Jan
T eu lings
„Sinds de progressieven het voor het zeggen
hebben zijn de schouwburgen leger dan ooit"
MAIGRET
HEEFT
„Ik heb niks tegen het moderne toneel,
maar het moet wel verstaanbaar blijven".
NOG NOOIT
EEN PIJP
GEROOKT
„HET PUBLIEK
HEEFT GEEN
BOODSCHAP AAN
AL DIE HALFWAS
EXPERIMENTEN"
ij Amstelveen Bij de telefonische afspraak
heeft hij er aanvankelijk bezwaar tegen om
de ontmoeting te doen plaats vinden in zijn
e» Amstelveense huis. „Ik heb hier pas een
dame over de vloer gehad, die in haar
verhaal uitvoerig beschreef, hoe vorstelijk
meneer Teulings wel woonde. Het ontbrak
5 er nog maar aan, dat ze de juiste maten van
de kamers, de vestibule en de natte ce' aan
haar lezers doorgaf. Ik krijg langzamerhand
iJ de indruk, dat ik me voor een tribunaal zal
•9 moeten verdedigen. Dat ik haarfijn dien uit
te leggen, hoe ik zo'n stek kan bekostigen.
Maar als ik zeg: „ik heb me rot gewerkt
heren. Eerlijk. Ik heb in honderden stukken
gespeeld, ik heb veertig stukken vertaald,
regies gedaan, gefilmd en voor de televisie
gewerkt" zeggen ze toch: aan mijn hoela. Ze
willen horen, dat ik de benodigde gelden op
dubieuze wijze bij elkaar heb geschraapt.
Gejat desnoods of door het uitzuigen van
onmondige volksstammen. Het kan niet don
deren, als het maar niet met normaal wer
ken verdiend is. Ze hebben ook nauwelijks
interesse in dat werk. In mijn carrière. Het
gaat de journalisten blijkbaar alleen nog om
de franje.
zal je een voorbeeld geven:
i had als Maigret altijd een
ijp in mijn mond omdat de
f :hrijver Simenon die man
heeft uitgerust
rompt word ik uitgeroepen tot
e „tweede pijproker van Ne
erland". En dat, terwijl ik nog
ooit in mijn leven een pijp
erookt had. Ik word al misse-
r' jk van de lucht. Daarna
:hrijft een ochtendblad na het
uwelijk van John v.d. Rest en
losine van Dalsum: „Op de re-
jeptie troffen wij ook Jan Teu-
Trigs met zijn onafscheidelijke
ijp".
üat is de pest met het vak van
cteur. Als je voor de televisie
len rol speelt, die aanslaat,
rord je automatisch met die
iguur vereenzelvigd. Wim van
Ier Brink had dat ook, toen hij
(e reder speelde in „Op hoop
ran zegen". Uit de zaal werd
leroepen: „Vuile schoft, durf je
rel". Dat die man daar voor
jijn kuch stond kwam niet eens
lij het publiek op.
Soed, dat lam je met een beetje
oede wil nog een aardige mys-
Ificatie noemen. Maar het
fordt pijnlijker, als je in die
eflopte televisie-serie „Het Wil-
elmina" zogenaamd ziek bent
n na de uitzending door je
pgen 88-jarige moeder wordt
Ipgebeld. „Wat scheelt er aan
lan?", vroeg ze. „Niks moeder",
Ei ik, „was u soms even verge
en, dat ik toneelspeler ben?"
Faarop ze verontwaardigd
lep: „Alsof ik niet kan zien, of
nijn zoon echt wat mankeert".
Jnderwereld
fijdens die Maigret-serie kwam
r een notarisvrouw naar me
te, die zei: „Weet u, wat ik nu
b bewonder in u, meneer Teu
lings?" „Ik ben benieuwd", zeg
ik. Ze antwoordt: „Dat U die
gevaarlijke onderwereld-café's
in durft te gaan. Doen die men
sen u nooit wat?" Dat was lief
bedoeld, maar er was toch niet
voldoende nagedacht. Ik heb in
mijn leven heel wat interessan
tere rollen gespeeld dan Mai
gret. „Valstrik voor een man
alleen", „Oompjes droom",
.Doolittle" en een hele serie de
tectives. Maar daar hoor je later
niks meer van. Alleen die ene
rol van een sympathieke Franse
speurneus blijft je achtervolgen.
