„ARTI" BLAAST AL 55 JAAR HET
LANGERAARSE LEVEN MUZIEK IN
„Ik begrijp
het niet..."
Israëlische
schilder in
9 De Scha
TELEURGESTELDE
GIJS COLLÉ:
SATERDAG 11 OKTOBER 197o
LEIDSE COURANT
PAGINA 5
LANGERAAR Er zit muziek in
de lucht rond de wijdse Langeraarse
Plas. Eigenlijk al bijna 100 jaar,
want omstreeks 1875 sloegen enige
Langeraarse ingezetenen in het stij
ve vest en met het slobbercolbert
aan al op de trom of bliezen de
trompet om de plaatselijke feeste
lijkheden wat luide luister bij te
zetten. Vijftien jaar nadien ging
men langs de groene boorden van
het klotsende veense water nog een
stapje verder; daar vormde zich zo
waar een muziekgezelschap dat on
der aanvoering stond van ene H.
Broers en zich „Eigen Genie" noem
de. Een dapper korps, dat evenwel
spoedig aan zo veel genialiteit ten
onder ging. Toch begon Langeraar
z'n „Arti" (want daar gaat het in dit
verhaal om) al te ruiken. Met zo'n
opgekroptehoeveelheid muziek in
het hart bleven een paar doorgewin
terde Eigen Genieën op de been en
begonnen onder Dirk Verlaan aan
het Papeveer het leven in akkoor
den op te vrolijken. Dat was het
groepje „Eensgezind", dat in 1913
met goede voornemens de boer in
de Veen opging maar op het eerste
het beste festival een figiiur sloeg
dat alle plannen aan duigen deed
vallen. Want wat zeiden ze daar in
de Veen van die Eensgezinde har
monie?: „Het lijkt wel of ze op een
gebarsten ketel slaan".
„Arti et Religioni": dat is ook het korps van majorettes, die voor
een belangrijk deel het gezicht van de vereniging bepalen
sindsl969. Ook is toen de boerenkapel ontstaan, vele carnavals
avonden in de omtrek hebben daar weet van. Ook trekt men
jaarlijks naar het carnaval in Uden.
In 1960, bij het 40-jarig bestaan, werd Arti in nieuwe uniformen
gestoken. Na 15 jaar is een nieuw pak geen luxe. Een nieuw
instrumentarium werd aangeschaft in 1970. Zo trok men een jaar
later naar het Westduitse Velen voor een eerste bezoek. De Velers
vonden het optreden van Arti een „Erlebnis erster Range", het
sloeg daar in als een bom („en er zitten nog zoveel in de grond
daar", veronderstelt Van der Vlugt). Velen is al twee keer in
Langeraar geweest, het wordt dus tijd voor weer een tegenbezoek.
November 1975: het aan de weg timmerende Arti et Religioni
gaat zich opnieuw roeren. Alles bij dit 55-jarig jubileum
in het raam van nieuwe uniformen en aanvulling van het
instrumentarium. Benodigd kapitaal: 66.000 gulden. Tot nu toe
is er via veiling en een gemeentelijke collecte 30 mille bijeenge
bracht. De Ter Aarse raad voteerde een eenmalige subsidie van
15.000 gulden extra. Dat is tezamen 45.000 gulden. „We schieten
al aardig op", aldus secretaris Van der Vlugt; „we hebben een
verzoek bij het Anjerfonds lopen. Daar hebben we goede hoop
op. Vorig jaar zomer hebben onze leden 565.000 bierflesjes
gespoeld en in kratten gezet bij expediteur Lek. Dat was eigen
verdiend geld. De zelfwerkzaamheid bij onze leden is zeer sterk.
Zo verdienen we ons eigen cadeau met elkaar en het bestuur
blijft daarbij niet op de stoel zitten".
