Den Haag hoeft door de spreiding niet te verkommeren Reclame makers in de houdgreep MINISTER GRUUTERS: biJ Martin van Amerongen doet boekje open over praktijken van reclamemensen DONDERDAG 12 JUNI 1975 LEIDSE COURANT, PAGINA 7 Commissaris der koningin mevrouw mr. A. P. Schilthuis van Drenthe en haar collega mr. E. Toxopeus van Groningen tijdens een persconferentie, waar zij op de Kamerdebatten over de spreiding van rijksdiensten reageerden. „Over de vraag of er al dan niet 6500 rijksambte naren en arbeidsplaatsen naar het noorden en zuid en van ons land overge plaatst moeten worden viel sinds 1973 geen in spraak meer te leveren. Dat besluit stond vast; het gesprek erover met de Tweede Kamer was afgesloten. De inspraak kon alleen nog maar gaan over het „wie en hoe" van die verplaat sing". Met deze woorden heeft minis* ter Gruijters van Volkshuisves ting en Ruimtelijke Ordening zich gisteren afgezet tegen de kritiek, die met name vanuit Den Haag is geuit op wat men „het niet luisteren naar onze argumenten" noemde. De be windsman voegde aan zijn reac tie op de Haagse kritiek overi gens wel toe, dat Den Haag „het goed recht heeft om argu menten aan te dragen voor een hernieuwde bezinning op het spreidingsbesluit". Volgens hem heeft een dergelijke her overweging wei degelijk plaats- Minister Gruijters in actie tijdens het nogal pinnige, door gevonden. Men is daarbij echter vee| interrupties getekende antwoord van de regering in tdtT„dSrnC",SieS eel"*" het spreidingsdebat. Volgens de minister is de sprei ding voor een goede ruimtelijke ordening in het Haagse stadsge west, waaronder ook Leiden en Delft zijn begrepen, onvermijde lijk. Zelfs als men het aantal arbeidsplaatsen en woningen in het stadsgewest niet verder te laten groeien zouden er op den duur grote ruimtelijke proble men rijzen, zo betoogde de heer Gruijters. Dat is vooral het ge volg van de gezinsverdunning en de stadsvernieuwing". Gruijters werd hierbij gesteund door zijn collega Lubbers van Economische Zaken die ver klaarde dat de economische gol- gen van de spreiding voor Den Haag en omgeving „niet gering, maar wel verantwoord" zijn. De minister merkte voorts op, dat de tweede fase van de sprei ding op deelijkere studie zal moeten stoelen dan bij de eerste fase het geval is. De regering heeft de knoop van de eerste fase echter snel moeten door hakken gezien de economische problemen in het noorden en in Limburg, en de verstopping van de Randstad, zo betoogde de heer Gruijters. Hij gelooft, dat Den Haag door de spreiding niet hoeft te ver kommeren. ij streven juist naar nieuwe bloei door een her structurering die moet leiden tot minder arbeidsplaatsen, maar dan wel arbeidsplaatsen van een zo hoog mogelijk, interna- tiojaal niveau. De rijksoverheid doet daaraan al van alles", al dus de minister. Hij verwees daarbij o.m. naar de bouw van een nieuw ministerie van Bui tenlandse Zaken, een nieuw Rijksarchief en een nieuwe Ko ninklijke Bibliotheek. „Dat alles zal nog deze kabinetsperiode van de grond komen. Op de plaatsen die op die manier leeg komen zal waar mogelijk woon ruimte worden geschapen". Ook via forse subsidies, zo stelde de minister, wordt geprobeerd Den Haag tot verdere bloei te bren gen. Eerder gisteren had de overgro te meerderheid van de PvdA zich achter de uitgangspunten van het spreidingsbeleid gesteld. Bij die gelegenheid had de so cialistische woordvoerder H. Wierenga desondanks kritiek geuit op de manier waarop de regering de spreiding heeft aan gepakt „Aan de problemen van donorgemeente Den Haag is bij na niets gedaan. Waarom is er nooit rechtstreeks contact ge legd tussen de regering en de betrokken dienstcommissies van de ambtenaren? Zijn de finan ciële gevolgen voor de betrokke nen wel voldoende doordacht?", waren enkele van die kritische kanttekeningen. De PvdA sloot zich bovendien aan bij het grote aantal partijen dat al grote vraagtekens had gezet achter de overplaatsing van de Topografische Dienst uit Delft naar Emmen. In het alge