Boem en daar was het boek van Johan en Danny Cruyff Nederlandse kanoërs mentaal te bekrompen Vlag van China wappert niet in Montreal Routinier Paul Hoekstra als Belg naar zijn derde Olympische Spelen NOTEER BIJ DE RADIO ZATERDAG 11 OKTOBER 1975 LE1DÖE COURANT GENT Paul Hoekstra zal volgend Jaar waarschijn lijk voor de derde maal in zyn carrière als kanovaar der deelnemen aan Olympische Spelen. Nadat hij in 1964 in Tokio als negentienjarig talent samen met routinier Anton Geurts het zilver greep in de k2 over 1000 meter en vier jaar later in Mexico net buiten de prijzen viel, een vierde plaats met opnieuw Geurts mocht overigens verdienstelijk heten, slaagde oud-Hengloër en inmiddels tot Belg genaturaliseerde Hoekstra er in 1972 niet in zich te kwalificeren voor de Spelen van München. Volgend jaar in Montreal zal de nu dertigjarige Paul Hoekstra er echter, als er geen onvoorziene omstandigheden plaatsvinden, weer bij zijn om te proberen nu voor België, alleen of samen met Jean Pierre Burny, Olympisch ereme taal te oogsten. Met deze collega zorgde Hoekstra in 1971 overigens al voor een knap succes door tijdens de wereldkampioenschappen te Belgrado de tweede positie op de k2 500 meter in te palmen. In België staan momenteel tien kanovaarders op de nominatie om in '76 naar de Olympische Spelen te worden afgevaardigd. Zeven van hen zullen de reis naar Canada daadwerkelijk maken. Paul Hoekstra gelooft er stellig in dat hij niet zal behoren tot het drietal dat moet afhaken. En is sportman genoeg om niet alleen naar de Spelen te gaan om deel te nemen. Paul Hoekstra heeft inmiddels een vijftienjarige staat van dienst als| kanovaarder. Hij begon in 1960 als lid van de Twèntse Watersport Vereniging (TWV) en kwam als jeugdig talent reeds snel tot opmerkelijke resultaten. Al in het seizoen 1962—'63 bevestigde hij zijn kwaliteiten voor een breed publiek door bij de Europese jeugdkampioenschappen in de kl over 500 meter tweede te worden en in de k2 samen met Jacques Lagerwey als vierde te finishen. In september '63 stapte hij bij wijze van test in de boot met Anton Geurts, die na dat debuut'in Zweden zijn vaste partner voor de k2 werd. In het Olympisch jaar 1964 wierp die samenwerking in de vorm van een Zilveren medaille rijpe vruchten af. Paul Hoek stra, die zich na zeven jaren Gent heeft verrijkt met een onvervalst Belgisch accent: „Toen wist ik nog niet dat het al m'n hoogtepunt was. In 1965 greep ik bij de Europese en wereldkampioenschappen overal net naast, het jaar daarop haalde ik wel een plak en in '67 weer net niet. Met Toon Geurts werd ik bij de spelen van 1968 vierde en toen ben ik met Jan Wittenberg gaan varen. In 1969 werden we derde op het EK in Moskou. Ambitie Hoewel Hoekstra toen al in Gent woonachtig was, kwam hij nog steeds voor Nederland uit Nadat Karei Muys, de eminente coach, naar Duitsland was ver trokken, werd de ambitie van de oud-Hengeloër allengs minder. Hoekstra: „Er kwamen al vlot enige moeilijkheden, het klopte niet altijd. Toen bovendien de wereldkam pioenschappen van 1970 op een grote teleurstelling uitdraaiden ben ik voor België gaan uitkomen. Samen met Jean Pierre Bumy ben ik dan in 1971 tweede geworden bij de wereldkampioenschappen in Belgra do in de k2 500 meter". Paul Hoekstra leek zelfs even in aanmerking te komen voor uitzending naar de spelen van München. „Ik zat bij de voorlopige selectie van België, maar een maand voor de Olympische Spelen bleek ik, hoewel geselecteerd, niet aan de vereisten te voldoen. Dan ben ik gestopt, omdat