven: „Zo'n 20 jaar
geleden kon ik maar 30 se
conden onder water blijven.
Vanaf ongeveer 1952 ben ik
in training".
Vos wil zijn ervaring vastleg
gen in een boek over duiken
met een overgang naar het
zogenaamde yoga-duiken,
waar bij vooral de ademoefe-
ningen belangrijk zijn. Het
schrijven daarover is de heer
Vos niet vreemd. In onder
meer „De Waterkampioen"
zijn artikelen van zijn hand
over de duiksport verschenen.
„Een miskend genie" van 47
jaar. De feiten zijn onweer
legbaar. Uit de dikke plak
boeken blijkt duidelijk dat al-
De door Fred zelf ontworpen en
vervaardigde hoed waarbij een
duikmasker als inspiratiebron is
gebruikt, (ontwerp en foto uit
1960).
les wat hij zegt waar is, zon
der valse bescheidenheid en
zonder te overdrijven.
Pantservoertuigen
Als expert van pantservoer
tuigen en pantserartillerie
heeft de heer Vos veel kritiek
op het werk van prof. dr. L.
de Jong en zijn medewerkers:
„Wat De Jong over er de ne
gende pantserdivisie in zijn
boeken schrijft is praktisch
allemaal fout". De 20-vakker
heeft vijf boekjes geschreven
over pantservoertuigen en
pantserartillerie die bij de
„Alk" in Alkmaar zijn ver
schenen. Hij vindt het irritant
dat boeken die als standaard
werk met veel poeha worden
gepresenteerd in feite hele
maal geen standaardwerken
zijn. Nog erger vindt hij dat
„iedereen" maar aanneemt
dat er geen fouten in de wer
ken van De Jong en zijn me
dewerkers staan: „Ik ben al
zes jaar bezig met een boek
met kritiek en correctie op
„De Jong". Dat boek moet
uitgegeven worden, zodat ge
leverde kritiek niet beperkt
blijft tot lieden met een klin
kende naam, maar ook gewo
ne mensen. Ik heb echter
geen geld om het Uit te ge
ven. Sponsors zijn mij bijzon
der welkom".
Pantserexpert Vos heeft veel
artikelen in periodieken ge
schreven. Niet alleen over
pantservoertuigen, maar ook
over duikboten, vliegtuigen en
schepen. Niet zomaar wat
technische gegevens over hoe
hard zo'n ding nou gaat,
maar pure krijgshistorie,
zoals hij zelf zegt Veelal
maakte de heer Vos zelf de
tekeningetjes van het bespro
ken voorwerp. Hij is een kun
dig tekenaar. Hij heeft zelfs
nog eens een expositie gehou
den in „Dinges" aan de Vrou-
wensteeg. Daar waren toen
voornamelijk schetsen gëex-
poseerd. Zijn laatste boekje
over tanks is door diverse pe
riodieken goed ontvangen. In
„Ons leger" stond:
„Tanks" is een boekje dat in
houdelijk veel duur uitgege
ven „standaardwerken" naar
de kroon steekt..."
Vos die in het begin van de
Tweede Wereldoorlog vanuit
zijn geboorteplaats Den Hel
der naar Leiden verhuisde,
heeft alleen de lagere school
voltooid. Hij heeft nog 1 jaar
h.b.s. en drie jaar avond-ly
ceum gedaan, maar nooit af
gemaakt Fred Vos is een
man die niet langer dan twee.
uur ergens mee bezig kan
zijn. Hij moet dan weer wat
anders gaan doen.
Henk v.d. Post
X