LEIDEN
ZIJN
UNIVERSITEIT:
NA VIER EEUWEN
TOCH WAT NADER
TOT ELKANDER
';;i.
De universi
teit legt een
groot ruimtelijk
beslag op Lei
den. Een facet
daarvan: voort
durende par-
keerchaos. Hier
een beeld van
een doorde
weekse dag in
de Kaiserstraat.
Leidens hoofdstraten moesten worden
ontdaan van het vuil en de viezigheid die
het janhagel daar had achtergelaten voor
dat 400 jaar geleden de stad werd waardig
bevonden de Alma Mater, de Milde Voed
ster zoals de universiteit symbolisch
wordt aangeduid, binnen haar vesten te
ontvangen. Toen het zover was, die acht
ste februari 1575, stond de stad op zijn
kop van vreugde. De route die de Voed
ster en haar dienaren de professoren en
curatoren, plechtig schrei de nd naar het
universiteitsgebouw volgden was afgezet
met de kostelijkste lakens. Het plaveisel
was bestrooid met zacht geurende olijf-
en laurierbladeren. Vier oogverblindende
praalwagens die Vrouwe Sacra Scriptura,
Justitia, Medicina en Minerva uitbeeld
den, werden meegevoerd in de stoet en
heel Leiden stond bol van vlaggen, wim
pels en vaandels. De Milde Voedster trad
binnen en daarmee de wijsheid, de kennis,
de macht en de welvaart.
Vier eeuwen lang heeft de Alma Mater nu
haar taak vervuld. Tienduizenden studen
ten heeft zij wijs, knap, kundig en welva
rend gemaakt en dezen hebben op hun
beurt overal in het land en in de wereld
de voeding doorgegeven. Om dat te her
denken wordt nu opnieuw feest gevierd.
Niet alleen door de universitaire gemeen
schap zelf, ook door de stad die haar al
die jaren onderdak heeft verschaft.
Maar verheugt Leiden zich eigenlijk wel
terecht over dit jubileum? Voedt de Voed
ster ook de stad of stilt zij in feite alleen
de honger van de elitegemeenschap die
zich zelf nog steeds met hoogmoedige af
korting „civitas" aanduidt?
Het antwoord op die vraag, was hij gesteld
in 1675, in 1775 of in 1875, zou zonder veel
bedenkingen negatief zijn geweest.
Gloeiende centen, uit studentenkamers
naar beneden geworpen, mochten de Lei-
denaren af en toe oprapen. En wie het
aanhoren van dronkernans-gelal ervoor
over had kon een extraatje verdienen door
kamers te verhuren. Verder gaf de univer
siteit wat werkgelegenheid aan pedels en
schoonmakers en vormden de heren stu
denten een bron van inkomsten voor de
middenstand in de binnenstad. Maar van
een impuls aan het economisch gebeuren
in Leiden was geen sprake. Laat staan dat
de Alma Mater haar wijsheid deelde met
of ten goede liet komen aan de Leidse
gemeenschap.
meentebestuur vertegenwoordigd in het
college van curatoren weleen en al
welwillendheid tegenover de universiteit
Deze hoefde maar te kikken of de gemeen
te kwam aan alle wensen buigend tege
moet ongeacht de vraag of de belangen
van haar eigen inwoners daarmee werden
gediend of niet. Kortom, veel reden tot
dolle pret hadden de Leidenaren bij de
vorige eeuwfeestvieringen eigenlijk niet.
En was deze eeuwfeestviering in 1965 of
in 1970 gevallen, ook dan zou van een goed
motief voor Leiden om op de universiteit
te klinken nog maar nauwelijks sprake zijn
geweest. Weliswaar breidde het weten
schappelijk bolwerk zich in de zestiger
jaren krachtig uit en werd daardoor econo
misch van groter belang, maar de hooghar
tige houding van de universiteit bleef.