ik genoeg werk te doen had en ook omdat ik een beetje genoeg van het kanovaren had". De periode van non-activiteit duurde twee jaar. Paul Hoekstra onderkende zijn mogelijkheden na zijn na turalisatie vorig jaar. Hij: „Halverwege 1974 ben ik terug beginnen te varen en dat ging redelijk goed. Van de winter ben ik eigenlijk weer goed bijgekomen. Ik kwam bij de WK-ploeg voor België en haalde in Belgrado een zesde en achtste plaats". Uiteraard is de betere sfeer die in de Belgische ploeg heerste niet het enige motief voor Paul Hoekstra geweest naar Gent te verhuizen. Hoekstra: „Waarom ik naar België ging in '68? Awel, omdat ik in België kon combineren te trouwen, te studeren en tegelijk eigen inkomsten te genieten. Ik zou het niet zo prettig gevonden hebben als mijn ouders alles zouden hebben moeten betalen, dat was nu niet nodig. Bovendien zou ik na afgestudeerd te zijn met een Belgisch diploma in Nederland moeilij ker aan de slag komen. Er zijn in EEG-verband wel afspraken gemaakt, maar de praktijk leert dat er over en weer toch van een beetje discriminatie sprake is. Ik zou dus vrijwel zeker alleen snel in België aan werk kunnen geraken". Als ik daarbij ook zelf Belg zou zijn zou alles nog simpeler liggen. Ik ik meende daarom mijn slag te moeten slaan op een moment dat ik zelf weinig geld had. Ik ben zo eerst op het ministerie van sport terecht gekomen en later werd ik ook onderwijzer. Beide baantjes vervulde ik eigen lijk tegelijk. Tegenwoordig ben ik in de eerste plaats leraar lichamelijke opvoeding op een middelbare school en daarnaast werkzaam op het ministerie van sport." Mentaliteitsverschil Paul Hoekstra heeft maar weinig moeite gehad met de verhuizing naar Vlaanderen. „Er zijn natuurlijk wel wat mentaliteitsverschillen, maar die zijn er ook tussen Twente en Zaandam of tussen Maastricht en Noord-Holland. Ik heb daarom nooit zo zwaar getild aan mijn vertrek uit Hengelo, ik ga in België echt niet kapot van heimwee". Paul Hoekstra constateerde wel een duidelijk verschil in aanpak tussen de begeleiding van Nederlandse en Belgische kanovaarders. Zoals er inmiddels een voor Oranje negatief verschil is ontstaan tussen de presta- tiecurves van beide landen. Paul Hoekstra: „Toen ik uit Nederland wegging was dat land nog erg sterk en België zeer zwak. Dat is nu wel andersom, en dat komt uiteraard niet door mij. Nederland is strenger in de sport, maar tegelijk bekrompenen In België gaat alles losser, er zijn geen centrale trainingen. Maar wel wordt zo'n nationale ploeg gesponsord door bijvoorbeeld het ministerie. De kandidaten voor de Olympische Spelen van Montreal krijgen allemaal geld om bepaalde voordelen te kun nen genieten. Als je er iets mee bereikt, dan kun jé op meer steun rekenen. Zo krijgen de kanoërs als voorbereiding op volgend jaar een beurs toegekend van 7000 gulden per man of zoiets. Dat bedrag mag niet in een keer worden opgemaakt, maar de sporter kan steeds vragen of hij daarvan een gedeelte mag besteden. De bond en de technisch adviseur van het ministerie moeten toestemming geven, maar dat is is in mijn geval niet zo'n probleem, want dat advies geef ik zelf, nietwaar?" Niet goed Over de situatie in Nederland kan ik niet meer een volledig beeld vormen omdat ik er al lang weg ben, maar ik heb in de Nederlandse bond nog veel vrienden en naar wat ik van hen hoor gaat er veel mis. Alleen het feit al dat er tenminste eenmaal per jaar een nieuwe trainer komt duidt er al op dat het niet allemaal goed gaat. Dat komt toch ook wel, dacht ik, omdat