ons
land
weer
van
wind
leven?
MILJOENEN-
ONDERZOEK
VIJFJARIG
In ons land wordt het windaanbod al
gemeten door het KNMI, bijvoorbeeld met
deze meteorlogische toren van 215 meter
hoogte bij Cobauw.
DEN HAAG - In het midden
van de vorige eeuw telde ons
land nog 9000 windmolens. Zij
hadden een onmisbare taak. Zij
maalden het graan, zaagden
hout en hielden de waterhuis
houding keurig op peil. Zonder
molens waren polders een onbe
reikbaar ideaal geweest Met de
opkomst van de stoommachine
werd de molen van z'n plaats
gedrukt. De tand des tijds be
gon driftig aan de statige mo
lens te knagen en houtworm
vrat zich een weg naar de tota
le vernietiging:. Sinds enkele de
cennia proberen goed-willende
amateurs nog te redden wat er
te redden valt. Maar zij hebben
niet kunnen verhinderen, dat
het molenbestand is teruggelo
pen tot zo'n 900 exemplaren
waarvan slechts enkele nog
operationeel zijn. Maar ook die
operationele molens hebben
slechts een cultuur-historische
functie. Zij zijn van geen enkel
belang meer voor het maat
schappelijk gebeuren in ons
winderige polderland; zij wor
den gekoesterd als curiositeit,
als eerbetoon aan een voorbij
verleden. Het kan immers niet
meer bestaan, dat de broodpro-
duktie afhankelijk is van de
wind. Vroeger ging dat nog erg
gemakkelijk. De boer stak 's
morgens in alle vroegte een
natte vinger in de lucht. Waai
de het, dan kon hij naar de
mulder. Waaide het niet, dan
was er die dag geen meel en
dus geen brood. Toen kon dat
nog. De mensen aten dan ge
woon wat minder, ze waren im
mers aan een hongerig gevoel
gewend! Thans is zoiets on
denkbaar. Brood is in Neder
land een even normaal ver
schijnsel als lucht, wind en wa
ter.
Toch zijn die molens nog steeds
uniek. Waar anders in de wereld
werd immers op een dergelijk
grote schaal gebruik gemaakt
van kosteloze windenergie? Dat
mogelijke benutten van winde
nergie steekt thans weer de kop
op. Is het mogelijk ook in onze
welvaartsstaat de wind te benut
ten als energiebron? Over dat
probleem heeft onlangs
groep deskundigen, bijeöif
bracht in de Voorber&tdr 0
Groep Windenergie, zich g<
gen. Zij brachten een rapp r-
uit waarin werd gepleit om et:>
uitgebreid onderzoek naar win
denergie te beginnen. In dat
rapport gaf men ook een voor
beeld aan, op welke wijze zoiets
zou kunnen worden gedaan.
Men sprak van 5000 windturbi
nes (een soort molen met een
andere naam om een duidelijk
onderscheid te maken met de
conventionele molens die zo
fraai prijken op de Delftsblau
we borden). Elk zou op een ste
vige voet van zo'n tien meter
hoog een windturbine dragen
met een diameter van zo'n vijf
tig meter. Een totale hoogte der
halve van zo'n zestig meter.
Vijfduizend van dergelijke toe-
bellen zouden vijftien procent
het totale Nederlandse
Een „hoepelvormig" experimenteel model van een windturbine met een vertikale as; dit model heeft een diameter
van 1,4 meter, en staat bij Fokker in Amsterdam.
heid van onze energieverslin
dende maatschappij had aange
toond. De LSEO analyseerde
een reeks energieproblemen en
vatte ze samen in een eerste
rapport. Er zal ook nog een
tweede deel verschijnen, waarin
onder meer wordt ingegaan op
mogelijke energiebesparingen.
In dat eerste rapport werden als
mogelijke alternatieven voor de
schaarser wordende fossiele
energie genoemd: geothermi
sche energie, getijdenenergie,
zonne-energie en windenergie.
Het benutten van geothermische
energie is in ons land zeer on
aantrekkelijk. Er zijn wel warm
waterbronnen, bijvoorbeeld on
der het Westland, maar exploi
tatie van deze hoeveelheden wa
ter is zeer moeilijk. Het water
zit niet in een grote hoeveelheid
bijeen, zit erg diep onder de
grond en is verschrikkelijk zout'
En waarom zou men geothermi
sche energie gaan gebruiken
terwijl we al zoveel warmwater
zomaar wegwerpen omdat er
geen bestemming voor is. Bij.
voorbeeld door industrieën en
elektriciteitscentrales? Daar is
het warme water dan niet eens
zout en tevens direct aan de
oppervlakte.