Er wordt daarbij niet of nauwe
lijks gelet op de acteurspresta
tie, want je bént" immers Mai
gret. Daarom ben je dubbel de
pineut, als Teulings in de ogen
van het publiek één stap ver
keerd zet.
Ik loop op een ochtend met mijn
hond in het Amsterdamse Bos
en word aangehouden door een
man, die roept: „Je moet die
hond aan de Üjn houden vader,
want anders gaat hij achter de
konijnen aan". Ik zeg: „Beste
man, daar is het beest veel
te dik voor". Waarop hij
schreeuwt: „Je hoort toch wel
wat ik zeg hè. Die rothond moet
aan de lijn, want anders zal ik
effe de politie waarschuwen. Ik
weet toevallig, wie je bent, grote
hufter van de televisie". Klari-
do, die man had eindelijk de
zwakte van Maigret ontdekt en
wenste handelend op te treden.
Toch heb ik geen hekel aan die
Maigret-rol. Sterker nog: ik blijf
het doodjammer vinden, dat de
Vara met die serie is gestopt Ze
zitten nog tot aan hun strot in
de crisis en halen de ene zeperd
na de andere. Dus denk ik:
waarom zetten ze geen nieuwe
Maigret op stapel? Daar wordt
nog steeds over gepraat. En te
recht, want Simenon is een
weergaloze schrijver, die zijn
karakters menselijk en geloof
waardig neerzet. Maigret is het
tegendeel van een keiharde
dienstklopper. Hij is ook geen
wreker, die bloed aan de paal
wil zien. Hij vindt het zelfs be
roerd om mensen te achtervol
gen, omdat hij zich altijd ver
plaatst in hun gedachtengang.
Alleen als zijn eigen medewer
kers het slachtoffer dreigen te
worden kan hij fel uithalen.
Dan is hij opeens een terriër.
Ik heb dan ook geen centje pijn
met die rol gehad. Dat zat van
het begin af goed. Voor de tele
visie hebben we er nog een va-
der-zoon verhouding inge
bouwd, die je in de boeken van
Simenon tevergeefs zult zoeken.
Vanwege het effect kan Lapoin-
te nooit iets goeds doen, als de
baas in de buurt is. Wies An
dersen deed dat voortreffelijk.
Als ik op zijn vingers keek,
begon hij gelijk te schutteren.
We hadden voor die serie trou
wens een ideaal werkklimaat.
De afleveringen moesten
uiteraard op een koopje ge
maakt worden en daarom von
den de buitenopnamen onder de
meest barre omstandigheden
plaats.
Op de Parijse lokaties werd
meestal 's nachts gefilmd en als
het kon ook nog midden in de
winter. Ik heb pas voor een
Nederlandse produktie in Rijn-
saterswoude gefümd en daar
stonden keurig een kantinewa
gen en een schminkwagen voor
de acteurs klaar. Bij Maigret
was daar geen kijk op. Je stond
uren te vertinnen op een ijskou
de Seine-kade en ging tussen de
opnamen schuilen in een por
tiek.
Ik ben blij, dat ik ben geboren
in een tijd, waarin een begin
nende acteur zich kapot moest
knokken om wat te bereiken. Ik
word op 29 mei zeventig en heb
dus royaal twee wereldoorlogen
overleefd. Als ik nou terugdenk
aan mijn jeugd zie ik donkere
Breitnerluchten en sleperskar
ren, waaraan ik me van de Am
sterdamse buikbruggen bet af
glijden. Mijn jeugd is vergeven
van de scherpe lucht van turf
en obe. En toch hadden we het
thuis niet eens beroerd. Want
vader had tenminste nog een
vaste baan. Hij was machinist
en zag voor zijn zoon ook zo'n
veilige betrekking in het ver
schiet. Het spoor of het onder
wijs waren voor hem de enige
pijlers, waarop je een redelijk
bestaan kon opbouwen. In zijn
ogen was het toneel één groot
bordeel.