er momenteel in Nederland minder goede kanoërs zijn. Er zijn veel problemen, ook omdat ze tegenwoordig teveel in de watten gelegd worden. Als je alleen maar vraagt of iemand zich een keer bewijzen wil, dan gaan ze al onder, ze zijn te gauw beïnvloedbaar. Ik kan met m'n dertig jaar van een vent als Arend Bloem winnen, hoewel hij sterker is dan ik. Dat lukt met bluf, ik weet dat ie 'm knijpt om te verliezen. Hij put uit zo'n situatie geen moed, maar laat 't juist gaan. Toch is het niet nodig dat de achterstand van Nederland groter wordt. Het is wel verklaarbaar. Als er maar een goed is en de rest van de toppers pakt regelmatig een pintke, dan krijg je nivellering van niveau, iedereen zal dan wat minder in kracht worden. Maar zitten er een paar fanatiekelingen bij, dan wordt de rest ook gestimuleerd. Dat kun je aan België zien. Toen Burey prestaties ging leveren is het zaakje daar enorm omhoog gegaan. Naar de Olympische Spelen gaan straks zeven man, maar op dit moment hebben al tien kanovaarders aan de eisen voldaan. Je moet gewoon eerst wat presteren voor je facilitei ten krijgt maar in Nederland schijnt men mentaal te bekrompen te zijn om dat te willen inzien, daar wil men eerst gemakken om daarna prestaties te kunnen leveren. Ik heb trouwens sterk het idee dat er in Nederland een paar jaar geleden al veel ver keerd is gegaan. Met het vertrek van Paul Bunscho ten, Anton Geurts, Jacques Lagerwey, Jan Wittenberg en mijn persoontje op vrijwel hetzelfde moment heeft Nederland met een lachend gezicht uitverkoop gehou den, terwijl de opvolgers er nog niet waren." Paul Hoekstra weet waarover hij praat, zijn kreten zijn bepaald geen holle frases. Vijftien jaar wedstrijd sport, waarbij de ervaring van twee keer Olympische Spelen, hebben hem gevormd tot een van de beste kanovaarders, zo niet de sterkste, die ons land ooit heeft gekend. Willem Pfeiffer Dat ranke spillepootje uit Betondorp is opgestaan. Achtentwintig is het kereltje nu, met het steile kuifje, het vergulde koppel griffels op noppen en de gouden handjes. Dat manneke dat het in een paar jaar op de groene zoden en achter de rekenmachine heeft geschopt tot 's werelds beste en best betaalde voetballer. Deze Johan Cruijff is opgestaan en daarbij va derlijk overeind geholpen door de ondersteunende arm van veelschrij ver Jaap ter Haar, de schrijfmachine van vlees en bloed die zoveel tempo in zijn werk doet. Een arm had Ter Haar er maar voor nodig, want die andere bediende veertig dagen lang de druktoetsen van de cassetterecor der. Johan en Danny, twee Amsterdamse kinderen die stomtoevallig wat al te veel in de publiciteit zijn geweest en daardoor niet alleen veel roem en succes hebben vergaard maar ook jaloezie, gramschap, wantrouwen en miskenning. Dus daarom niet ge treurd en fluks een boek in elkaar gedraaid met behulp van goeie Jaap om de zaken eindelijk na zeven jaar eens op een rijtje te zetten en vooral recht te buigen wat krom lag. Johan Cruijff en in iets minde re mate zijn vrouw Danny heb ben veertig dagen lang tegen het praatijzer op batterijen van Jaap ter Haar aangepraat. Ter Haar heeft daarna een of ande re typiste aansluitend haar vin gers zo krom laten buigen, als de voorzetten van El Salvador. En dat allemaal omdat Johan op de idee kwam dat bij hem alles zo razend snel is gegaan. Ik zou er een boek over moeten schrijven, dacht hij en inder daad, alsof de duvel ermee speelde, belde drie dagen later zijn schoonvader op. „Johan", zegt hij, „zou je een boek willen schrijven?". Johan is