meen echter is de PvdA-meer- derheid „zonder meer overtuigd van het nut van de verplaatsing van hooggekwalificeerde ar beidsplaatsen naar het noord- Ook de CHU toonde zich in beginsel voor spreiding. CHU- woordvoerder T. Tolman bleek echter veel meer kritiek op de uitwerking te hebben dan de PvdA-meerderheid. Onvoldoen de inspraak, een te eenzijdig op de PTT gericht beleid, en het in de knel komen van de vrijwillig heid voor het PTT-personeel om al dan niet mee te verhuizen vormden de hoofdmoten van die kritiek. Ook vroeg de CHU-er zich af waarom Den Haag vrij wel alleen als donorgemeente moet optreden. De regering kreeg gisteren voorts steun van de PPR, terwijl ook D'66 en het GPV zich, zij het wat gereserveerder, achter het kabinetsbeleid stelden. Te gen verklaarden zich de RKPN, de PSP en de Boeren Partij. Zoals bekend hadden KVP en ARP dinsdag al laten weten geen zwaarwegende bezwaren te hebben tegen de spreiding. i|l' De WD stelde zich toen kriti scher op, maar wees het rege ringsbeleid niet met zoveel woorden af. Tevredenheid noordelijke bestuurders "Als de Topografische Dienst niet naar Emmen komt sullen wij seker om compensatie vragen. Ik soa het seer betreu ren als aan dit deel van de spreldlngsplannen afbreuk soa worden gedaan." Zo heeft de commissaris van de konin gin In de provincie Drenthe, mevrouw mr. A. P. Schilthuis. gisteren gereageerd op de twijfels van veel fracties ln de Tweede Kamer over de vraag of verplaatsing van de Topografische Dienst gewenst Pikante bijzonderheid bij deze uitspraak is, dat mevrouw Schilthuis voor zij in Drenthe werd benoemd, deel uitmaakte van de eenstemmig tegen de spreiding agerende Haagse ge meenteraad. Haar zorg over het eventueel niet doorgaan van de verhui zing van de Topografische Dienst vormde overigens een dissonant in de reacties van noordelijke bestuurders op de Kamerdebatten over de sprei ding. Commissaris der konin gin in Groningen mr. E. Toxo peus toonde zich redelijk te-, vreden, evenals wethouder Warlage van de stad Gronin gen. De heer Warlage deelde mee, dat men, zodra de sprei ding van dc PTT definitief is, in contact zal treden met de Centrale PTT-directie. Men wil zo snel mogelijk een "draaiboek" voor die over plaatsing samenstellen. De noordelijke bestuurders, die deze week bij de regering een lijst van voor de uitvoe ring van de spreiding noodza kelijke maatregelen hebben in gediend, gaan ervan uit, dat de tweede fase van de spreiding beslist vastzit aan de eerste fase, die nu in de Tweede Ka mer wordt behandeld. "Het voornaamste op dit moment i: echter", zo verklaarde men "dat we definitief weten dat we aan de gang kunnen gaan. Wij verwachten dat er met de noodzakelijke bouwwerkzaam heden wel drie jaar heen zal -iq/5. Zeeppoederfabrikanten schuimen de markt af. o Als William Shakespeare slechts twintig seconden de tijd had gehad om op een marktplein de Hamlet aan te prijzen, dan had hij ook niets diepzinnigs kunnen opmerken. Amsterdam Wie zijn ze eigenlijk, die dwarsgebakken doordouwers en kreten- kraaiers, die smeuiige smaakmakers van teevee en waarzeggers, die in ons vader landse reclameland hun gunsten gelijke lijk verdelen tussen kassa, kunst en ko ning klant? Wie zijn ze, de snelgeklede, rapgekapte, fraaibesnorde, goedgebekte sherrydrinkers, die ons HET BETERE LEVEN voortoveren in him fata-morga- na's vol blije botersmullers en dappere huisvrouwen, die de voorwas over dur ven te slaan? Zij vormen de lichtende STER op het smalle levenspad der con sumenten en schragen de opinievorming in onze dagbladen met hun grote laag schuimende boodschap over sluimerende behoeften, die er onder ons volk leven. In het reeds lang ontslapen „Meer Baet, maandblad voor den zakenman en iede reen die belangstelt in reclame" zorgde medewerker Lhomquirit voor enkele om schrijvingen van dit omstreden en steeds invloedrijker vak: „Reclameland is een oord, vol van vrede, eerlijkheid, goede trouw en naastenliefde, zodra alle inwo ners buitenslands vertoeven". En deze: „Een goed idee is dikwijls goud waard voor wie het gapte". Of deze: „De koekoek is het eenige dier, dat eieren legt in anderer nest. Zo meneer, wat u zegt? Nooit van Nederlandsche copywriters ge hoord?" En tenslotte: „Waarom is er zoo- veeltruth in advertising en zoo weinig waarheid in reclame? Omdat men het geen men niet meent, het vlotst zegt in een vreemde taal". In de naoorlogse jaren trok Vance Pac kard opnieuw tegen de reclame van leer in zijn boek „The Hidden Persuaders" (de verborgen verleiders). Hij schilderde daarin het beeld van een maatschappij, waarin de reclame op een steeds geraffi neerder manier de basisbehoeften van de mens zou exploiteren, basisbehoeften als machtsgevoel (het rijden in een auto), als identificatie met beroemdheden (Ook Ava Gardner is dol op Lux), sentimenten naar vroeger (gematerialiseerd in wijn, gedistilleerd en antiek) en onsterfelijk heid (make-up en mode). Ook de Nederlandse theologen dromden verontrust samen in het Driebergse insti tuut Kerk en Wereld, waar professor doktor H. Kraemer tegen een gehoor van medebroeders, ondernemers, journalisten en reclamemakers zei: „De reclame ziet niet zozeer de mens, alswel de consu ment. De vraag is dus: hoe temmen we het beest dat wij zelf hebben losgelaten?" Het was in deze jaren dat sommige recla memakers zich enigszins geremd begon nen te voelen door het feit, dat hun werksituatie weinig verschilde van de doorsnee bankbediende of welke andere employé bij een bedrijf ook. Er was toen in Amsterdam traditioneel het intellec tueel en artistiek centrum des lands sprake van een verhoogde hang naar individualiteit. Het was de tijd, dat meni ge copywriter besmuikt een versje in elkaar knutselde of zichzelf boven het glas moed insprak. „Het was de tijd, dat de copywriters 's morgens om half elf uit de goot moesten worden gehaald omdat de cliënt daar moest parkeren", aldus een ingewijde. In de trendgevoelige reclamewereld was de neiging tot vernieuwing eerder speur baar dan elders. Zij kreeg haar belang rijkste impuls in de oprichting van het reclamebureau Franzen, Hey Veldman, dat de reclamewereld zou biologeren met begrippen als De Democratische Dialoog tussen Marketing, Copy en Art, onderwijl advertenties vervaardigend, die inder daad ongewoon aardig, fraai en weldoor dacht waren. Intussen rukte de stoet der epigonen op, die zich spiegelden aan de succesvolle reclamemakers. Weliswaar verdween langzamerhand veel onzinma- kerij en valse pathos uit de advertentie kolommen, maar helaas restte er nog voldoende om de kritiek op de reclame bijna epidemische vormen te laten aanne men. Een onderzoek uit 1974 taxeerde het aantal mensen, dat weinig of zeer weinig waardering voor de reclame heeft op 65 procent Dit kwam voor een deel, omdat op 2 januari 1967 het fenomeen ether-reclame zijn opwachting had gemaakt De intro ductie daarvan sorteerde een paar op merkelijke effecten. Ondanks het feit, dat de eerste uitgezonden spot er één was, waarin werd gezegd, dat men de krant niet (geen dag) kon missen is sinds die tweede januari 1967 het ene dagblad na het andere door economische ademnood ten onder gegaan. En de reclamewereld heeft zelf, door zich in het stof te buigen voor wat men voor het gouden kalf aan zag, haar houding moeten bekopen met de geconstateerde toenemende onpopula riteit Menig onderzoek heeft namelijk uitgewezen, dat het met name de televisie is geweest, die de reclame met haar slechte naam heeft opgezadeld door de elke dag weer frapperende hoeveelheid nonsens en simplificaties, die er bij el kaar blijken te zijn bedacht. Deze constatering heeft Vrij Nederland redacteur Martin van Amerongen er me de toe gebracht om zijn boekje open te doen over de Reclameman (uitgegeven door De Bezige Bij in Amsterdam). Daar in voorspelt hij, dat de Nederlandse re clamewereld een zware tijd tegemoet gaat. Het economisch klimaat, bedrijfs sluitingen en fusies hebben geen stimule rende invloed op de advertentiebudget ten. Sinds het in 1967 mogelijk