Evenals trouwens de onderdanige tege
moetkomendheid van de zijde van het
Leidse gemeentebestuur. Een voorbeeld
daarvan dat Leiden nog pijn doet, is de
toestemming van de gemeente aan dt
versiteit om voor pjn B-faculteiten nieuw
bouw te realiseren op de Leeuwenhoek
gronden. De universiteit wilde dat nu een
maal, dus dat moest dan maar, zo rede
neerde men, zonder daarbij om de behoef
te aan woningen voor de eigen bevolking
te denken. Die moesten toen worden ge
bouwd op de veel duurdere bouwgrond
van wat nu de Merenwijk is. Een recenter
voorbeeld van de universitaire arrogantie
is het voormalige Witte Singelplan van de
universiteit voor een 110 meter hoge toren
vlak bij de binnenstad.
Kentering
Maar zo eind jaren zestig, begin zeventig
is er, samenhangend met de veranderingen
die zich op alle universiteiten en in de hele
maatschappij voordeden geleidelijk aan
ook in Leiden iets gaan kenteren in de
relatie stad - universiteit Allereerst door
de studentenbevolking en later ook door
bestuurscolleges van universiteit en ge-
meente, ging een nieuwe wind waaien die
allerhande met de conventie brekende op
vattingen en overtuigingen inblies. Die
bracht onder meer in de universitaire we
reld belangstelling teweeg voor het wel en
wee van de stad en in de stad een groter
zelfbewustzijn ten opzichte van de gestu
deerde heren. Een zelfbewustzijn dat niet
zozeer op het niveau van bestuurscolleges
maar wel onder actiegroepen tot wrevel en
nog erger werd. Die universiteit bouwde
maar raak, haar studenten studeerden zich
in hun luxueuze flatjes naar een hoog
inkomen en de Leidenaren zelf konden
barsten. De relatie stad - universiteit ver
slechterde. En dat stimuleerde studenten
en docenten, vooral in de faculteiten van
de gedragswetenschappen weer om zich
intensiever met Leiden te gaan bemoeien.
Nu, 1975, is dat proces van een grotere
integratie stad - universteit nog steeds
gaande, maar inmiddels wel een hoopge
vend eind gevorderd. Dat de samenwerk
ing op het bestuursvlak nog niet ideaal is
getuigen de kwesties rond de overdracht
van de Leeuwenhoek-gronden en de plan
nen voor een nieuw Academisch Zieken
huis. Toen een nieuwe vertraging optrad
in de al 10 jaar slepende Leeuwenhoek-ver
koop door de gemeente aan de universiteit
kwalificeerde wethouder Waal (ruimtelijke
ordening) het gedrag van de universiteit
ronduit als „chantage". En van het nieuwe
Academisch Ziekenhuis zei wethouder
Oosterman (gezondheidszorg) dat dat voor
Leiden .zomaar uit de lucht kwam vallen".
Gevraagd naar zijn oordeel over de relatie
tussen de universitaire reus die 15% van
de Leidenaren aan een inkomen helpt en
de gemeente, verklaart mr. K. J. Cath,
voorzitter van het bestuur van de universi
teit: „Die verhouding is nu op zichzelf
genomen goed. Een periode van wederzijd
se miskenning hebben we momenteel wel
achter de rug. De problemen tussen de
gemeente en de universiteit zijn acuut ge
worden ten tijde van het Witte Singelplan.
Dat heeft een ontzettende hypotheek ge
legd op onze relatie met de gemeente. Maar
gelukkig biedt het Doelen-terrein nu per
spectief voor een bevredigende oplossing".
De beschuldiging van wethouder Waal des
tijds met betrekking tot de Leeuwenhoek-
problemen, die erop neerkwam dat de
universiteit op het allerlaarste moment al
lerlei nieuwe voorwaarden aan de aankoop
verbond, ontkent mr. Cath en hij zegt
diens uitlatingen als een slip of the tongue
te beschouwen. Ook de gerezen problemen
rond het AZL ziet hij niet als een aanwij
zing dat er nog steeds iets fundamenteel
fout zit in de relatie: „In de AZL-kwestie
is de gemeente laat wakker geworden.
