„Grote namen"
begeleidden
ontwikkeling
van 400 jaar
universiteit
1575-1975
Gorlaeus: de
hoogbegaafde
jongeling
Laten wij deze hommage aan „gTote na
men" uit het Leidse universitaire verleden
beginnen met een student in de herinne
ring terug te roepen. Want David van
Goorle wis student, maar dan wel zo'n
hoogbegaafde en geniale, dat een' aantal
jaren geleden zijn naam werd gegeven aan
een van de super-miljoenen-laboratoria
langs de Wassenaarseweg, waar het „che-
mie-complex" met kop, schouders en las
ten boven alle overige academische bouw
sels uitsteekt: het Gorlaeus-laboratorium.
Van de jonge David - die zich in het
internationale taalverkeer van die jaren in
het kielzog der Renaissance van een verla-
tiniseerde naam bediende - weten wij. dat
hij in 1591 werd geboren, dat hij slechts
21 jaar is geworden, en dat zijn vader
David sr. (getrouwd met ene Swob (Sop
hia) van Wartena) een van Antwerpen ge
boortige Utrechtse reformatorische finan
cier was, die naar Friesland moest uitwij
ken omdat de opstandige Hollanders het
niet voorzien hadden op iedereen die van
beneden de grote rivieren kwam, al was-ie
nóg zo de nieuwe leer gezind.
Nu mag men tegenwoordig wel zeggen, dat
Gorlaeus, van wie geen portret bestaat, een
dusdanige ondoorzichtige figuur was dat
in plaats van het scheikunde-lab net zo
goed een wijsgerig of fysisch instituut naar
hem genoemd had kunnen worden, toch
verkondigde hij ideeën, die enige tijd later
door de grote Descartes voor zich werden
opgeëist. David de jongere, „onze" Gor
laeus dus, schreef op die blauwe maandag
dat hij te Leiden studeerde als wijsgeer en
overtuigde atomist twee werken: de Exer-
citationes en de Idea Physicae, die pas na
zijn dood werden uitgegeven.
Wat de elementenleer en atomistiek betreft
is Gorlaeus een fundamenteel bestrijder
van de grote Griekse denker Aristoteles
(die zijn stempel op de scholastiek drukte,
een kleine 2000 jaar later) geweest. David,
zo jong als hij was, ontkende het bestaan
der zelfstandige soortbegrippen: attribu
ten, die slechts voor hem slechts rangschik-
kings-categorieën van het bewustzijn kun
nen zijn. Je moet die universalia, die soort
begrippen, ook niet tot in het oneindige
vèrgroten, „want het is belachelijk om de
realiteit van iets vol te houden, waarvan
men het bestaan niet kent", zo meende
terecht Gorlaeus. In zijn dagen was Davids
opstelling een daad die getuigde van moed
en volle overtuiging. Deze knaap durfde
vol te houden, dat lucht gewicht bezit. Hij
was de eerste die ronduit zich tegen de tot
op die tijd algemeen aanvaarde voorstel
ling kantte, als zou het water bij verdam
ping in lucht overgaan. Het begrip „gas"
kende men toen nog niet. Volgens Gorlaeus
is ook de hemel, in tegenspraak met de
leer van Aristoteles, niets anders dan lucht
Het kapitale Gorlaeus-lab, waarlijk geen
habbekrats, ten spijt kon David niet gelo
ven in de bolvorm der aarde: „als er
beneden ons tegenvoeters waren, hoe zou.