alert en voelt instinctief dat hij dat best zou willen. Coster weer: „Ik kan een contract voor je sluiten met een uitgeverij. Die sturen dan wel hulp naar je toe". „Okay," zei Johan, en Jaap ter Haar, die kennelijk net de zo veelste serie kinderboekenwerk achter het schrijflint had zitten, kon zich op dat niveau veertig dagen handhaven in Barcelona. Boem en daar was het boek, een soort kijkdoos van het circus Cruijff waar je in mag kijken voor een cent Johan en Danny Cruijff staan inderdaad op. Ze komen puur over, maar voornamelijk omdat niemand hun tegenspreekt. Slechts aanvult en af en toe hun conversatie opsiert tot fraaie volzinnen, dat wel. Johan en Danny zijn bij het begin begonnen, van de wieg tot aan boem, zogezegd. Betondorp, van schooljongen naar zaken man, van zakenman, naar prof, van prof naar schrijver en noem maar op. Danny doet op haar manier een duit in het houtvrij papier: voornamelijk de lijn hanteren die Johan heeft aange geven: de mensen duidelijk ma ken dat Johan geen geldwolf is, dat hij het echt niet meer bij Ajax kon uithouden. „Ik wilde helemaal niet naar Barcelona", laat Jaap ter Haar Danny zeggen. Er was een jaar lang niets anders geweest dan gezanik en voorpaginanieuws. Ik heb zitten janken, dat we naar Barcelona moesten. Dat hoefde niet van mij. Voor mijn part was je naar Den Haag ge gaan. Of naar de Zwolse Boys". Legt Danny weinig zweet en voetballeer in haar woorden, Jo han kan er niet afblijven. „Zes tien jaar oud kwam ik bij de betaalde jeugd. Ik verdiende zestig gulden per week. Boem, daar ging mijn kuitbeen en ik zat voor een aantal weken aan de kant. In dit soort dingen was ik een enorme schlemiel". En als Johan het niet over voetbal len heeft, heeft hij het over de Grote Miskenning of over het Geld. Hij schrijft: „Als ik eraan terugdenk, moet ik vroeger vrij gierig zijn geweest. Bij oom Henk en ook bij moeder had ik een vaste wisseltruc. Ik heb zo veel kleingeld. Kan je dit wisse len voor een gulden? Ik kom alleen vijf cent te kort. Zo heb ik vaak geprobeerd om van vij fennegentig cent, of zesennegen tig cent een hele gulden te ma ken". Johan verder in het boek: „Nou, nou, zeiden de mensen. Die Jo han Cruijff is alleen maar uit op geld en „De protestzan ger met zijn liedjes tegen het grootkapitaal gunde iedereen zijn Jaguar, zijn huis op de gracht, zijn kwartmiljoen. Maar een voetballer?" Daarom kwa men de grappen in de wereld: „Heb je de laatste mop gehoord over Johan Cruijff? Nee? Eerst Betalen. Ja, ik ben vaak diep gekwetst, maar laat ik me niet opwinden. Het is mijn indruk, dat mensen zo gemakkelijk links (idealistisch) denken, maar altijd rechts (egoïstisch) hande len en doen". Johan geeft toe dat hij op be zoek bij koningin Juliana zelfs over geld sprak. „Majesteit, nu ik u toch heb, zou ik wel eens even met u over de belastingen van voetballers willen praten. Want u bent de koningin", wist Johan, „en u kunt misschien wel iets voor ons regelen". „Meneer Cruijff", antwoordde zij. Niet Johan, want ze weet natuurlijk hoe het hoort. Me neer Cruijff, dan moet u bij de minister van financiën zijn". Johan heeft zijn zorgen, hij voelt zich soms zo verdomd een zaam enverlaten, althans meer dere malen laat hij dit tussen de regels door verwerken via Jaap ter Haar. Nee, dan Danny in haar onschuld. In het boek wisselen de gebor duurde woorden van Danny zich in een boemtempo af met de gekartelde volzinnen van Jo han. Hij kan het niet laten te wijzen op zijn Grote Veront waardiging: „Ondank is vaak 's werelds loon. Dat geldt