Haar denken heeft zich in een laat stadium
ontwikkeld en sommige opvattingen die
zijn gaan meespelen zoals bijvoorbeeld met
betrekking tot de overbedding, zijn pas de
laatste tijd gemeengoed geworden. De con
clusie die je moet trekken is dat de com
municatie-behoefte pas in een laat stadium
boven water is gekomen".
Volgens Cath behoeft alleen op het vlak
van de informatie-overdracht de relatie
gemeente - universiteit, nog wezenlijk ver
betering. „Om communicatie-stoornissen in
de toekomst te voorkomen zou de behoefte
van de gemeente aan informatie beter
gekanalisserd moeten worden".
Ook wethouder Waal laat zich over de
relatie gemeente - universiteit zoals die nu
is niet in negatieve bewoordingen uit. Hij
gaat iets verder dan Cath door er de
nadruk op te leggen dat behalve meer
informatie ook een intensiever overleg tus
sen de twee bestuurscolleges noodzakelijk
is: ,JDe lunch-bijeenkomsten zoals we die
nu hebben zouden meer to the point moe
ten zijn".
Deze geruststellende uitspraken ten spijt,
lijkt de vraag of meer formele vroegtijdige
grip van Leiden op het universitaire beleid,
niet wenselijk zou zijn, toch nog niet hele
maal weggenomen. Bijvoorbeeld gezién in
het licht van de problemen-rond de AZL-
nieuwbouw. In dat verband zijn inmiddels
immers al forse investeringen gedaan, in
een project waaraan Leiden zoals het er
nu naar uitziet weinig behoefte heeft.
Voorzitter Cath, noch wethouder Waal ach
ten verdergaande bevoegdheden van de
gemeente nodig. De heer Cath: „Er gebeurt
niets dat de gemeente niet kan tegenhou
den door te weigeren het bestemmingsplan
aan te passen of door geen bouwvergun
ning af te geven. Natuurlijk zijn we als
grootste werkgever, belangrijk voor Lei
den. Maar onze rol is niet anders dan die
van andere industrieën. Wel zijn we ons
erg bewust van onze invloed en van de
gevolgen die ons doen en laten oproept en
het is zeker niet zo dat we die invloed
misbruiken".
Wethouder Waal: ,JDe gemeente biedt nu
tegenover de universiteit voldoende tegen
spel. Aan de andere kant: samen iets
positiefs tot stand brengen is natuurlijk
moeilijker". Waal wijst er in dit verband
op dat burgemeester Vis de eerste in zijn
functie is die geen zitting heeft in het
college van curatoren - momenteel het
college van bestuur Hij zegt daar niet
rouwig om te zijn: „Het lijkt aantrekkelijk
om een vinger in de pap te hebben, maar
de invloed die je hebt is niet zo groot.
Alleen als de stemmen staken kan je de
doorslag geven. Een het nadeel van je
aanwezigheid in zo'n college is dat je ge
bonden raakt". Tot zover de weliswaar nog
niet optimale maar toch gezonder worden-
Integratie
Misschien nog wel verheugender is dat hoe
langer hoe meer de banden worden aange
haald tussen studenten en bevolking. Ook
de inzet van die tendens laat zich plaatsen
aan het eind van de zestiger jaren, toen
vooral links-radicale studenten de Leidse
wijken introkken om de bewoners pohtiek
te activeren. Deze avant-garde werd ge
volgd door een meer gematigde categorie
studenten die enerzijds meer de nadruk
legden op dienstverlening aan Leidenaren
en anderzijds zich aansloten bij de plaatse
lijke afdelingen van politieke partijen. Die
dienstverlening heeft zich in de afgelopen
jaren aanzienlijk uitgebreid. Op dit mo
ment zijn studenten onder meer werkzaam
in het vormingscentrum Troef, in Leiden
Noord waar ze een huiswerkcursus verzor
gen, in tal van club- en buurthuizen en bij
de Telefonische Hulpdienst. Verder kan in
dit verband worden gewezen op de vele
universitaire of half-universitaire werk
groepen als bijvoorbeeld de werkgroep
Buitenlandse Werknemers en de werk
groep Milieubeheer.
