De de kleermaker en vingerhoedjes Roofbijen rukken op in Westelijk halfrond Juniorhoek DE AVONTUREN VAN PIET POTLOOD Lucky Luke Rails door de prairie ZATERDAG 5 JULI 1975 LEIDSE COURANT PAGINA 10 BA 24 I f f) 54/7 «fPIB Er was lang geleden eens een kleermaker, die zó vlug met naald en draad werkte, dat je niet kon zien hoe zijn vingers dat klaarspeelden. Alleen als hij een leerling opleidde, deed hij een paar steekjes langzaam voor: met duim en wijsvinger stak hij de naald in de stof, met de vingerhoed aan de middel vinger gaf hij de naald een ste vig duwtje; dan trokken duim en wijsvinger de naald aan de punt weer uit de stof: klaar was het steekje. .Heb je het gezien?" vroeg hij de leerling, „Probeer het dan maar". En terwijl de leerling priegelde, vloog de naald van de meester weer om hoog en omlaag. Zijn vingers repten zich weer zo vlug als die van een muzikant op de snaren van zijn viool bij het spelen van juichende loopjes. De kleermaker zat de hele dag voor zijn raam in het heldere licht Nu en dan moest hij zijn ogen rust geven en liet hij de blik dwalen naar de tuin, die zijn enige liefde was naast het werk. Op wintermorgens kon die tuin betoverd lijken wan neer bomen en struiken, met dikke rijp bedekt, schitterden als kristal. Op sombere dagen zag hij de zwarte boomstammen druipend afsteken tegen de wit te sneeuw. Maar in de lente piepten sneeuwklokjes en cro- cussen uit de grond, het gras kwam te voorschijn, jonge blaadjes sprongen uit de takken en hingen lichtgroene sluiers in de lucht waartussen dotten bloe sems straalden en vogels tiere lierden. 's Zomers vlamden gele, rode, blauwe, paarse kleuren in zijn tuin en hun geuren dreven naar binnen. Daarna kwam de herfst met razende regen en bla zende wind. Blaren vlogen door de lucht het jaar was om. Wat maakte die kleermaker zo'n jaar lang? Hij knipte en naaide uit roomwitte stof de jassen voor fiere jongemannen, die ze aantrokken voor dansfeesten en bruiloften. Hij knipte uit zwart laken de broeken die zo sierlijk poffen boven de laarzen, waar mee ze al dansend op de grond stampten of als dappere ruiters op hun paarden galoppeerden. Maar nog vóór hij de schitteren de pakken aan zijn klanten afle verde, kregen drie zusjes uit zijn dorp die kleren onderhanden. Deze meisjes maakten er prach tige borduursels op langs de randen en rondom de zakken. De kleermaker was heel tevre den over die borduursels. Toch had hij één aanmerking: de meisjes werkten hem te lang zaam, ze konden hem niet bij houden. „En weet je hoe dat komt?" zei hij streng, „Je ge bruikt geen vingerhoed". De meisjes antwoordden: „Wel nee, daar ligt het niet aan. Wij werken heel gewoon, maar jij werkt veel te vlug. Dat komt omdat je geen kleermaker bent, maar een tovenaar". Over die vingerhoeden bleven ze altijd een beetje kibbelen. Toen zei de kleermaker op een dag: „Zeg mij wat voor vingerhoedjes jul lie willen hebben en ik zal ze geven. Zo zul je eindelijk zo vlug borduren als het hoort". De zusjes dachten na en om de haastige kleermaker te plagen, zei de oudste: „Een van zilver!". Want dat was heel duur. De middelste wilde hem nog meer voor de gek houden en riep: „Eentje van goud". Het jongste meisje wist niets te vra gen. Eentje van diamant? Dat was niet aardig meer. Toen dacht ze aan de koning, die was omgeven door zilver, goud en diamant. Maar de koningsman tel had een gloeiend purperen kleur. En zij zei: „Ik wil een purperen vingerhoed". „Mal kind", zeiden de oudste twee, „een purperen vingerhoed bestaat niet eens." De zusjes gingen naar huis en aan het werk. Zonder vingerhoed na tuurlijk. En de kleermaker dacht na over de wensen van de meisjes, terwijl zijn naald door de stof vloog. Toen zijn ogen *ll53 weer even moesten rusten en zijn blik door de zomertuin dwaalde, zag hij in de verte tegen de heg drie lange takken van zijn prachtige „digitalis" omhoog steken. De takken van die geliefde plant waren slank en licht gebogen zoals de hals van een zwaan die naar de he mel kijkt. Ze waren rondom dicht bezet met bloemen: onder aan gloeiden tientallen klokjes, zacht wiegend in de wind. Het was een wonder dat ze niet klin gelden met een lichte toon. De belletjes hadden zachte maar sterke bloemblaadjes en hun kleur was fel purper! Halverwe ge de tak werden de klokjes kleiner en hun tint fletser, heel zacht roze. Maar in de gele zon neschijn leken ze eerder van goud. De knopjes aan de top van de