trots der zeven zeeën nu een ballentent Amerikanen zijn lief voor hun Queen Mary LONG BEACH Opeens werd het James Clifford te machtig. Begonnen als matroos voor de mast. Geëindigd als een van de rijkste make laars in Engeland. Zo rijk dat zijn jaarlijkse vakantie-uitstap bestaat uit een wereldreis. Als rechtgeaard Brit minacht hij Amerika en de Amerikanen een tikkeltje. Maar toen echtgenote Joyce hem aldus toesprak: „Dear James, we zijn vijfentwintig jaar getrouwd en ik wil eindelijk wel eens zien hoe Liz Taylor woont", bond hij in. Dus ging het ditmaal naar Californië - de supermagische wereld van Beverley Hills, Holly wood en Disneyland. Zie hem staan, daar op het zonnedek van de Queen Mary. 305 meter en 40 centimeter schip voor zich. De trots der zeven I zeeën. Nam in augustus van 1938 de blauwe Wimpel af van de Franse „Normandie" door de Atlantische Oceaan in westelijke richting over te steken in 3 dagen, 23 uur, 36 minuten. Ah, toen was Engeland groot. Trots zou de borst van James Clifford moeten doen zwellen - hij, de matroos voor de mast op het meest vermaarde passagiersschip ter wereld. Inplaats daarvan pinkt hij naar een verstolen traan. Want van de achtersteven waarnaar hij krampachtig de rug gewend houdt, waait niet de Britse, maar de Amerikaanse vlag. A bloody shame en dat is het. De Queen Mary in zijn kunstmachtige Polynesische archipel, voor goed in en aan beton verankerd. Victoria kwam te heten en dat de mensen van Cunard Lines zich met de nodige bedenkingen achter de oren krabden, toen koningin Mary haar fles champagne tegen de 50.000 ton zware romp kapot kwakte onder het uitspreken van de woor den: „Wij vertrouwen haar aan haar element toe met de beste wensen van alle volkeren als een symbool van ons vertrouwen in de toekomst. Kameraadschappelijk hebben wij haar allen teza men gebouwd. Moge haar bestaan tussen de grote wateren der wereld vriendschap verbreiden onder de naties." Inderdaad pakte het anders uit Wereldoorlog II kwam de schitterende staat van dienst die het schip opbouwde (wereldrecord 31.69 knopen per uur) verstoren. De Queen Mary werd, na in 1940 nog even het recordaantal van 2332 Amerikanen overgevaren te hebben die op de vlucht gingen voor Hitier, een troepenschip. Winston Churchill zou later plechtig verklaren: „De Queen Mary heeft deze oorlog met minstens een jaar bekort omdat ze in staat was zoveel duizenden soldaten tegelijk van Amerika naar Europa over te zetten." Om concreter te zijn: 15.000 gingen er mee per reis, en zo snel en wendbaar bleek het gigantische schip te zijn dat de commandanten van de Duitse onderzeeërs het nooit konden raken, hoezeer ze ook op de loer lagen en erop mikten. Op 31 juli 1947 werd de Queen Mary weer passa giersschip en 15 jaar lang regeerde het, samen met haar zusterschip Queen Elisabeth, de Atlantische Oceaan. Maar de vooruitgang eiste zijn tol in de vorm van het trans-Atlantische luchtverkeer - iets waaraan de KLM niet vreemd is geweest De exploitatie van oceaanreuzen werd onrendabel. In het laatste stadium leed de Queen Mary een verlies van 1 miljoen pond per jaar. „Weg ermee", besloot Cunard Lines met Britse werkelijkheidszin. Niet minder dan 18 schroothan- delaren likten zich de lippen en schreven in op de vette kluif. Het was uiteindelijk Long Beach die er als negentiende mee heen ging. En daar ligt de Queen Mary nu. Ze krijgt op tijd de 30 ton verf die ze nodig heeft voor haar make-up. Haar 