het dan mogelijk zijn dat zij, evenals wij,
met het hoofd naar boven lopen
Boerhaave: fameuze
„versnipperaar"
van krachten
Brieven gericht aan „Boerhaave, Europa"
kwamen terecht, zo zegt men. Het is niet
verwonderlijk, want de Voorhouter Her
man Boerhaave werd de beroemdste ge
neesheer der 17e eeuw, een predikanten
zoon die in 1668 werd geboren. De medi
sche feeling zat er bij Herman al vroeg
in. Toen hij, 12 jaar was, kreeg hij een
kwaadaardige zweer op z*n rechterdij. Het
werd een dure behandeling in Leiden,
waar Boerhaave de Latijnse school afliep
en er om de 6 maanden een eerste prijs
verwierf. Hij was toen zover dat hij de
behandeling van de geneesheren aan zijn
laars lapte en op zichzelf ging experimen
teren: hij genas de zweer metzijn urine
en zout
Boerhaave studeerde met grote gretigheid:
theologie, redeneerkunst, natuurkunde en
promoveerde in 1690 (22 jaar oud) in de
filosofie. Hij bestreed Spinoza, was het niet
eens met Descartes en begon zich toe te
leggen op de geneeskunde. Toen hij 24 jaar
was promoveerde hij te Harderwijk tot
doctor in de geneeskunde op .Het noodza
kelijk onderzoek van de uitwerpselen der
zieken als tekenen". In 1693 begon Herman
een geneeskundige praktijk te Leiden. Het
liep niet zo best en hij moest (opnieuw)
wiskundelessen geven om in leven te blij
ven. In het predikantschap zag hij het niet
meer zo zitten. Boerhaave vermoedde dat
hij met meer overtuiging het lichaam zou
kunnen dienen dan de ziel.
Bepaald rijk had de jonge geneeskundige
het niet. Toch sloeg hij een professoraat
in Groningen af. Na deze aanbieding kreeg
hij salarisverhoging (als lector) en verdien
de in 1703 600 gulden per jaar. Bovendien
werd hem het eerst-vrij komend professo
raat beloofd. Pas in 1709 werd Boerhaave
hoogleraar en wel in de plantkunde. Sinds
dien is zijn naam onverbrekelijk verbon
den met de Hortus Botanicus, „zijn" tuin,
die groeide, samen met zijn Index Planta-
Uit Boerhaave groeide een zeldzaam „drie
luik": medicus - botanicus - clinicus, dank
zij welke versnippering van krachten een
stroom van studerften deed ontstaan. De
zieken kregen van hem een nauwkeurige
observatie: terug naar het ziekbed, op
voorbeeld van de Engelse arts Sydenham,
die anatomie en botanie nonsens noemde
en Boerhaave verwees naar het ziekbed:
„daar alleen kun je die ziekte leren". Tel-
kens als Boerhaave in zijn colleges over
Sydenham sprak, lichtte hij zijn hoed op.
Boerhaave zat evenwel niet alleen aan het i
ziekbed, hij gaf zijn observaties een weten
schappelijke basis.
Boerhaave, die de groten der aarde, bij I
hem op bezoek, rustig liet wachten tot hij
tijd had, is nooit verder gereisd dan Har
derwijk. Vóór de ochtenddauw was hij al
in zijn kruidtuin, of doceerde in het Caeci-
liagasthuis aan het ziekbed, waar hij zijn
grootste roem vergaarde. Hij was ook de
man die de basis legde van een moderne
werkmethode: het teamwork, het bijeen
brengen van mensen met een verschillende
discipline.
Milieu-schets van een „eeuwige"student", Alexander VerHuell, die hier een „student-autheur" laat voorlezen uit eigen werk.
LEIDEN Vanaf de inschrijving van de eerste student
aan de nieuwe Leidse hogeschool in 1575 tot aan de met
een numerus clausus bedreigde 12.859ste nieuweling in
1975, is een menigte van geletterden en aankomende
geleerden de historie gepasseerd.
Tussen de inauguratie van de eerste hoogleraar en die
van de 200-zoveelste (in onze dagen geassisteerd door
enkele van de rond 113 lectoren; dit alles begeleid door
„meer dan 1110 man wetenschappelijk personeel en 710
administratieve krachten) heeft de wetenschap de over
gang - karakteristiek gezien althans - van nacht naar dag
meegemaakt.