sierlijke takken waren nog niet ontloken. Ze bleven nog juist gevangen in hun groe ne schutblad, morgen zouden ze openbarsten, maar vandaag glansden ze nog pas zilverig De kleermaker liep zijn tuin in, naar de mooie takken die reik ten tot zijn schouder. En voor het eerst zag hij dat de klokjes precies op vingerhoedjes leken. De onderste purperen waren wel groot genoeg voor de vinger van een reus! Maar de middel ste, de bleekroze met gouden schijn, zouden hém wel op de middelvinger passen. Nog hóger aan de tak kijk, daar sprong zo'n zilverwitte knop juist open en het tuitje leek geschapen voor een fijne meisjesvinger. Toen dacht de kleermaker: „Ik snijd ze af, alle drie. En ik breng ze aan de bordurende zusjes. Zouden ze van deze bloe men niet kunnen leren om voor taan vingerhoedjes te gebrui ken? Om mij eindelijk bij te houden in het werk?" Hij sneed ze af en bracht ze bij de meisjes met de vraag: „Wie kan raden wat ik hiermee bedoel?" Maar hij wachtte niet op antwoord. Het oudste meisje nam een tak en zei: „Wat mooi! Net de hals van een zwaan die naar de he mel kijkt". Het middelste meisje zei: „Wat een lieve klokjes, zo dadelijk klingelen ze en maken een muziekje". Maar de jongste hield haaf mond. Haar ogen za gen eerst de onderste bloemen: PURPER Toen klom haar blik omhoog naar de bleekroze klok jes door zon overgoten: GOUD! Tenslotte keek ze naar de knop pen waarvan de schutblaadjes opensprongen en de kelkjes zil verwit glansden: ZILVER! Zij sloeg de handen ineen en riep uit: „Honderd vingerhoeden aan één tak, in zilver, goud en pur per!" De zusjes lachten haar uit en zeiden: „Je kunt beter bordu ren zónder vingerhoed dan met Maar het meisje hield vol: „Ik heb één vingerhoed van purper gevraagd en er wel honderd ge kregen. Nu moet ik de kleerma ker wel het plezier doen en voortaan met een gewoon benen vingerhoedje werken". Dat deed ze. En al gauw leerde zij er zo goed mee om te gaan, dat ook héér naald vliegensvlug door de stof ging terwijl haar middelvinger met de vingerhoed de naald aanschoof. Zij maakte niet alleen steeds sneller, maar ook steeds mooier werk, in kleu rencombinaties van purper, goud en zilver. De roomwitte pakken en zwart lakense broe ken van dansende, rijdende en trouwlustige jongens werden door haar van zóveel schoon heid voorzien dat de klanten van heinde en verre toestroom- Het is best te begrijpen dat zij trouwde met de kleermaker en dat hij het mooiste trouwpak droeg dat men zich denken kan. En het ligt voor de hand dat de kleermakerij van die twee wijd en zijd beroemd werd. Maar wat ik eigenlijk vertellen wou: Sindsdien wordt „digitalis", de plant met de licht gebogen sier lijke takken vol liefelijke klok jes, VINGERHOEDSKRUID ge noemd. De vier mannen die op deze tekening staan, hebben een van de voorwerpen nodig die eronder staan. A. is een soldaat, B. een keurige heer, C. een musketier en D. een dokter. Wat gebruiken zij? Teken dit leuke beest na, groter dan het hier staat, op een niet te dik stukje karton, wit als het kan. Als je niet zo goed kunt tekenen, kun je het dier ook overtrekken met een stukje car bonpapier, oftewel een blauwtje als je dat beter verstaat. Dan de hele zaak uitknippen, bij A en bij B. een snee maken. Buig het deel vanaf B. naar achteren, het deel bij D. ook en vervolgens bij C. Op het stukje onder D. heb je twee ogen getekend. Let erop dat je het precies doet want dat beest wil ook wel goed kunnen kijken. Het stukje met de ogen stop je door de snee bij B. naar A. Het lijkt ingewikkeld maar het wijst zich vanzelf. Als je nu op het beestje drukt, gaan de ogen rollen. Probeer het maar eens. Oplossing Oplossing vorige week: Tekening D past precies in het gat van het struisvogelei. Als je ooit een schip ziet. dat een naam draagt die met Bel begint, weet je niet alleen dat het een schip van een maatschappij uit Noorwegen is, maar ook een schip dat hele zware ladingen vervoert. Die rederij, waarvan de schepen zijn, vervoert lokomotie- ven, sleepboten en andere heel zware dingen. In alle havens ken nen ze dan ook de „Belsche- RIO DE JANEIRO (UPI) Mil joenen Afrikaanse roofbijen trekken over het Zuidameri- kaanse vasteland noordwaarts en dreigen in de nabije toe komst Noord-Amerika binnen te vallen. Dit hebben Brazi liaanse functionarissen gezegd. Zij hebben al 200 mensen en duizenden dieren gedood. De bijen kunnen met bepaalde in secticiden worden bestreden, maar zij zijn