£eidóc(2ou/ta/nt fS@J Méér rente Aquarium „totaal" Vlieland Kooreman en Zonen Kort Rapenburg 2. Leiden, postbus 11. telefoon 22244 - Giro 103003 - Bank Amro-bank NV. Leiden Directeur-hoofdredacteur F. J Plug - Adj hoofdredacteur J J Hallewas Chef-redacteur J W C Leune Advertenties (excl B T W f 0,42 per mm. Telefoontjes f 3.65 - Klachten bezorging telefoon 22244 (18 00 tot 19 00 uur) Abonnementen per week f 2.69 kwartaal f 34.76 jaar f 135.15 losse nummers 50 cent ',J Het zich laten vervoeren op een handkar door de Sleutelstad is anno 1975 niet meer typerend voor de wijze, waarop de Leidse student zich verplaatst. Dat men dit beeld noch tans veelvuldig waarneemt vindt zijn oorzaak in de nog altijd voortlevende hang naar de chaotische folklore uit lang vervlogen dagen. LEIDEN Het zou een mooie aanhef kunnen zijn van een hymne op het Leidse studentenleven. Pieter Bas, fijn gestileerd geesteskind van schrijver Godfried Bo- mans. begeeft zich bij het botten van zijn hersentwijgen op weg naar Leiden om aldaar met gepaste voortvarendheid de studie der rechten ter hand te nemen, 's Avonds met de trein van negenen kwam n", noteert hij in het twaalfde hoofd stuk van zijn onsterfelijke familiekroniek, het was een opwindende reis geweest. Van Dordrecht naar Rotterdam ging het ge woon met de diligence, maar daarna was het een droom geworden. Na lang weige ren had ik toestemming gekregen het stuk Rotterdam-Leiden met de trein af te leg gen. En er waren momenten geweest, dat we bijna zestig kilometer liepen. Ik over drijf niet. En nu was hier Leiden. Dit was de plaats, waar zovele voortreffelijke man nen begonnen waren de wereld te verba zen. Waar alles, wat geleerd, oud en ach tenswaardig was haar bakermat vond en waar zelfs de marktjoden hunne waren in het Latijn aanprezen". Wie nu op een dweilnatte aprildag van het voorspelde rampjaar 1975 in de voetsporen van de heer Bas treedt heeft een ruime keuze uit gele en groene treinen van het lokale en het intercitynet, die dwars door weilanden aansturen op een smakeloos station, dat lijkt op een omgeturnde gere formeerde kerk. Buiten dat station komt de bezoeker al snel oog in oog te staan met het hart van de stad, dat door een langdurig coronair lijden op sterven na dood lijkt te zijn Het flessegroene water van de grachten dampt tegen de walkanten op en het verkeer wringt zich door nauwe ellepijpen, die op de meest onlogische wij ze in elkaar zijn geschoven. Door deze chaotische planologie is het centrum van Leiden een versteend anachronisme, dat een wonderlijke voedingsbodem biedt aan een bloeiend universitair leven. Bij voor keur volgt de student zijn college's in afgedankte kerkruimten, eeuwenoude ge vangenissen en kale ruimten, waar eertijds de leprozen gehuisvest waren. Zij vormen immers het juiste decor, waartegen zijn studieresultaten gunstig afsteken. Wie ge durende een reeks van jaren zijn kennis heeft vergaard in de torenkerker, waar knapenschenders en lustmoordenaars hun genadebrood aten, kan bij zijn opmars naar een drukbeklante advocatenpraktijk blindelings rekenen op bijval van de bur gerij. Oeverloze kroegjool Datzelfde verlangen naar constante chaos treft men aan in de betonnen sociëteit .Minerva" in de smalle Breestraat, die in de plaats is gekomen van de oude sociëteit, die op 3 december 1959 een prooi der vlammen werd. Het oude gebouw was sinds 1875 een warm tehuis voor corpsle den, die tussen zware gordijnen, krullige kroonluchters en muf pluche een onge hoorde mannengemeenschap in stand hiel den. Als de gemoederen al te zeer verhit raakten wierp men elkaar de volle biergla zen tegen de rokcostuums en als dat niet hielp rolde een ouderejaars de brandslag uit en werden de aanwezigen op hun leren