In 1597 kon de toenmalige bibliothecaris van de Universi
teitsbibliotheek - toen hij een pas aangekocht Javaans
handschrift onder ogen kreeg - een manuscript voorzien
van de aantekening: „Hier begrijp ik niets van".
In 1975 schudden puzzelende wetenschapsmensen van het
Papyrologisch Instituut spelenderwijs hele ontbrekende
fragmenten van ingewikkelde papyrus-teksten uit hun
mouw: onbegrijpelijk monnikenwerk voor de doodgewone
sterveling, „aardige diagrammetjes" voor degenen die met
de klassieke letteren een aangeklede boterham verdienen.
De Leidse Universiteit (zoals de Rijksuniversiteit te Leiden
in de wandeling wordt genoemd) heeft de vooruitgang van
de menselijke geest op een soms aangrijpende wijze
Bij tijd en wijle lag (en ligt) de naam Leiden internationaal
op hooggeleerde lippen: Lipsius, Scaliger, Boerhaave,
Lorentz, Huyzinga, Meyers, Berkhof, gaven Leiden wereld
faam.
Een kleine greep van schragers der wetenschap, die van
„Leiden" mede een belangrijke universiteit hebben ge-
Maar ook studenten hebben het nodige (en onnodige) ertoe
bijgedragen om de hele academische gemeenschap van
deze stad in een gedenkwaardig daglicht te plaatsen.
In het bestek van deze pagina willen wij enkele van deze
„lichtende" voorbeelden nog eens naar voren halen.
Herman
Boerhaave: me
dicus, botani
cus en clinicus.
Cees van Vol
lenhoven: de-
kolonisator die
zijn tijd vooruit
was.
Drie studenten: een 19e eeuwse generatie apart
De Leidse academie kende niet alleen
illustere hoogleraren, ook studenten
brachten het hier tot grote roem. We
besluiten deze opsomming van excelienten
met het noemen van drie fameuze lieden,
die aan het studentenleven der vorige
eeuw een kleurrijk aspect gaven. Twee
van hen, Johannes Kneppelhout (Klik
spaan) en Nicolaas Beets (Hildebrand van
de Camera) begonnen omstreeks 1833 de
generatie der „studenten-autheurs", „een
Rederijkerskamer voor uiterlijke welspre
kendheid". Er werd uit eigen werk voorge
dragen tijdens regelmatige bijeenkomsten
in het Heerenlogement op de Burcht; een
deel der Camera Obscura ontstond zo.
Het waren de „jongens" van de pedanterie,
onderling op-gehemel. Beets schreef aan
Kneppelhout: „Klikspaan is een ferme ke
rel, die weergaloos aardig is..." Toch twee
geheel verschillende types: Kneppelhout,
(juridisch student, van ouders „die in het
geld zwommen". Hij voerde een leven lang
niets uit en bekleedde ook geen functies
later. Beets: de hardwerkende theologiestu
dent van minder rijke Haarlemse kom-af,
die in de avonduren ook nog schreef. Het
belang van deze heren was het introduce
ren van een genre korte verhaaltjes, schet
sen van alledaagse toestanden en gebeurte
nissen. Beets was duidelijk literair de bete
re van de twee. Kneppelhout kwam weinig
boven het kneuterige van zijn eigen omge
ving uit
Toch was Klikspaan een belangrijke infor
matiebron voor het universitaire leven,
zoals dit werd _ge'iUustreerd door Alexan
der Ver Huell, 'n rijke jongeman uit het
Gelderse, die een leven bleef namijmeren
over z'n studententijd. Deze' amateur-teke
naar, die steeds doorging met studentente
keningen te maken, kwam evenals Klik
spaan uit de „school der eeuwige studen
ten"; ze namen er ruim de tijd voor. Bij
Klikspaan kón dat ook. Zo schreef hij o.a.