ongevoelig voor elke landschaps- of klimaats- grens, en nestelen zich vrijwel Zij hebben zich verspreid over Brazilië, Argentinië, Bolivia tot in Frans Guyana. Onweerstaan baar lijken zij naar de Verenig de Staten op te rukken. Een woordvoerder van het Bra ziliaanse ministerie van land bouw zei dat de roofbijen een trek van ongeveer 32 kilometer per jaar hebben en binnen ze ven tot tien jaar Mexico en de Verenigde Staten zullen hebben bereikt De Afrikaanse roofbij is in 1956 in Zuid-Amerika ingevoerd door professor Warwick Estevao Kerr van de medische faculteit Ribeirao Preto in Sao Paolo. Hij wilde met, deze Afrikaanse roof bijen, die 25 tot 100 procent meer honing produceren dan de Zuidamerikaanse, een soort kweken die evenveel honing maakt als 'de Afrikaanse bij, maar die veel ongevaarlijker is. In 1957 verwijderde iemand pèr ongeluk de afscherming rond de experimentele kolonie en 26 bij en ontsnapten. De ontsnapten vermengden zich met andere soorten waardoor een bastaard- bij ontstond die even agressief is als de Afrikaanse. Volgens professor Kerr behoren zij tot de snelst geïrriteerde bij en die de mens kent. Zij vallen in groten getale aan. Een studie van het ministerie van land bouw heeft aangetoond dat een eenmaal geprovoceerde Afri- .kaanse bij een mens onafgebro ken aanvalt waarbij hij gemid deld 60 steken per minuut toe brengt. Deze aanval kan twee uur duren. Verscheidene duizen den bijen zullen een slachtoffer tot meer dan 100 meter van hun nest achtervolgen. Driehonderd steken zijn voldoende om een mens te doden. Zij ontsteken in woede door geluid en andere trillingen, de geur van alcohol en door de kleur zwart. BOEKENTIPS Vaderland in de verte. Auteur: Annie Romein-Verschoor. Uit gave: Querido Amsterdam. Het turbulente leven van Hugo de Groot en zijn vrouw Maria van Reigersberch is het onder werp van de roman „Vadrland in de verte", waarmee Annie Romein-Verschoor haar roman debuut maakte. Het geeft een indringende beschrijving van De Groots leven als wonderkind en als ongewild slachtoffer van de godsdiensttwisten, waarbij uiteraard zijn gevangenschap in en zijn ontvluchting uit Loeves- tein breed worden uitgemeten. De zeer spitse stijl van de schrijfster zorgt voor een even leesbare als meeslepende bio grafie, die ondanks enkele al te geromantiseerde passages een goed beeld geeft van de Neder landen in het midden van de 80-jarige Oorlog. Het boek, waarvan nu een herdruk is ver schenen, werd in 1948 bekroond met de prozaprijs van de ge meente Amsterdam. Er verschijnen gelukkig steeds weer herdrukken in ons land van meer of minder bekende boeken. Bij de Bezige Bij te Amsterdam verschenen zo Drie Drama's van W. F. Hermans, waarin hij in toneelvorm ge stalte tracht te geven aan zijn kijk op leven en mensen. Datzelfde doet Gerard Walschap in De Fran^aise, dat tragisch verhaal van godsdienst, seks en misverstand, dat handelt ovet de platonische liefde van Cel en Martine. Het verscheen bij Que. rido te Amsterdam, waar ook de bekende reeks van herdrukken, de Salamanders, uitkomt In die reeks kan men nu terecht voor de aangrijpende Brieven aan mijn kleinzoon van Abel J. Herzberg, het leven in de onder- wereld: Aan de grond in Lon den en Parijs van George Or well, De avonturen van Bazip Zeehok, diens daden en soms lichtzinnige liefdes beschreven door C. Buddingh', de tweede roman van Bea Vianen: Straf hok, waar men zich in Parama ribo's Gravenstraat waant waarin de tragedie van de zwar te homo Raymond van de Berg wordt beschreven en De Raads man van H. J. Friedericy, die ons, op zijn stijlvolle manier, verplaatst ergens in het land van Makassar. Paulus de Boskabouter DE BOEBOMEN 0-17 „Hodeliee!" jubelde Paulus. naar hem wilde luisteren, Sloeg Salo- Dat is toch helemaal geen punt. In „Eindelijk weer eens een kabouter mo ook maar aan het springen, ter- dit grote bos gebeurt bijna nooit op bezoek!" „Daar krijgt ie het wijl hij riep: „Hela Paulus, vergeet iets". „Hm", deed Salomo. „Boven- weer", bromde Salomo, „de spring- die belofte nou niet". Palus bedaarde dien", herman Paulus, „niemand koorts!" Omdat hij uit ervaring wist meteen. „Je bedoelt van die avontu- weet dat Pieter komt. Als jij tenmin- dat Paulus in deze toestand amper ren die Pieter niet mee wil maken? ste je snavel niet voorbij praat". Suske en Wiske Beminde Barabas C. Oargaud S. A.—1975

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1975 | | pagina 10