Judoreus Willem Ruska Ifcué „OM KAMPIOEN TE WORDEN MOET JE PIJN LIJDEN" I .ik geef dat spleetoogje een beheerste dreun .gelijk vliegen er twee tanden uit zijn mond .maar ik kon wel gelijk de gevangenis in „DE NIEUWE GENERATIE BESTAAT UIT TWEEDE VIOLISTEN" Edami „Akkoord, natuurlijk ben ik in de fout ifegaan. Je mag nou eenmaal niet voor eigen rechtertje spelen. En als je dus een kleine zenuwlijder een draai om zijn oren geeft zul je de consequenties moeten nemen. Maar als een ander precies hetzelfde doet hoor je niks. Pas als je Willem Ruska heet en wereld kampioen judo bent, slepen ze je dé voorpagi- Nou was het punt A geen weerloos mannetje. Het was wel een treiterig mannetje, dat met zijn auto hier in Edam op een kruispunt bleef staan, zodat ik er niet langs kon. Ik kwam van rechts eii had vliegende haast, dus ik draai mijn raampie open en zeg: „Ach doe me een lol en zet die wagen effe achteruit". Kijkt hij me aan en roept: ,Jk zie heus wel wie je bent hoor. Ik denk er niet over". En hij zet zijn motor af. Kijk, dat noem ik een dreun uitlokken. Ik heb dat ook tegen de rechter gezegd. Omdat ik een herkenbare figuur ben denkt iedereen, dat je publiek bezit bent Hoe vaak gebeurt het niet dat ze op straat tegen me schreeuwen: „Hé, flinke vent, zal ik je een paar fijne dreunen voor je hersens geven?" En dan lach je maar, want ik kan me daar niet kwaad over maken. Als ik langs een tuinman wandel is het ook van: „Ruska, breng die kruiwagen met zand effe naar de overkant". Want voor een beer als ik is dat immers kinderwerk. Ik zeg in de rechtszaal: „Edelachtbare, u moet mij vergelijken met een leeuw in Artis. Het beest ligt lekker in het zonnetje te suffen. Maar om de haverklap steekt er iemand zijn hand door de tralies om hem aan zijn oor te trekken of een lel tussen zijn ogen te verkopen. Na tien jaar begint het die leeuw knap te vervelen en hapt hij een armpje af. En natuurlijk is het een armpje van een kind. Daar kun je vergif op innemen. Maar mag je het zo'n leeuw kwa lijk nemen, dat hij uit zijmslof schiet? Of ligt de schuld bij de mensen, die hem tien jaar gesard hebben? Handjeklap Die rechter was een heel geschikte man, die het allemaal wel zag zitten. De eis was 500 gulden en toen ik zei, dat het aan de pittige kant was vroeg hij: „Zegt u dan maar, welk bedrag u redelijk vindt". Ik zeg: „Edelachtbare, wat krijgen we nou. Het lijkt hier wel het. Waterlooplein. Recht spreken is toch geen handjeklap? Ik zeg: „Die meneer mag trouwens blij zijn, dat hij een klap van een grote vent heeft gekregen. Want een grote vent kent zijn eigen kracht en denkt na één klap: „Zo is het wel genoeg". Maar een onderdeur trommelt rustig door, want die moet iets bewijzen. Achteraf heb je natuurlijk spijt als haren op je kop, want het komt de judosport nooit ten goede, maar toch vind ik het vervelend, dat ik altijd de pineut ben. Anton Geesink heb ik herhaaldelijk laveloos meegemaakt, ik heb hem in een nachtclub een tafel vol drank zien omgooien. De raarste stunt heeft meneer uitge haald. Maar daar hoorde je nooit wat van. In Japan komt er een mannetje naar hem toe met een kapotte bierfles en ik sta op dat moment „Toen ik in 1967 wereldkampioen werd, woonde ik met Joke in een aggenebbes-ka- mertje. Als 's avonds het opklapbed naar beneden ging, was gelijk de kamer vol". toevallig naast Anton. Evenzogoed is hij een Nederlander, denk ik en ik geef dat spleetoogje dus een beheerste dreun. Gelijk vliegen er twee tanden uit zijn mond. Ja, hoor eens hier, ik wist toen nog niet, dat de Japanners de tanden zo los in hun mond hebben zitten. Maar ik kon wel gelijk de gevangenis in. Doordrammer Anton heeft het trouwens over de hele linie slimmer gespeeld dan ik. Ik ben een doordram mer, ik zeg alles recht voor zijn raap. Als mijn buurman gaat verhuizen en zijn hele tuintje vernielt, omdat hij het niet gunt aan de nieuwe bewoners schiet het bloed gelijk naar mijn hersens. Dan heb ik geen gevoel meer in mijn knieën. En.wil er op af. Gelukkig was mijn tuindeur