Ik weet eigerüijk bitter weinig
van die man. Ik geloof wel, dat
hij vrolijk was. Ik hoor hem in
mijn dromen nog wel eens la
chen en zie hem met zijn hand
op de muur trommelen. Ik had
een bandje met een paar vrien
den en als wij repeteerden ver
zorgde hij het drumwerk. Hij
was een soort Nikkelen Nelis.
Zijn overplaatsing naar Olden-
zaal herinner ik me wel. Ik
kwam als Amsterdamse jongen
in een omgeving, die me niet
pruimde. Ik had een blote kop
en droeg kniekousen en een
padvindersbroek. En ik was niet
kathobek. Ook dat nog. Ik was"
dus verdachter dan een nozem.
Gelukkig kreeg ik op de HBS
een leraar, die in zijn vrije tijd
de schouwburgen afhep en re
censies schreef voor de plaatse
lijke krant Die man heeft voor
mij de deur naar het theater op
een kier gezet.
Pruikies opzetten
Mijn eerste rol was een manne
tje van 81. Ik was zelf nauwe-
bjks 18. Maar dat donderde
niks, want in die tijd was toneel
spelen voornamebjk een kwestie
van baarden voorplakken en
pruikies opzetten. Je speelde
rijp en groen en pakte elk enga-
gementje aan, want de oudere
acteurs gingen geen stap opzij
voor een snotneus, die zo nodig
moest. Het aantal wachtenden
vóór u was dan ook ontmoedi
gend groot
Ik heb dit vak letterbjk met
vallen en opstaan moeten leren.
Ik figureerde in Den Haag en
speelde in de groepen van Ver
kade en Laseur. Cor Ruys was
daarna de eerste, die me een
regie liet doen. Ik moest mensen
als Myra Ward en Eric van In-
gen vertellen, hoe ik het wilde
hebben. Ik zie ze me nog aankij
ken met een blik van: moet die
man ons nou echt gaan vertel
len, wat toneel spelen is? De
argwaan was groot, want een
acteur houdt priori niet van
een bemoeial om zich heen. Zijn
tragiek is namebjk, dat hij rol
len speelt, die een ander voor
hem verzonnen heeft. Hij werkt
altijd met tweedehands-gedach
ten en om zich daarvan te be
vrijden gaat hij schmieren. Hij
wil daarmee bewijzen, dat hij
zelf ook grappig en inventief
kan zijn. Uit verveling begint hij
scheel te kijken en allerlei kwa
jongensstreken te bedenken. Als
regisseur moet je dan maar
zien, hoe je die overbodige frat
sen weer uit het stuk krijgt.
Toch geloof ik niet, dat schmie
ren een typisch trekje is van
Nederlandse acteurs. Engelsen
spelen veel gedisciplineerder,
wordt vaak beweerd, maar ze
vertellen er niet bij, wat de re
den is. Vóór de oorlog liepen er
in Londen al 10.000 werkloze
acteurs rond en de concurrentie
was zo moordend, dat de regis
seur het zich kon veroorloven
om de tyran uit te hangen. In
ons land is het aanbod nooit zo
groot geweest en daarom ver
oorloven Nederlandse acteurs
zich automatisch meer. Het be
gint gelijk met: „Ik ben geen
grammofoonplaat". En als je te
genwerpt: „Het gaat om die
twee en een half uur per dag.
Dat moet je kunnen opbren
gen", zeggen ze: „Oké, als jij zo
nodig moet, zullen we het doen".
Op de première houden ze zich
aan je regie, maar waag het niet
om twintig voorstellingen later
nog eens in de zaal te gaan
zitten. Dan weet je niet, wat je
ziet. Moet dat nou?, denk je op
zo'n moment, waarom maken ze
er nou zo'n pan van? Circusar
tiesten en musici repeteren elke
dag opnieuw, maar voor een
toneelspeler is het na de premie
re afgelopen. Daarna voert hij
geen donder meer uit.