Arti telt momenteel 140 werkende leden in totaal, donateurs zijn
er ca. 225. Dat is voor een dorp als Langeraar te weinig. Er
moeten nieuwe bij. Daar wordt hard aan gewerkt. Alle nieuwe
donateurs (de „oude" hebben ze al gehad) krijgen in november
gratis een poster, die gemaakt is van de hete intocht van de
Avondvierdaagse 1974, mét de majorettes in de kijkerd. De
goederenveiling (voor de derde maal „er wordt steeds meer
gegeven, waarbij we steeds veel medewerking van de Ter Aarse
middenstand hebben gehad", vertelt Van der Vlugt) vindt op 25
oktober plaats. Het Arti-bestuur vindt dit een „mooi dingetje voor
ons". Die veilingen een vervolg op de verdwenen kerkeveilingen
en waarschijnlijk een jaarlijks terugkerend evenement zijn
steeds wonderbaarlijk goed geslaagd. De eerste bracht 8100
gulden op, de tweede 9127 en de derde wil het bestuur de 10.000
gulden trachten te halen. Allemaal om Arti in het nieuw te steken
met bijbehorend glimmend hout en koper. Overmorgen worden
de laatste uniformen afgeleverd. „Dat wordt wel iets moois",
voorzitter Van Lammeren ziet „zijn" korps al paraderen.
Zaterardag 8 november begint het feest met een receptie en
overhandiging van de uniformen door burgemeester R J, van
der Poel en een Arti-feest 's avonds. Het verdere programma
zullen we nog later uit de doeken doen. „Enfin", zegt secretaris,
„het zal met elkaar best een mooi feest worden".
„Waarom niet?", voegt zijn voorzitter daaraan toe....
Ton Pieters
Die gebarsten ketel is in de jaren '70 een van de aspecten van
het glorieuze „Arti" geworden, de bloedeigen boerenkapel draagt
thans deze naam. Maar goed, dat „Eensgezind" deed de harten
niet sneller kloppen. Nu en dan werd er gerepeteerd, en dat was
Bertus Wassenburg een nare doorn in het oog. Hij formeerde
een commissie met Jan Verlaan, Johan van Kessel en Jan van
Deuren om de oprichting van een „echte" muziekvereniging voor
te bereiden. Op 1 november 1920 was het zover. In de scheersalon
van Bertus (tegenwoordig de frietkraam van Wildenburg aan de
Langeraarse weg) werd de r.k. muziekvereniging „Arti et Religio
ni" tot leven gewekt. Onder de zegen van geestelijkheid, want
zo ging het in die dagen. Als er een kiek geschoten moest van
trommelaars vanhrommelaars en blazers, verenigd onder het
trotse vaandel, zat meneer pastoor in het midden. Immers Arti
et Religioni (hoeveel Langeraarders zullen dit weten?) verhief
haar stem bij uitstek voor de Kunst en het Geloof. Nu het Rijke
Roomse Leven nog slechts bestaat in de annalen van een weelde
rig verleden is voor de mensen van Langeraar „Arti" gewoon
„Arti" en wat dat betekent zal hun een zorg zijn.
Tableau de la Troupe in bestuurlijke zin: Bertus werd voorzitter,
Van Kessel secretaris, C. A. Volgering penningmeester en biblio
thecaris Arie van der Vlugt, die goed in de slappe was zat, schoot
150 gulden voor om een gebruikt instrumentarium te kunnen
opkopen. Arie Hijdra werd commissaris. C. van Dam werd de
eerste dirigent. Arti kon de trompet steken. Maar als je lid vandit
gezelschap wilde worden, moest je wel van behoorlijke komaf
wezen. Een contributie van 20 cent week in 1920 was een kapitaal.
En het inschrijfgeld van een rijksdaalder liegt er ook niet om.
Eenzelfde bedrag alleen voor de beter gesitueerden op te
brengen moest worden neergeteld als je de repeitite verzuimde.