op slot en zat de sleutel er niet op. Dat is zijn en mijn redding geweest, want anders had ik hem gegarandeerd in zijn eigen tuintje ondergespit. Toen Anton in 1964 wereldkampioen werd was hij de eerste Nederlander die zoiets presteerde. En gelijk was hij een wonderkind, dat een rijtoer door de stad mocht maken. En een hoop geld verdiende aan allerlei winkelopeningen. Hij heeft ook nog demonstraties „catch as catch can" gegeven. Kijk, daar zou ik niet eens over peinzen. Of ze moeten me een onbehoorlijke zak vol geld geven. Dan wil ik ook twee jaar het clowntje zijn. Anton was een fenomeen zoals Cruyff en Schenk in voetballen en schaatsen. Als jij daarna aan de beurt komt en ook een paar titels pakt is er geen belangstelling meer. Toen ik in 1967 wereldkampioen werd woonde ik met Joke in een aggenebbes-kamertje. Als 's avonds het opklapbed naar beneden ging was gelijk de kamer vol. Ik kreeg geen rijtoer en geen ontvangst op het stadhuis. Ik kwam trouwens pas na vijf weken terug, omdat ik onderweg nog demonstraties moest geven. Ik heb een paar journalisten aan de deur gehad. Dat was alles. Mooiste finale In 1972 gebeurt hetzelfde. Ik ben de eerste Nederlander, die op de Olympische Spelen twee kampioenschappen pakte. In alle categorieën en in het zwaargewicht Ik had technisch gezien de mooiste finale van mijn leven gemaakt Dat was grote klasse, al zeg ik het zelf. Voor een judoka is het de kunst om je partij op volle punten te winnen. Dat noemen wij ippon. Het is de knock-out van de judosport. Je tegenstan der met een vloeiende beweging op de rug krijgen. Het ging in die finale zo snel, dat het publiek niet eens zag, hoe ik het lapte. Ik heb hier een filmpje, waarop dat moment staat Helaas heb ik geen projector, want anders had je zelf kunnen zien, dat ik als zwaargewicht de stijl heb van een lichtgewicht. Geesink is stukken trager en zijn successen waren altijd op kracht gebaseerd. Een houdgreep, een arm- klem of een wurging en dan moest het gebeurd zijn. Ik heb meer specialiteiten. Ik ben links even sterk als rechts en daarom weet een tegenstander nooit, uit welke hoek bij Willem de wind waait Neem nou die partij tegen Klaus Glahn uit Duitsland. Ik wist, dat die man zo sterk was als een beer. Dat hij lellen als klinkers kan verkopen. Maar snel is hij niet Ik zei daarom tegen mezelf: „Als je de eerste minuten tactisch doorkomt haal je het". Hij begon als een dolle stier en kwam als één bal vuur op me af. Ik dacht: ga zo maar een tijdje door vader, want dan heb je mooi je krachten verspeeld als ik eenmaal onder stoom lig. Kracht zegt immers niks, als er geen techniek achter zit Dan gooi je je energie met emmers tegelijk over boord zonder één stap verder te komen. Toen Glahn uitgeraasd was kon ik rustig links en rechts inkomen. Ik veegde de vloer met hem aan. Hetzelfde gebeurde in die partij tegen de Rus Koesnetsov. Ook al zo'n beer, maar voor mij was hij een suikerkekie. Die man is één bal spieren, waar je nauwelijks houvast aan hebt. Met zo'n lichaam van mij kan de tegenstander zijn handen tenminste kwijt. Maar bij hem kon je alleen maar wat bereiken, als je laag in kwam. Ook die man heb ik rustig laten uitrazen en daarna was het een fluitje van een cent. Cassius Clay In Milnchen won ik alle partijen op volle punten en de sportpers vergeleek me met Cas sius Clay. Ik had dezelfde stijl, dezelfde tech niek. Maar uitgerekend op die dag worden er 18 Israëliërs vermoord en kon de tweevoudige kampioen wel inpakken. Ik vind die moordpar tij ook afschuwelijk, maar je krijgt toch de pest in. als twaalf jaar keihard werken nog niet eens een berichtje op de voorpagina oplevert. Ik heb ook nooit de financiële vruchten ge plukt, die Anton in de schoot vielen. Ik ben niet zo zakelijk, ik ben een sportjongen, die een fijn leven als de grootste hobby beschouwt Mijn vrouw zegt vaak: „Jij blijft een groot kind" en daar heeft ze gelijk in. Het liefst ga ik hier in de polders stropen met de politie achter mijn broek aan. Een beetje Dik Trom