stoelen met blapoten van de trappen ge spoten. Gevestigde vaderlanders met klin kende namen als van Nispen tot Panner- den, Naudin ten Cate, De Mol van Otterloo, Geertsema en Van Assendelft de Coningh haalden later tijdens reünies ongehoorde staaltjes op van oeverloze kroegjool, waar bij het meubilair tot wrakhout verpulverd werd. Ook wisten ze smakelijke herinne ringen op te dissen van ontgroeningen, waarbij aldus een officieel geschenk boek het „stonk'van bestialiteit en sen sualiteit". Dat waren pas mooie tijden, waarbij er altijd wel een „mos" was om een ander „mores" te leren. De nieuwe sociëteit Minerva, in 1965 in gebruik genomen, werd door de toenmali ge president P. Klementschitsch omschre ven als „het centrum van de wereld". Braziliaans afzeliahout bedekte de trapleu ningen, basralocushout uit Suriname de vloeren, en de kasten van de discotheek waren uitgevoerd in afrormosiahout uit Nigeria. Mij dunkt, dat de gebruikte mate rialen voldoende hout sneden om te spre ken van een lusthof. Doch zie, tien jaar later blijken de 2000 Minverva-leden toch weer kans te hebben gezien hun clubge bouw het aanzien te geven van een overbe last kraakpand. Het lijkt, alsof een felle binnenbrand, die kortelings tussen de betonnen wanden woedde, ternauwernood bedwongen is en dat men nog steeds druk doende is om te collecteren voor de wederopbouw. De gro te zaal met de aangevreten zetels lijkt op een wachtkamer in een prijsgegeven sta tion, waar alleen nog op oudejaarsavond een spooktrein passeert. Op de muren van de toiletten hebben gebruikers teksten ge schreven, die voor een uitbreiding van de studie der zielkunde de hoogste prioriteit rechtvaardigen. De trappen zijn verveloos en gekerfd, waardoor het lijkt alsof een tankbrigade onlangs vanuit de Breestraat tot aan de bar is opgerukt. Totdat een der aanwezigen onthult, dat de treden tussen parterre en eerste etage korgeleden zijn gebruikt als skischans voor een slalom. „Een aardigheidje", verduidelijkt hij glim lachend, „dit hout is uitermate geschikt voor een snelle afdaling". Hij heft zijn glas en bijt met smaak in de manchet. Over enkele maanden hoopt hij met goed gevolg zijn doctoraal te halen. Toch houdt Minerva-pedel W.E.A. van Ho ge vol, dat er tijdens zijn bewind geduren de veertig jaar veel veranderd is. 'Vroeger', deelt hij dromerig mee, 'was er aan het studentenleven meer franje. Meer show en stijl. Nou ja, stijl. Je moet er natuurlijk van houden, maar ik moet wel zeggen, dat men zelfs de uitspattingen in volle ernst beleefde. Het hoorde er bij. Men speelde zijn studentenleven. Laat ik zeggen, dat het een wereld apart was. Een maatschappij in de maatschappij. Men kwam ook niet zozeer naar Leiden om te studeren, maar om student te zijn. Ook de tolerantie is groter geworden. Met name tegenover de i. Vroeger moest je het als tweede- ADVERTENTIE! groot of klein gezellig en rustgevend leerzaam tijdverdrijf een st,uk woninginrichting flitsende-, lichtende kleuren een „levend schilderij" gratis ingericht door vakmensen Maak het u gemakkelijk: voor alle geldzaken naar één adres, ook voor spaarvormen die méér rente geven LEIDSE SPAARBANK periodemeubelen Speciaal adres voor: Rundlederen: '2- en 3- zitsbanken 'Chesterfields 'Wingchairs 'dames en heren-fauteuils 'Eiken met rundlederen stoffering Enz. enz. jaars niet in je hoofd halen om gearmd met een meisje door de Breestraat te wan delen. Dat kon niet. Dat gaf namelijk geen pas. Nu staat Minerva wagenwijd open voor de vrouwen en dat vind ik een duide lijk winstpunt. De tegenwoordige student staat met twee benen in de maatschappij. Althans met één been. We moeten de zaak nu ook weer niet overdrijven'. Afgewogen oordeel Ook de student Adam van Doornick junior koestert aan zijn machtige tors een afge rond oordeel over het Leidse studentenle ven. Hij houdt zich schuil in een bovenka mer aan de Lange Mare, die in de loop der jaren is volgeslibt met boeken, folian ten, papieren en gezinskuipjes Bona, waar van de hospitant de vetarme inhoud eerst heeft geconsumeerd alvorens ze grondig om te wassen met het oog op een volgende wereldoorlog. 