21 liften zijn in gebruik. Haar 12 dekken wemelen van opgetogen mensen. Haar 27 restau rants* swingen. Laat James Clifford pinken naar zijn traan - en veel Britse toeristen die op bezoek in Californië de Queen Mary aandoen, schijnen hetzelfde versto len gebaar te maken. Feit is dat de astroloog gelijk heeft gekregen die bij de tewaterlating van de koningin van de zee in 1934 voorspelde: „Haar grootste faam zal komen wanneer ze geen mijl meer vaart en geen passagier meer vervoert." PIET SNOEREN 200 koppen. De ankers hadden het gewicht van 20 auto's. Meer dan een half miljoen stuks glas werk, porselein en tafelzilver bevonden zich aan boord alsmede 21.000 tafellakens, 30.000 beddela- kens en 210.000 handdoeken. Polynesië op pier Laat ons eerlijk zijn: de Amerikanen gedragen zich lief voor dit Deltaplan van een schip. In de azuren zee rond pier J. waar het voor eeuwig ligt afgemeerd, wordt olie gevonden en dus komt er het ene booreiland na het andere. Goed, heeft het stadsbesuur van Long Beach gezegd, boor naar Booreilanden, vermomd als Polynesisch paradijs, moeten de illusie van de toeristen in stand houden. Hoe deze machtigste en weelderigste oceaanreus I aller tijden afgemeerd kwam te liggen aan de kade van Long Beach - verankerd in een dok van gewapend beton - is een kort verhaal. De lucht vaart heeft het passagiersschip van weleer de das omgedaan - denk aan onze eigen Joh an van Oldenbarneveldt of aan de Statendam. In 1967 viel de beslissing. De Queen Mary - Hitler bood de bemanning van een U-boot eens een beloning van 1 een miljoen aan om haar tot zinken te brengen J - moest naar de schroothoop. Toen flitste er iets door het collectieve brein van het stadsbestuur van Long Beach. „Laat ons het schip kopen voor schrootwaarde en als toeristische trekpleister gaan exploiteren." Driëneenhalf miljoen dollar verwis- selde van portemonnee en de Queen Mary veran- derde van majesteitelijk zeekasteel in ballentent Kijk - daarom moet James Clifford huilen. Rare tonelen hebben zich afgespeeld aan boord van de Queen Mary. Het logboek gewaagt preuts van orgiën. Per reis werden dan ook 30.000 eieren geconsumeerd en voor verdere versterking der 1 krachten zorgde 400 ton voedsel. Hoeveel barrels drank de feestvreugde verhoogden van de miljo- 1 nairs die de Queen Mary op elke Atlantische oversteek meenam, heeft uw verslaggever helaas niet kunnen achterhalen. Wel weet hij dat er aan boord koelruimte was, gelijkwaardig aan ijskasten voor 15.000 woningen - we hoeven ons dus geen i zorgen te maken over de temperatuur van de champagne waarmee de passagiers elkaar plach ten te bespuiten. Een pretschip - de Queen Mary. Maar tegelijk een nautisch pronkstuk zonder weer ga - laat 'ons daarom toch maar dank zeggen aan het stadsbestuur van Long Beach dat haar voor het nageslacht gaat behouden. De voorste van de drie schoorstenen is zo groot dat er gelijktijdig drie locomotieven in zouden kunnen rondrijden, i Meer dan 10 miljoen klinknagels, groot als zegel- J ringen, houden de romp bij elkaar. Langer dan I de Eiffeltoren hoog is. 100 kilometer tapijt. 