Behalve in directe dienstverlening heeft de
belangstelling van de studenten voor de
Leidse gemeenschap ook concrete gestalte
gekregen in wetenschappelijk onderzoek
naar de problemen waarmee die gemeen
schap worstelt. Dat gebeurt weliswaar nog
niet op grote schaal maar in aanmerking
genomen dat er vroeger op dit gebied
helemaal niets gebeurde, is wdt er wordt
verricht hoopgevend.
Een van de mensen die al jaren een stu
wende invloed heeft op de integratie van
de universitaire in de hele Leidse gemeen
schap is dr. L. Menges. Hij is sinds vijf
jaar als docent klinische psychologie ver
bonden aan de universiteit en daarnaast
voorzitter van de Welzijnsraad Leiden. Zijn
overtuiging is dat het betrekken van onder
wijs en onderzoek in de medische en ge
dragswetenschappen op het directe leefmi
lieu niet allen een morele plicht is maar
ook voor de vorming van de studenten zelf,
'n noodzaak: .Als )e zes zeven jaar stu
deert en in 'n sterflat woont, vervolgens
wetenschappelijk ambtenaar wordt en
naar Oegstgeest verhuist, dan is dat wel
een erg vrijblijvende zaak. Moreel niet
aanvaardbaar en die wereldvreemdheid
moet dan ook worden doorbroken. Daar
naast is het ook onderwijskundig niet goed
mogelijk om concrete problemen louter te
behandelen in een sfeer van steriele om
schrijvingen. Daarom zeg ik: maak in het
onderwijs dingen dienstbaar aan het eigen
leef-milieu, breng het leefmilieu in de uni
versiteit en laat de studenten stages lopen
in Leiden. Geleidelijk aan beginnen die
opvattingen nu ingang te vinden, maar je
kan niet zeggen dat we er al zijn. Zoiets
als de onderwijs-cursus is nog te weinig
een vanzelfsprekende zaak".
Wethouder Waal, zelf afkomstig uit de
universitaire wereld onderschrijft deze op
vattingen en voegt eraan toe dat ook op
het gebied van onderzoek meer gedaan zou
kunnen worden ten dienste van Leiden dan
nu het geval is. Daarbij hoeft men niet
direct aan bijzondere grote objecten te
denken. Bijvoorbeeld een onderzoekje
naar de oorzaak van de geringe opkomst
bij de inspraakavonden over rehabilitatie
van de Kooi en Noord, zou voor de ge
meente best bruikbaar zijn. Wethouder
Waal zelf geeft als voorbeeld een onder
zoek van rechten-studenten naar de haken
en ogen die vastzaten aan het Leeuwen
hoek-contract tussen de gemeente en de
universiteit Extra moeite hoeft het de
studenten niet te kosten want onderzoek,
naar welk onderwerp dan ook, moeten ze
als onderdeel van hun studie tóch verrich-
Een en ander neemt niet weg dat de
situatie de laatste jaren ook op dit gebied
aan het veranderen is.
langzaam maar zeker begint de Milde
Voedster ook de stad te voeden. „We
zitten In een opgaande lijn", so stellen
Cath. Waal en Menges alle drie vast. In
de verwachting dat die lijn zich nog ver
der voort zal zetten lijkt Leiden in 1975
toch wel reden te hebben op de aanwezig
heid van de universiteit binnen zijn ge
meentegrenzen, een toast uit te brengen.
Mr. K. J. Cath:
„EEN GOEDE BUUR IS
BETER DAN.
Mr. K. J. Cath.