Voor wat de getijdenenergie be
treft valt er voor Nederland
ook weinig eer te behalen. Het
benutten van eb- en vloedstro
men heeft weinig rendement
omdat de stroomsterkte en
hoogteverschillen slechts gering
zijn. In het buitenland heeft
men daarvoor betere geografi
sche mogelijkheden. Zonne-
energie lijkt wel mogelijk te
zijn. Drs. Van der Wart: „Er zal
zeker ook een onderzoek naar
het mogelijk benutten van zon
ne-energie moeten komen. We
hebben dan wel niet zoveel zon
in Nederland als in de landen
in de tropen, maar toch zijn er
mogelijkheden".
Het benutten van windenergie
sprong eruit.. Nederland be
schikt in ruime mate over wind.
Door onze ligging is die wind
veel meer aanwezig dan in an
dere landen. Dat begreep men
vroeger al, vandaar die duizen
den wiekdragers in de negen
tiende eeuw.
Nu is er in Nederland al eerder
geprobeerd om windenergie om
te zetten in elektriciteit. Op Te
xel werd de antieke molen „De
Traanroeier" omgebouwd tot
elektriciteitscentrale. Dit hobby
achtige project ging van start in
1965, maar werd twee jaar gele
den definitief stilgelegd. De ge
nerator leverde tussen de 30.000
en 40.000 kWh per jaar, een te
geringe hoeveelheid om de ex
ploitatie rendabel te maken.
Daarbij bleek, dat de construc
tie van de molen niet in staat
was de extra-aangebrachte
voorzieningen te dragen en
zorgde de Traanroeier volop
voor storingen van televisietoe
stellen van de omwonenden.
„De bestaande molens zijn vol
ledig ongeschikt om een rol te
krijgen in de vergaring van win
denergie. Daarvoor zijn geheel
andere apparaturen nodig. De
opgewekte energie moet immers
in grote hoeveelheden en goed
koop op de markt gebracht kun
nen worden. In het buitenland
worden al windturbines ver
vaardigd. Iedereen kan die din
gen kopen. Maar de energie die
een dergelijk apparaat levert is
tien tot honderd keer zo duur
als de energie waarover we
thans vrijelijk kunnen beschik
ken. Onze conventionele energie
heeft momenteel een kostprijs
van zo'n vijf cent per kWh. Vol
gens berekeningen die eerder in
Nederland zijn gemaakt, waar
bij uiteraard ook resultaten van
onderzoekingen in het buiten
land zijn betrokken, zal winde
nergie een vermoedelijke kost
prijs van 10 cent per kWh krij
gen. Maar misschien kan het
nog goedkoper". Wat zal het on
derzoek dat vijf jaar duurt alle
maal moeten doorvorsen? Ten
eerste moet bekeken worden
waar de windturbines zouden
kunnen worden geplaatst. Daar
voor zal het KNMI een uitge
breid onderzoek moeten ver
richten om aan de weet te ko
men, waar het flink en vaak
waait Voor wat het vasteland
betreft zijn er al veel gegevens.
Maar het onderzoek zal zich
moeten uitstrekken tot het IJs-
selmeer en het continentale plat
op de Noordzee. En alle metin
gen moeten verricht worden op
verschillende hoogten. Dan zal
ook onderzocht moeten worden
welk type windturbine het beste
resultaat oplevert. De Voorbe
reidingsgroep had twee types
voor ogen. Een propellerachtig
geheel op een horizontale as, of
een rotorachtige turbine in de
vorm van een kolossaal „schoe
penrad" of een soort koepel op
een verticale as.
De constructeurs van de toe
komstige windturbine zullen re
kening moeten houden met tal
van factoren. Zo zal de turbine
zowel bij een zware belasting
(storm) als bij een lichte belas
ting (zomerbriesje) moeten kun
nen draaien. En op het bovenste
deel van de turbine komt altijd
veel meer druk te staan, omdat
het daar harder waait dan
dichtbij de grond.
Hoe zal de opgewekte energie
kunnen worden ingevoerd in het
bestaande elektriciteitsnet? Ook
dat is een probleem van de eer
ste orde. Want het zal een fluc
tuerend aanbod worden. Een
hoog aanbod bij veel wind, een
klein aanbod bij weinig wind.
En het energieverbruik blijft ge
lijk. De industrieën en huishou
dens in Nederland zullen niet
bereid zijn elektriciteit te mis
sen omdat het toevallig niet
waait Om dat probleem op te
lossen zijn voorzieningen nodig.
Hoe kan men bij veel wind over
tollige energie „opslaan" om die
bij een gering aanbod te kunnen
gebruiken. De ideeën daarover
lopen ver uiteen. De overbeken
de accu's zijn onbruikbaar om
dat ze niet voldoende capaciteit
hebben en er zelfs niet eens
voldoende lood op aarde zou
zijn om de noodzakelijke aantal
len accu's mee te vervaardigen.