225 vierkante meter glas in de 2000 patrijspoorten. Niet alleen gescheiden katholieke en protestantse i kapellen had de Queen Mary, maar zelfs een synagoge. Alleen de machinekamer al waar de motoren met hun 200.000 paardekrachten werden aangedreven, vergde een bemanning van hartelust. Eén voorwaarde echter: aan niets mogen de bezoekers van de Queen Mary zien dat de eilanden booreilanden zijn. Kijk: dan blijkt de pienterheid van de Amerikanen. Want wat deden de oliemaatschappijen. Ze namen architecten in de arm die plastic palmen ontwierpen alsmede precies op sjieke hotels lijkende omhulsels voor de boortoren, 's Avonds is er magnifieke verlich ting in zuurstokkleuren op kunstmatige waterval len. Het lijkt of de Queen Mary zojuist de ankers heeft uitgeworpen in een Polynesische archipel waarvan de Polynesiërs zelf nooit hadden durven dromen. Zo verbijsterend is het effect dat de directie van het Hiltonconcern - ook pienter - pal naast de Queen Mary een vijf-sterren-hotel heeft neergepoot in Hawaiiaanse stijl, alleen zijn daar de palmen echt. Zou Samuel Cunard het hebben durven verzin nen?. Toch legde hij de kiem voor wat daar in Long Beach nu allemaal aan krankzinnigs gebeurt. Een schepengek - alleen zonder een cent. In 1838 emigreerde hij van het Amerikaanse Halifax naar het Schotse Glasgow (omgekeerde wereld) waar hij eindelijk gehoor vond voor zijn ideeën. l\vee jaar later liep de Britannia van stapel, de eerste van een fameuze reeks stoomboten die Amerika en Europa met elkaar zouden gaan verbinden; we noemen slechts de Lusitania. Ter vergelijking: zo groot is de Queen Mary uitgevallen dat de Britan nia met gemak in een van haar drie schoorstenen zou hebben gepast. Samuel Cunard stichtte dus de rederij Cunard Lines en de rederij Cunard Lines besloot in 1926 het schip aller tijden te gaan bouwen. Nummer 534 kreeg het project. Men maakte zestien verschil lende modellen om proeven mee te kunnen nemen in tanks. Meer dan 7000 tests - waaronder naboot singen van orkanen - werden uitgevoerd voordat de uiteindelijke vorm van de Queen Mary kwam vast te staan. En toen - de grote economische wereldcrisis van 1931. Het werk werd stopgezet. Maar het gigantische project had de harten van het Britse volk gestolen. In 1934 leende het Parle ment Cunard Lines 9,5 miljoen pond om d'e Queen Mary te voltooien en op 26 september van dat jaar werd ze te water gelaten - hetgeen wel even betekende dat er in Southampton, Cherbourg en New York speciale dokken moesten worden gebouwd als keurslijf voor haar overweldigende omvang. Beroemdste koningin Hoe „nummer 534" aan zijn uiteindelijke naam kwam, is een verhaal apart en zal menigeen tot meesmuilen stemmen. Traditie bij Cunard Lines Dankzij Long Beach blijven de twaalf dekken van de Queen Mary bevolkt. Meer dan 300 meter schip - langer dan de Eiffeltoren hoog is. was dat de namen van alle schepen eindigden op „ia" (Acadia, Caledonia, Columbia, Lusitania, om er een paar te noemen). Wat zou dus passender zijn dan de nieuwe koningin van de zee te vernoe men naar de grootste koningin die Engeland ooit gekend en wier naam nog met „ia" eindigde ook: koningin Victoria? Om dit te doen was echter de toestemming nodig van de regerende Britse vorst, zijnde George V. Dies toog sir Percy Bates, de toenmalige president-commissaris van Cunard Li nes, in zijn zondagse pak naar Buckingham Pala ce. .Majesteit", sprak hij, „zou het Uw Hoge Instemming kunnen hebben wanneer we nummer 534 de naam gaven' van Engelands beroemdste koningin?" Koning George V, menende dat zijn eigen vrouw werd bedoeld, antwoordde eenvoudig: „Beste kerel, dat vind ik een schitterend idee." Zo geviel het dat de Queen Mary niet de Queen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1975 | | pagina 17