Bij de viering van de vierhonderdste ver
jaardag van de universiteit ligt de nadruk
op openheid naar buiten en naar binnen.
Het arbeidsveld van de universiteit strekt
zich uit van duizenden meters onder de
grond tot nog meer lichtjaren in het heelal.
Al datgene, dat in de loop der tijden door
de mens, werkend aan zijn welzijn, is en
wordt uitgedacht met systematische
nieuwsgierigheid, heeft de belangstelling
van de universiteit. Over politieke en maat
schappelijke scheidslijnen heen worden
contacten onderhouden over de gehele we
reld. De bestuurders en inwoners van Lei
den hebben tot op de dag van vandaag in
het algemeen begrip getoond voor de spe
ciale positie, die deze brede taak met zich
meebrengt: een wetenschappelijke „multi
national". gevestigd in een provinciestad,
die zelf door de universiteit tevens wereld
stad is geworden. Die betekenis van de
universiteit is niet met eng locaal chauvi
nistische maatstokken te meten.
Wel zijn duizenden tijdens hun studiejaren
Leids burger geweest en zijn dat waar
ook ter wereld terechtgekomen steeds
in hun hart gebleven. De steun van de
afgestudeerden aan de Pieterskerk is daar
van een sprekend bewijs. Studenten en
andere leden van de universitaire gemeen
schap nemen als burger in Leiden actief
deel aan allerlei activiteiten. Die wissel
werking kan tot de openheid bijdragen.
Tijdens het Eeuwfeest zal kunnen blijken,
in hoeverre de universiteit er in slaagt het
beeld van openheid over te brengen op
haar omgeving. Die openheid zal ook het
uitgangspunt kunnen zijn bij het beant
woorden van de vraag of de grootste werk
gever en „huisgenoot" van de stad met
haar enorme potentieel, maar ook met
haar beperkingen nog meer zou kunnen
afstemmen op de problemen van Leiden,
waar zij vier eeuwen onderdak is, èn zich
thuisvoelL
Burgomoostsr Vis:
„STAD EN UNIVERSITEIT
HOREN BIJ ELKAAR,
ONDANKS VERSCHILLEN
IN PERSOONLIJKHEID"
„Het verzoek van de Leidse Courant om
bij gelegenheid van 400 jaar Rijksuniversi
teit Leiden mijn visie te geven op de
verhouding gemeente-universiteit, en dan
nog wel in 200 woorden, stelt mij voor een
aantal praktische moeilijkheden.
De historische binding mag zo zoetjesaan
bekend worden verondersteld, de huidige
problematiek eigenlijk ook.
Zaken als de huisvesting van
teit en van de studenten zijn vaste raak
vlakken tussen universiteit en gemeente.
Van andere zaken, zoals bijv. de ekonomi-
sche betekenis van de universiteit voor de
stad weten wij gewoon te weinig om er
iets zinnigs over te zeggen.
De maatschappelijke betekenis van de uni
versiteit voor Leiden is de laatste jaren
gelukkig sterk groeiende, niet in het minst
door het toenemende engagement en de
persoonlijke inzet van studenten. Maar ook
hiervoor geldt dat er weinig harde gege
vens voorhanden zijn.
Wie aan een diamanten echtpaar vraagt
hoe de echtelieden het al die tijd met
elkaar hebben uitgehouden, loopt grote
kans geen duidelijk antwoord te krijgen.
Zo ligt het bij Leiden ook een beetje. Stad
en universiteit hebben samen geleefd, 400
jaar lang. Zij horen bij elkaar en hebben
dat altijd vanzelfsprekend gevonden, on
danks verschillen in „persoonlijkheid".
De kontakten tussen universiteit en stad
worden de laatste tijd wat intensiever. Dit
kan ertoe leiden dat zowel de positieve als
de negatieve kanten vair de verhouding
tussen beide duidelijker worden. Oc hoop
en verwacht dat deze duidelijkheid een
goede voedingsbodem zal zijn voor een
lang en gelukkig samen verder leven".