zeker in de voetballerij, waar geen dankbaarheid bestaat. De jour nalistiek drijft daarop. Je kan het twintig keer goed doen, faal je de éénentwintigste keer, dan worden er in Nederland van het dikste hout planken gezaagd. Daar schijnt alles op Maduro- damniveau te moeten blijven. Wie er bovenuit groeit, gaat al tijd dubbelhard voor de bijl". Johan Cruijff is opgestaan in dit boek. De Johan Cruijff zoals wij hem eigenlijk al dachten te kennen: een fel manneke op de groene mat en achter de groene tafel, vechtend voor zijn recht (dat van de sterkste) en strij dend tegen alles en iedereen die hem niet direkt gelijk gééft, maar toch op een alleraardigste wijze eerlijk. Jammer is, dat wanneer je door middel van een boek wellicht best vriendelijke en sympathieke mensen, nog vriendelijker en sympathieker wilt laten zijn, je de kans loopt verdachtmakingen te plegen. En dat is natuurlijk Johan's bedoe ling nooit geweest. Wellicht dat zijn publiek, als zijn lezerspu bliek, toch voor deze Johan weer kan gaan juichen. Boem zal er dan toe hebben bijgedra gen dat over een aantal jaartjes de grote voetballer in zijn herfst weer rustig over Neerlands wei landen kan hinkelen. Want zijn vak is nog steeds geen schrijver, maar voetballer, of zoals hij zegt: „Geef mij maar het spel mèt de knikkers, want ik hou van mijn vak". Boem LEON VAN KAN Titel van het boek: Boem, au teur: Jaap ter Haar; De Gooise uitgeverij, prijs 19,90. MONTREAL Het is volgens de Westduitser Willy Daume, vice-president van het interna tionaal Olympisch comité waarschijnlijk, dat de vlag van China zal wapperen in het Olympisch stadion van Mont real. Sinds de Aziatische spelen in Teheran gaan er steeds meer stemmen op om China de plaats in te laten nemen van Taiwan. De Chinezen hebben de steun van een groot aantal van de 26 Olympische sportbonden, maar een definitieve beslissing valt, aldus Daume, voorlopig nog niet te verwachten. De twee Japanse leden van het IOC, Takeda en Kiyokawa, heb ben een rapport samengesteld over de kwestie China, dat op zijn vroegst tijdens het congres van het IOC na de winterspelen van Innsbruck zal kunnen wor den besproken. Theoretisch is het mogelijk, dat er dan een beslissing wordt genomen, maar waarschijnlijk is dat niet. Lord Killanin durft zich niet aan een voorspelling te wagen. „De kwestie heeft tijd nodig. Het is geen probleem, dat van de ene op de andere dag kan worden opgelost." Welingelichte bronnen verwach ten China niet eerder dan in 1984 op de Olympische spelen. Voor dat jaar heeft Teheran zich kandidaat gesteld en Iran is een van de voorstanders aan toelating van China. Killanin en Daume zeiden dit na terugkeer uit montreal, waar zij, met vertegenwoordigers van de internationale sportbonden, de accommodaties hebben beke ken. Killanin was nogal onder de indruk, al zei hij wel, dat hij moeilijk een oordeel kon geven, omdat hij moest afgaan op over het algemeen niet zo tevrede- den. Met name de vorderingen van het Olympisch stadion val len tegen. Vooral de vertegenwoordigers van de internationale FC Twente—FC Utrecht Feyenoord—Veendam 9 Sparta—FC Amsterdam (11—10) 9 Roda JC—SC Amersfoort 9 NEC—Ajax 9 MW—AZ'67 9 PSV-NAC (11-10) 9 FC Vlaardingen—Telstar 9 FC Dordrecht—PEC/Zwolle 9 Go Ahead Eagles-FC VW SW—Heracles 9 Eindhoven—Excelsior 9 FC Den Haag—Emmen 9 De Graafschap—Rheden 9 FC Den Bosch—Haarlem 9 Wageningen—Helmond Sport De wedstrijden aangeduid met 9 komen voor op het toto-formulier.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1975 | | pagina 10