Studententypen, Studentenleven, verhalen
en schetsen die zich kenmerkten door „veel
goede smaak, door een vlugge geest en
losse schrijftrant". Zijn esthetisch gevoel
verbond zich graag met zijn gastronomi
sche lust. In zijn vóór-Camerase poëzie
heerste bij Beets voor een deel een sombe
re mijmerzieke stemming, de mode van die
dagen, waarmee Beets echter in zijn opstel
„de Zwarte Tijd" brak. Tot zijn dood in
1903 wijdde hij zijn zorgen aan de Camera;
de drukproeven voqr de 22e druk liepen
toen hij stierf „als een christen en een
Nederlander".
Frangois Haverschmidt werd in zijn stu
dententijd Piet Paaltjens. Het was de hu
mor met de droeve ondertoon. Haversch
midt was de Pierrot onder zijn medestu
denten, maar hij maakte echte figuren.
Zijn eenmaal gebundelde gedichten maken
van Piet Paaltjens een tweede ik, een
mythe die zich oploste toen Francois van
de universiteit verdween. Twee jaar was
hij dorpspredikant in Friesland, waar hij
zich wat afzonderde. Toen kwam Den Hel
der en eindelijk Schiedam. Hij was een
figuur, die eigenlijk niet meer losgekomen
is van zijn studentenjaren. Hij is door
blijven mijmeren en daardoor heeft hij
zichzelf geen dienst bewezen. Hij bleef
ongelukkig. De tragische Haverschmidt
pleegde op 58-jarige leeftijd zelfmoord.
Een einde, dat niet zo verwonderlijk was
met zijn doodsbelangstelling in z'n maca
bere en toch geestige gedichtjes.
Kamerlingh Onnes:
kampioen der laagste
temperaturen
Eigenlijk net zo'n jeugdig „wonder" als de
knaap David van Goorle was de Gro
ningse bolleboos Heike Kamerlingh On
nes, die in z'n 29ste levensjaar al hoogle
raar was. Wie twijfelt aan de kwaliteiten
en bekwaamheden van jonge professoren?
De curatoren van 1882 in elk geval niet.
1 Heike was toen al met bewonderenswaar
dige spoed het academisch Walhalla bin
nengesneld. Zijn hoogleraarschap duurde
tot 1924. Het werd een grootse periode, die
hem de hoogste wetenschappelijke roem
en de Nobelprijs (in 1913) opleverde, een
onderscheiding die Onnes ontving omdat
hij helium vloeibaar had weten te maken
j en vanwege het feit, dat hij de supergelei
ders had ontdekt
Zijn leven lang werd Kamerlingh Onnes
al gewaardeerd.Tussen zijn wetenschappe
lijke werkzaamheden door moest hij zich
huldigingen laten welgevallen (hij trad lie
ver niet naar buiten, hield niet van colleges
geven en nog minder van populaire voor
drachten^ het praktische werk lag hem na
aan het hart)
Het regende ere-doctoraten, lidmaatschap
pen en erelidmaatschappen van geleerde
genootschappen. Hij bleef daarbij een
vriendelijk en hoffelijk man, die blij was
als een proef slaagde en meeleefde als zijn
medewerkers teleurstellingen beleefden.
Deze grote natuurkundige, die in 1926
stierf, heeft zijn uitstraling in de weten
schappelijke wereld „hard" gemaakt.
Wat nog nooit eerder was gebeurd, ge
schiedde op 10 juli 1908. Helium was het
gas, dat tot dan toe hardnekkige weerstand
had geboden bij de menselijke pogingen
om het vloeibaar te krijgen. Heike Onnes
liet zich niet kisten en zette door. Het
kostte hem twee jaar en oneindig veel
doorzettingsvermogen.
10 juli 1908, om kwart voor 6 's morgens,
begon de grote aanval op het samengeper
ste helium, 's Avonds om half 8 werd voor
het eerst vloeibaar helium waargenomen,
een kleurloze vloeistof die bij -269 gr. C.
kookte. Zijn laboratorium werd steeds
meer het instituut waarin de natuurkunde
der lage en vooral der allerlaagste helium-
ternperaturen op zo breed mogelijke basis
werd beoefend.