Helemaal een toestand was de som van 5 gulden, te betalen als
je een uitvoering liet schieten. En dat in een tijd, dat een redelijk
mens 8 gulden per week verdiende. Een directeur van Arti kreeg
2 gulden per repetitie en een rijksdaalder per officieel optreden.
De man kon er als een vorst van leven, ongetwijfeld.
Zo ging dat in de dagen van Wassenburg. Arti begon meteen
al met opgeheven hoofd. Bertus Wassenburg was zich van zijn
roeping bewust: tussen de muziek door schoor hij zijn klanten.
Niet iedereen stelde dat op evenveel prijs en niet weinigen lieten
zich voortaan elders inzepen. Maar Wassenburg hield Arti hoog.
Hij was een pionier die niet door allen werd begrepen. Pas toen
het dranklied op Bummel Petrus losbarstte, begon de Arti-aan-
hang toe te stromen. Het ijsfeest op 6 december 1921 werd een
goed succes, uitnodigingen voor een optreden volgden. Uit Noord
en kwam voor 300 gulden aan instrumenten en uit Wilnis voor
245 gulden. De muziekverenigingen aldaar waren toch reeds ter
ziele gegaan. Arti's vaandel was 300 gulden waard, een exhorbi-
tant hoog bedrag-
Op een concours in Poeldijk in 1924 begon de opmars in
fanfarestijl: 2e prijs in de 4e afdeling; minder kon het niet.
Concours op concours volgde, de afdelingenladder werd verder
beklommen, de prijzen hoopten zich op. In 1946 organiseerde Arti
zelf een concours waarop de afdeling Uitmuntendheid werd
bereikt, voor muzikanten in de liefhebberssfeer een zevende
hemel. Kees van Dam werd in 1951 opgevolgd door beroepsmuzi
kant Alex Muller (van de KMK), die Arti twee afdelingen lager
liet spelen omdat hij als professional het onderste uit de kan
wilde en niet tevreden was met goedgeboeld belauwerd tweede
rangs werk.
Maar Arti had de smaak te pakken, was zó weer terug in de
le afdeling en in 1954 was het korps weer uitmuntend, met lof
de jury. In 1960 volgde J. L. Cornelisse (ook van de KMK, ook
wel te beschouwen als het „Concertgebouw orkest van Breda")
Muller op. Cornelisse,hielp Arti in de Ere-afdeling, bij de grote
jongens zo'n beetje. Gouden tijden waren dat. En in 1963 was
het gezelschap eindelijk in de wolken: Superieur. De jaarlijkse
uitvoeringen kwamen; drie avonden 1000 man in volle zalen. Na
Cornelisse kwam in 1969 G. Stellaart (KMK, want Arti heeft een
hele eer op te houden). Inmiddels was in 1967 afscheid genomen
van de grote Volgering als voorzitter (35 jaar in functie); hij werd
opgevolgd door Gijs van Lammmeren, de huidige president.
„Juist" zegt Van Lammeren vandaag, „en we zijn een andere
koers gaan varen. Ons optreden is meer afgestemd op de
bevolking en de gewone uitvoeringen. Niet meer die concoursen".
„Die concourspraktijk moet veranderd worden", vindt secretaris
C. N. G. M van der Vlugt, „elke keer zie je bij zo'n concours
de deelname achteruit lopen. Het ging op een gegeven moment
bergafwaarts met ons. Men moest zitten blokken op onmogelijke
concoursstukken. Maar tenslotte zit je voor je plezier in een
muziekvereniging, en dan hoor je bijna uitsluitend dingen die
het aanhoren niet waard zijn. Dat is niets gedaan. Vroeger
draaiden we van concours tot' concours. Op de lange duur
vermoord je een vereniging op die manier. Dat is anders in het
zuiden, waar men nog volgens het oude patroon rustig vooortkab-
belt. Aan onze moeilijkheden zijn andere verenigingen nog niet
toe. Maar dat komt nog wel, gegarandeerd", weet secretaris Van
der Vlugt en hij zet er de bril bij af.