Het ontleden van water in zuur
stof en waterstof is ook een
punt van overweging. Maar bij
een latere verbranding van het
opgeslagen waterstof zal zoveel
energie verspild worden, dat
van het potentiële aanbod in de
wind slechts een geringe hoe
veelheid overblijft. Andere lan
den, die hoogteverschillen in
hun grondgebied kennen, kun
nen op een andere wijze gebruik
maken van water. Zij kunnen
overtollige energie gebruiken
om water naar een hoog gelegen
reservoir te pompen om zo een
soort stuwmeer te laten ont
staan. Als er dan gebrek aan
wind is, dan laat men het water
weer omlaag stromen en wekt
electriciteit op door de genera
tor te laten werken via een
schoepenrad in dat neerstro
mende water (witte steenkool).
In Nederland kan dat niet Van
daar ook dat de Voorbereidings
Groep zeker niet uitsluit, dat bij
een windturbine ook een con
ventionele installatie op brand
stof staat die het aanbod con
stant houdt door bij minder
windaanbod direct in te sprin
gen.
En al die bovenstaande proble
men zijn nog slechts een deeltje
van de moeilijkheden die de on
derzoekers in de komende vijf
jaar zullen ontmoeten.
Als de regering snel de benodig
de gelden voteert dan zal spoe
dig begonnen worden met het
windenergie-onderzoek. Kampt
het rijk met grote tekorten, dan
wordt het onderzoek wellicht
een jaartje of wat langer uitge
steld. Maar uitgevoerd moet het
onderzoek volgens de deskundi
gen zeker worden. En dan is het
wellicht mogelijk dat voor het
jaar 2000 Nederland opnieuw
duizenden „molens" telt Dan
zijn het wel niet de pittoreske
bouwsels die de schilders immer
boeien, maar moderne machi
nes, misschien op pijlers in zee,
of staande in het IJsselmeer, op
de duinenrij of Maasvlakte.
Maar dan is Nederland weer
een land van molens geworden.
Het landje aan de zee, dat terug
keert in de eeuwen en opnieuw
de wind als energiebron heeft
ontdekt
WIMBUIJTEWEG
Nederland koestert zijn
laatste molens, zoals hier in
Stompwijk.
Een ontwerp voor een windturbine met een „schoepenrad" op een vertikale as,
afkomstig van de Groningse universiteit.
grondoppervlak aan ruimte no
dig hebben, hoewel uiteraard
rondom de voet van een derge
lijke turbine gewoon geleefd en
gewerkt kan worden.
Diè 5000 turbines zouden een
enorme hoeveelheid grond be
heersen, maar de revenuen kun
nen dan ook navenant zijn. In
het aangehaalde voorbeeld zou
den de turbines ^gezamenlijk
twintig procent van het Neder
landse elektriciteitsgebruik voor
hun rekening kunnen nemen.
Ongeveer evenveel als door alle
inwoners tezamen aan elektrici
teit wordt gebruikt in de wo
ning. Zowat vijftien keer zoveel
als jaarlijks wordt verbruikt
door openbare verlichting. Een
niet te versmaden hoeveelheid,
die een besparing aan energiele
verende brandstof van vier pro-
qent zou opleveren.
Maar voor het zover is, moet er
nog heel wat gebeuren. De pro
blemen die met het eventueel
benutten van de windenergie ge
paard gaan, zijn dermate com
plex dat de top van de Neder
landse wetenschap jaren nodig
zal hebben om alle problemen
eens vakkundig te onderzoeken.
Vandaar ook de aanbeveling in
Drs. R. van der Wart.
het rapport van de Voorberei
dings Groep om een onderzoek-
periode van vijf jaar vast te
stellen en een bedrag te voteren
van zo'n vijftien miljoen gulden
om dat onderzoek te kunnen
uitvoeren. Maar ook nu al twij
felen velen eraan of windener
gie ooit een haalbare zaak zal
kunnen worden.
„Maar dat wilden we ook niet
aantonen", zegt dr. R. van der
Wart, secretaris van het project
Voorbereidings Groep Winde
nergie en in het dagelijks leven
een der wetenschappers van het
Reactor Centrum Nederland dat
z'n kantoor heeft in een statig
pand aan de rijk van lover voor
ziene Scheveningseweg in Den
Haag. „We hebben ons alleen
gebogen over de vraag wat zo'n
onderzoek naar windenergie al
lemaal zou moeten bevatten.
Wat moet precies uitgezocht
worden en hoe moeten de resul
taten gecoördineerd worden.
Om dat op een rij te zetten was
de Voorbereidings Groep Win
denergie geformeerd. Een ande
re taak hadden we niet. Zeker
niet om vast te stellen of het
benutten van windenergie mo
gelijk is. Dat zal uit het onder
zoek moeten blijken".
De groep waarvan de heer Van
der Wart als secretaris fungeer
de werd in het leven geroepen
door de Landelijke Stuurgroep
Energie Onderzoek (LSEO), een
stuurgroep die door minister
Trip werd ingesteld nadat de
oliecrisis rond de jaarwisseling
'73—'74 keihard de kwetsbaar-