Verstaanbaar
Ik heb twintig jaar in Rotter
dam gewerkt en daar stukken
geregisseerd als „Op hoop van
zegen", „Eva Bonheur", „Scha
kels", „Op blote voeten in het
park", „Arsenicum en oude
kant" en „De dood van een han
delsreiziger". Ik ging er altijd
van uit, dat toneelspelers door
het hele volk begrepen moeten
worden. Mensen komen naar de
schouwburg om te worden ont
roerd, om zich te ontspannen, te
huilen of te lachen. Ik heb niks
tegen het moderne toneel, maar
het moet verstaanbaar bbjven.
Een man als Brecht heeft wel
een boodschap, en hij verpakt
hem in een vorm. die aan
spreekt. Als je nu vanwege je
identiteit of de hemel mag we
ten welke andere zelfkwelling in
arabesken wenst te converseren
vind ik dat best Voor mijn part
geven ze er ook nog subsidie
voor. Maar doe het dan niet op
het toneel. Huur een zaaltje af
of ga als pamflettist op een
zeepkist in Hyde Park staan.
Het publiek heeft geen bood
schap aan al die halfwas experi
menten.
Ik ben na die twintig jaar uit
Rotterdam vertrokken, omdat
er geen plaats meer was voor
Teulings. We moesten gewoon
oprotten. Ik kreeg niet eens een
hand, laat staan een gouden
handdruk. Ik moest wegwezen.
Toch ben ik niet rancuneus. Ik
vraag me alleen af, waarom er
opeens geen plaats meer was
voor mensen zoals ik. Als ik niet
van Arabal houd, omdat ik al
genoeg wreedheid om me heen
zie en dat nog niet eens op het
toneel wil uitdragen, ben ik
opeens een ouwe zak.
Lege zalen
Oké, laten we dat eens voor het
gemak aannemen en reikhal
zend uitzien naar de resultaten
van de nieuwe garde. Wat blijkt
dan? Sinds het Stadstoneel in
Rotterdam opereert zijn de
schouwburgen leger dan ooit. Ik
heb de mazzel gehad, dat ik
indertijd niet rechtstreeks ge
confronteerd ben met de toma-
tengooiers en de boe-roepers. Ik
herinner me wel, dat Max Croi-
set en Pim Dikkers tijdens een
opvoering van „Oom Wanja"
over het voetlicht zijn gespron
gen en de herrieschoppers de
zaal uitgetrapt hebben. Dat was
het enige goeie antwoord, dat
een toneelspeler kon geven. In
de gang stond een suppoost
klaar om ze nog een paar dreu
nen na te geven.
Maar de mensen, die dat ant
woord niet gaven zijn er wel
mooi onderdoor gegaan. Actri
ces als Ank van der Moer en
Ellen Vogel zijn door de zoge
naamde progressieven volledig
de mist ingestuurd. En zelfs een
harde figuur als Guus Oster
was in één nacht volkomen
kaal. De vlokken haar vielen
van zijn kop af.
Niet frustreren
me afschoppen en laat me niet
zo gemakkelijk frustreren. Als
ik ze hoor praten over „structu
reel" en „functioneel" denk ik:
van mij mogen ze, maar met
theater heeft het niks te maken.
De huidige trend is: alles is
leuk. Alles mag. Kom maar
geheim van ons vak is. In
„Hamlet" worden vijf mensen
vermoord, maar na afloop lig
gen er toch geen vijf doden op
het toneel. En als ik op het
toneel eet doe ik alsof, want
anders zou ik na de tiende voor
stelling spontaan uit elkaar bar
sten.
Ik heb als toneelspeler van alles
bleef altijd Jan Teulings, die
deed alsof.
Als je dat nou maar goed weet,
bespaar je je automatisch de
moeite om op zoek te gaan naar
je identiteit".
TEKST: LEO THURING
FOTO's: MILAN KONVALINKA