Van Lammeren: „Ritmisch Zuidamerikaans, dót spreekt ons
publiek aan. Zó halen we de centen binnen. We treden het publiek
bewuster tegemoet. We hebben direct contact met de mensen.
Dót is het. Niet meer van een concours op grote afstand. Nu
floreren we: de KRO-teevee heeft ons uitgenodigd in de omlijsting
van het 50-jarig bestaan van die omroepvereniging. En dan die
toeloop van de jeugd, die is frappant de laatste jaren. Men komt
op die leuke moderne muziek af. We hebben nu een jeugdorkest
van 16 man met een bruisende geest. Een sterke groei ook voor
de drumband, opgericht in 1952. Onder instructeur J. C. Versluis
werden aardige successen behaald. Zijn trots was ook het pijper
korps dat later bij de drumband kwam, een band die in 1954
tot „beste in Zuid-Holland" werd uitgeroepen".
Nu is penningmeester W. H. Pieterse instructeur. „Het gaat best",
vindt deze. Arti beleeft een sterke groei, ook wat het aantal
leerlingen betreft. „We hebben alleen een goede repetitielokaliteit
nodig", vertelt de penningmeester. „Er zijn besprekingen gaande
met De Schakel, het nieuwe jeugdgebouw". Van der Vlugt: „We
zitten er nog niet in,die besprekingen zijn pas in een pril stadium",
aldus drukt hij voorbarige verwachtingen de kop in.
Van onze correspondent
LEIDSCHENDAM Tot 31 oktober exposeert in „De Scha
kel" in Leidsenhage de Israëlische schilder David Rakia
schilderijen en grafieken. Rakia is in 1928 in Wenen geboren
en emigreerde op tienjarige leeftijd met zijn ouders naar het
toenmalige Palestina. Hij nam deel aan de Onafhankelijk
heidsoorlog van 1948 waarbij hij werd gewond. Van 1953
tot 1955 studeerde hij in Bezlalel, daarna vijf jaar aan de
Ecole des Beaux Arts in Parijs. Tijdens deze studie begon
de serie van eenmans-tentoonstellingen die hij in heel Europa
maar ook in de Verenigde Staten heeft gehouden. In Neder
land exposeerde hij voor het eerst in 1960. Het jaar waarin
hij trouwde met de Nederlandse Laurence van der Ark. Vorig
jaar exposeerde hij op vijf verschillende plaatsen in Neder
land, onder meer in Galerie Edison in Den Haag en de
Galerie Israël in Amsterdam. De expressionistische schilder
vermeldt bij enkele pentekeningen op de uitnodiging voor
de tentoonstelling op donderdagavond „op golven van muziek
treft Erotiek zich met het geloof".
De tentoonstelling is georganiseerd door de Kunstvereniging
K'70 en mede mogelijk gemaakt door een subsidie van de
Jacob Marisstichting. De toegang is, zoals gewoonlijk in „De
Schakel" vrij. De openingsuren zijn dinsdag, woensdag en
vrijdag van 10.30 tot 12 en van 13.30 tot 16.30 uur, maandags
van 13.30 tot 16.30, donderdags van 13.30 tot 16.30 uur en
's avonds van 7 tot 9 uur en zaterdags de hele dag van 10.30
tot 16.30 uur.
Van onze sportredactie
LEIDEN „Voordat de zaak
is uitgepraat, train ik niet
meer onder Lenz. Ik ben niet
haatdragend, maar de manier
waarop ik naar het tweede
ben gezet zonder dat er ook
maar iets is gezegd vind ik
persoonlijk toch niet fijntjes".