spelen. Ik ben ook geen commercieel licht Ik heb twee judoscholen gehad, maar er waren niet genoeg mogelijkheden. Ik had in mijn beste tijd 150 leerlingen en dat is te weinig om jofel te kunnen draaien. Daarvoor moet je er 700, 800 hebben. Maar waar vind ik die vandaag de dag? Toen Anton trainer was van de bond had hij het grote geluk, dat hij werkte met imbecielen als Ruska, die alles over hadden voor de sport. Je vrouw was je heilig, maar judo vond je toch belangrijker. Wij sloegen geen training over en knokten ons in het zweet Om kampioen te worden moet je pijn lijden. Moet je die pijn grens steeds verder leggen. Want anders haal je de top nooit. Die oude mentaliteit is er niet meer. Ze willen wel kampioen worden, maar doen er geen bal voor. Ik weet van mezelf, dat ik een Spartaanse trainer ben. Ik zeg: „Iemand die mijn tempo niet kan bijbenen gaat maar postzegels spa ren". Dat is verrekte rechtlijnig, maar voor mij is het de enige manier om kampioenen te kweken. Als trainer-coach moest ik werken met jongens van 26, 27, die altijd de tweede viool hadden gespeeld. De bond had alleen maar op de medailles gejaagd en de rest braak laten liggen. Ik wist, wat voor vlees ik in de kuip had en begon daarom met de jeugd. Ik liet de tweede violisten vallen en kon gelijk alle ziekten van de wereld krijgen. Maar ook de mensen, die ik wel selecteerde beschikten helaas niet meer over de ouderwetse mentaliteit Je begon aan de centrale training met 35 man en na een paar maanden had je er nog maar 14 over, die ook om de haverklap wegbleven. Ze gingen liever met hun verloofde in het bos wandelen. Ook een gezonde sport, maar je wordt er nooit judokampioen mee. Voor de Europese kampioenschappen had ik drie judoka's, waar ik vierkant achter stond. Van de rest wist ik, dat ze na één minuut al plat op hun rug zouden liggen. Ik zag het in het begin van dit jaar al lang niet meer zitten en schreef op een avond mijn ontslagbrief. Die heb ik toen op aanraden van mijn vrouw niet verstuurd. Een paar weken later komt er een brief van de bond, waarin ze mijn contract per 1 juh opzeggen. Omdat ze bezig waren met een nieuwe trainingsopzet en daar hadden ze Ruska niet bij nodig. Hartzeer Ik heb de heren laten weten, dat ik geen heil meer zag in de verdere begeleiding vein de ploeg. Natuurlijk heb je hartzeer van zo'n beslissing. Ik vond het rot voor een jongen als Peter Adelaar, die een prima judoka was ge worden. Hij woog 155 kilo en was gebouwd als een ongelukkig iemand. Ik heb gezorgd, dat zijn gewicht daalde tot 120 kilo en prompt pakt hij een bronzen plak. Voor zo'n jongen is het sneu, als de trainer hem in de èteek laat. Maar wat moet je beginnen met een bondsbe- stuur, dat voornamelijk bestaat uit incompeten te luchtballonnen? Een man als Luiten heeft het in de judo al jaren voor het zeggen. Die zit in negen commissies en je komt hem overal tegen. En er gebeurt alleen, wat hij zegt en waar hij wijzer van kan worden. Diezelfde bond stuurt jongens naar een wed strijd, die nooit bij mij op de training kwamen. Harry Petersen is voor mij de beste lichtge wicht. maar die lieten ze thuis. Wat is dat voor wanbeleid? En dan mij als een dwaas naar een kampioenschap sturen met een zootje wrak hout. En maar om de mat heen dansen en tactische aanwijzingen geven aan mensen, die al lang op hun rug liggen. Nee meneer, daar voelt Ruska weinig voor. Ik zou ook voor een commissie moeten verschij nen om mijn beleid te verdedigen. Dan sta ik tegenover mannen als Van Brakel, die de judo sport alleen maar hebben uitgebuit. Ik heb gezegd: „Ik ben toevallig geen zielepoot Ik ben Schone lei >p, dat de al i wat positiefs oplevert Bij geruchte 1 ik gehoord, dat ze Luiten willen wippen. Dat zou alleen maar een zegen voor de judosport zijn. En als ze dan ook die anderen nog de laan uitsturen kunnen we met een schone lei beginnen. Want op deze manier zie ik de toekomst van de judosport somberder dan somber in".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1975 | | pagina 17