Tenslotte lukte het Kamerlingh Onnes, een
paar jaar vóór zijn emeritaat, het helium
onder zo laag mogelijke druk te laten
verdampen: de druk aan het vloeistofop
pervlak daalde tot ca. 0.013 mm kwik, wat
overeenkwam met een temperatuur van 0
gr. 9 K, toentertijd de laagste temperatuur
die ooit bereikt was. Lager ging Heike niet,
maar hij oogstte de hoogste lof.
Van Vollenhoven:
voor Indonesiërs
„Onze Cees"
Landhuis De Moeren: „verder bos, hei en
slapen. Gij weet niet, hoe mooi het ge
bleekt bruine eikenloof staat tegen het
groene masthout, en hoe mooi de Kerst
boomlanen zijn in de winter bij grauwe
lucht, en hoe prachtig het bed van natte
roode blaren op de grond. Een verzuch
ting, die bijna net zo Couperiaans lijkt als
het portret, dat Cornells van Vollenhoven
doet lijken op de literaire Louis. Taal van
een vrijgezel die als letterkundige begon
en werd tot uitblinker in het volkenrecht,
grote kenner van Hugo de Groot, toonaan-
gever in het adatrecht: de hoogleraar Cor
nells van Vollenhoven (1874-1933), die met
de oriëntalist Snouck Hurgronje een stem
pel drukte op de Leidse universiteit als
belangrijk middelpunt voor de Oosterse
studies.
De ethische politiek van Van Vollenhoven
was niet mis. Het was een stroming in de
koloniale politiek die van het standpunt
uitging, dat de belangen van de Inheemse
bevolkingsgroepen in de koloniën moesten
prevaleren boven die van het moederland.
Van Vollenhoven propageerde sterk het
geleidelijk omzetten van de koloniën in
onafhankelijke gebieden, maar hij was ook
een man van handhaving der internationa
le rechtsorde, evenals Grotius: een vredes-
leger, zoals dat van* de V.N., „want er kan
een gebiedende eis van gewapend optreden
zijn om erger bloedvergieten te voorko
men". Daarbij kan een staat als misdadi
ger worden aangewezen. Maar zover zijn
we nog (lang) niet
Comelis van Vollenhoven is slechts 59 jaar
geworden. Hij was 27 toen hij al hoogle
raar werd en adatrecht van Indonesië en
staatsrecht van Indonesië. Suriname en
Curagao doceerde. Wat maar weinigen ge
lukte, lukte deze tengere man: Indonesi
sche studenten schonken hem hun vertrou
wen. Een hooggeplaatst Indonesiër zei eens
- toen men hem naar zijn oordeel over Van
Vollenhoven vroeg - :„Zegt u maar gerust
onze Cees, want zo noemden wij hem
onder elkaar." De studenten van de archi
pel kenden hem als hun vaderlijke voor
lichter, buiten en boven de partijen. Verder
was hij „gek" op Leiden: „de wereldstad
van ons", zoals hij eens als student Leiden
'had genoemd, Leiden „als gouden mon
tuur, die het juweel der /universiteit om
sluit". Dat is nog eens andere taal dan dLie
wij in de zeventiger jaren horen... Maar dat
werd dan ook gezegd door Huizinga. De
stadhuisbrand in 1929 vond Cees van Vol
lenhoven „alderprachtigst, hartverscheu
rend, overschoon, bijtend koud, 20 gr. on
der vriespunt, en in een razende oosten
wind".
Van Vollenhoven was iemand die De
Groots werk las als een pakkende roman,
maar ook zijn doelpunten lagen in de
toekomst, ver vooruit Indonesië mag een
grondvester in deze grote Leidenaar zien.
Zijn visie was in die dagen nog „foutief,
onhistorisch, onwerkelijk, staatsontbinden-
d": Leiden en Van Vollenhoven voedden
de intelligentsia der nationalistische bewe
ging. De planters en ondernemers hadden
daar bezwaar tegen...