Gijs Collé, ondanks zijn 32
jaar nog altijd een begrip in
de Leidse voetbalwereld, be
grijpt er niets van. De dit sei
zoen van LDWS naar zijn ou
de vereniging Lugdunum te
ruggekeerde Collé: „Tot nu toe
heb ik alleen in de wedstrijd
tegen ONA, die we met 0-0
gelijkspeelden, een mindere
partij gespeeld. Maar het hele
elftal was in die wedstrijd erg
zwak. En daarbij komt nog
dat ik na rust weer duidelijk
beter speelde. Ik begrijp dan
ook niet waarom ik vorige
week naar het tweede werd
gedegradeerd. En dan de ma
nier waarop. Dinsdagsavonds
loop ik nog met Lenz over de
wedstrijd van de komende
zondag te praten en de volgen
de dag hoor ik dat ik ernaast
sta. Terwijl Lenz dat die
avond ervoor echt wel wist...."
Huub Lenz, de man die in zijn
spelerscarrière de glorietijd
van DWS nog meemaakte: „Ik
kan wel begrijpen dat Gijs een
beetje teleurgesteld is over de
manier waarop alles is gegaan.
Maar echt, het is gewoon een
samenloop van omstandighe
den geweest. Op die bewuste
dinsdagavond heb ik inder
daad nog met Gijs gesproken.
Maar ik had toen zoveel din
gen aan mijn hoofd, dat ik er
gewoon niet aan heb gedacht
Gijs Collé: „Ik voel me niet te goed voor het tweede..."
hem te vertellen dat hij 's zon
dags in het tweede zou staan.
En dat ik het hem de dagen
daarna ook niet heb kunnen
zeggen is door al die feestda
gen gekomen. In de week van
drie oktober is er immers niet
meer getraind?".
Gijs Collé: „Ik begrijp het echt
niet. Naar mijn idee heb ik in
.de competitie niet slecht ge
speeld. Trouwens de meeste
jongens zien ook niet in waar
om ik nu juist uit het elftal
moest worden gehaald. En ik
had het ook helemaal niet ver
wacht. Zeker niet nadat Lenz
mij had verteld dat ik een
vaste keus zou zijn van het
eerste elftal. Dat is me juist zo
tegengevallen, dat iemand je
dan nog zo kan laten vallen".
Overigens had Collé voor aan
vang van het seizoen eigenlijk
niet op een plaats in het keur
korps gerekend. „Goed, in die
twee jaar bij LDWS liep het
lekker. Maar ik ben toch naar
Lugdunum gekomen met het
idee dat ik in het tweede zou
komen. Daar voel ik me echt
niet te goed voor. Maar om er
op deze manier in terecht te
komen, nee dat kan ik niet
hebben. En als je nu vraagt
wat ik fout heb gedaan, ik
weet het niet. Dat is me ook
niet verteld".
Amsterdamse Huub Lenz licht
toe: „Het is een klare zaak.
Collé heeft deze competitie ge
woon nog niet voldaan. Hij
draait nog niet zoals hij zou
kunnen. Aan het begin van het
seizoen dacht ik ook dat juist
Gijs Collé het voorhoede-pro
bleem zou kunnen oplossen.
Dat is niet gebeurd. Jammer.
Maar aan de andere kant moet
Gijs het dan ook kunnen ne
men, dat hij naar het tweede
wordt gezet".
Gijs Collé stopte begin van dit
seizoen met zaalvoetbal het
is de selectiespelers van Lug
dunum verboden aan deze tak
van sport deel te nemen. Be
staat de mogelijkheid dat Col
lé toch weer terug komt bij
zijn (zaalvoetbal)vereniging
Zwaanvogels?
Collé peinzend: „Ik heb eerlijk
gezegd met meer aan het zaal
voetbal gedacht sinds ik in het
eerste van Lugdunum ben ge
komen. En ook nu nog niet. Ik
hoop echt dat alles gewoon
uitgepraat kan worden".
Als het aan Lenz ligt, lijkt het
wel te kunnen: „Nogmaals, het
is allemaal een erg ongelukki
ge samenloop van omstandig
heden. En daarbij: ik heb al
tijd open gestaan voor een ge
sprek. Waarom zou ik dan nu
niet willen praten?".
GERT-JAN ONVLEE
A