is gewor den om zelf reclame te bedrijven hebben een aantal miljoenen omvattende „ac counts" (klanten) de bureau-wereld de rug teruggekeerd: V D, Albert Heyn en postorderbedrijf Ter Meulen zijn daar sprekende voorbeelden van. Bovendien zal in het kader van de Haagse anti-kar- telpolitiek het aantal reclamebureaus hand over hand toenemen. In het midden van de jaren zestig waren het er tussen de 80 en 90. Nu zijn dat er ongeveer 160. Zoals het er naar uitziet zal dit getal toenemen met zo'n tien tot vijftien stuks per jaar: kleine, overijverige, creatieve bureautjes, met graagte knabbelend aan het nauwelijks in omvang toenemende bedrag, dat voor reclame beschikbaar is. Ondertussen blijven de reclamemaker en zijn opdrachtgever dezelfde mentaliteit hebben als hun makkers anno 1935 of anno 1955. Ze zijn nu eenmaal beiden niet gebaat bij een genuanceerd overge brachte boodschap. „Het lijkt of er een heleboel binnen de reclame aan het ver anderen is, maar in feite verandert er niks", stelt Dimitri Frenkel Frank dan ook vast, „ik heb nu zo'n twintig jaar reclame gedaan en ik kan getuigen, dat de reclame zich nauwelijks verder heeft ontwikkeld. Reclameman Karei Sartory voegt daar aan toe: „Het is nog steeds „Lijmen en het Been". Je moet nog steeds de moraal helemaal van je afzet ten". Frenkel Frank besluit dan: „Reclame is noodzakelijkerwijze tot vulgariteit ge dwongen. Als William Shakespeare in 1601 staande op een Londens marktplein, twintig seconden de tijd had gehad om de gemiddelde passant toe te roepen, dat deze die avond naar zijn Hamlet moest gaan, dan had zelfs Shakespeare geen' tijd gehad om iets diepzinnigs te produce ren. Dan had ook Shakespeare zich moe ten behelpen met zoiets als „Komt dat zien, bloedig koningsdrama". „De recla me is nooit ontgroeid aan het eenvoudige, marktschreeuwerige, leugenachtige werk. De reclame is in een vacuüm opgegroeid, in een situatie, waarin zij, door haar opdrachtgevers en door de onderlinge concurrentie, gedwongen werd tot het steeds luider roepen van banaliteiten en het debiteren van halfwaarheden of on waarheden". Martin van Amerongen geeft in zijn ra zend informatieve en onthullende paper back flees dat boek) ook een aantal ana lyses van praktijkgevallen: de wijze waarop Amstel-bier tot een proletarisch genotmiddel werd verheven, een brood- beluste boer oen supermarkt binnenklos- te, limonadefabrikanten dronkemanstaal uitslaan, de buste wordt vergroot, het gezicht wordt bepleisterd en de zeeppoe derfabrikanten elkaar van de markt pro beren af te schuimen. Het zijn stuk voor stuk verhalen, die zich als de beste detec tive-romans laten lezen. Kanttekening van Koning Klants Wim Bosboom: „Dat er zo op reclame wordt gekankerd ligt voor een belangrijk deel aan de waspoe- ders. Die zijn volkomen doorgedraaid. Ze weten niet meer, wat ze moeten beweren. Het is de meest naar spruiten ruikende reclame van deze aardbodem". Eén der scherpste aanvallen op de recla me deed dr. Fokke Sierksma in zijn bundel „Testbeeld". Daarin spreekt hij, van „Een dreigende sluipmoord op de mensheid". „De reclame" schrijft hij, „is een fenomeen, dat reeds in zijn puber teitsjaren een habitueel leugenaartje was, dat nergens voor stond. Dankzij het ge bruik der toegepaste wetenschappen ziet de reclameman de mens steeds meer als een knoedel driften en behoeften, die alleen een geldswaardige functie heb ben". Zal door die stortvloed van kritiek de reclame zijn Januskop dan toch op een goede dag aan de wilgen hangen? Recla meman Hans Ferrée (enfant terrible in zijn vak) waagt het te betwijfelen: „Ver spilling behoort nu eenmaal tot de sterk ste menselijke lusten", constateert hij. „Het lekkere weelderige gevoel van iets verspillen geeft veel mensen een diepere bevrediging dan sex of vraatzucht. Recla me is een distributie-apparaat van illu sies, een supermarkt van gefantaseerd geluk. Alleen al daarom moet de reclame blijven". LEO THURING

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1975 | | pagina 7