'Je kunt immers nooit we ten', zegt hij zacht. "Sorry, hoor, maar ik heb uit de jaren 40-45 een trauma overge houden, dat me lelijk parten heeft ge speeld. Als het leven je opscheept met dergelijke problematieken wordt de studie wel verlengd. Ik kwam in 1955 naar Leiden met de bedoeling om zo snel mogelijk af te studeren. Ik had een periode van zes, zeven jaar voor ogen en wilde daarna leraar worden. Helaas is alles anders gelo pen, dan ik mij in jeugdige overmoed had voorgesteld. Ik ben nu 42 en smaak het twijfelachtig genoegen om de oudste stu dent van Leiden te zijn. Toch heb ik mijn tijd beslist niet verdonderd. Ik geloof dat ik nu wel weet, waar de schoen wringt, maar het is te laat. Ik heb al die tijd geleefd van een bescheiden erfenisje, waarvan ik momenteel de laatste centjes opsoupeer'. Voor zijn gasten heeft hij de twee beschik bare stoelen eerst leeg gehoosd en zijn trijpen beddesprei ontdaan van de postbe stellingen der laatste jaren. Daarna laat hij op de potkachel de thee trekken, die hij uitschenkt in plastic bekertjes, die hij heeft weggehaald bij een koffieautomaat in een snackbar om de hoek. "Weer die verrekte zuinigheid', bekent hij, 'ik kan het niet laten'. Blijvende ruwheid Uit zijn rijke ervaring als Leidse student meent hij te mogen vaststellen, dat er een hoop schijnheiligheid is verdwenen. De omgang tussen de sociale lagen in de studentensamenleving acht hij verbeterd. "Maar de ruwheid is gebleven", roept hij met ongewone felheid. "Vroeger was het een kwestie van spanningen afblazen. De student leefde voornamelijk tussen kerels en leefde zich uit op het meubilair in de sociëteit. Begrijpelijk, want het menselijk lichaam is niet gebouwd om dagenlang gebogen over de boeken te zitten. Dat schreeuwde om explosies en die zijn er ook gekomen. De ruwheid van nu is anders. Het is een uitvloeisel van de welvaart. Het is niet meer het ontbreken van vrouwvolk, dat de vernielzucht aanwakkert, maar het gebrek aan discipline. Vroeger sloegen ze een leunstoel kort en klein en schreef vader de volgende dag een cheque. Niks aan de hand. Nu wordt er ook aan de lopende band vernield, maar dat vindt men de normaalste zaak van de wereld". Een ouderejaars onder zijn gehoor heft protesterend de handen. "Kom Adam, dat kun je niet menen". Adam schenkt hem een vergevende glimlach en zegt: "Vraag dat dan maar eens aan de sociëteitsbedien den. Aan Piet en Cor. Ze zullen je haarfijn vertellen, dat er zelfs meer wordt vernield dan vroeger. Nee jongeman, om te overle ven zullen we weer terug moeten naar keiharde zelfdiscipline". Zelf heeft hij er weinig moeite mee, want de tijd heeft hem gelouterd en hij is zuinig op zijn uitzonderingspositie. Hij wenst ook onder geen beding vergeleken te worden met de legendarische Himpe, die geduren de een veertig-tal jaren in de Leidse colle gebanken zat. Himpe kreeg van enkele tantes een toelage, maar alleen echter zo lang hij ordentelijk studeerde. Deze finan ciële tegemoetkoming was echter groter dan het salaris, dat hij ooit als afgestudeer de kori verdienen en daarom was. hij ge doemd om als eeuwige student door de zalen van Minerva te dwalen. Toen hij tenslotte toch op hoge leeftijd zijn artsen- bul haalde vestigde hij zich uit angst naast een collega en liet op zijn deur een bord spijkeren met de mededeling: "Voor moei lijke gevallen gelieve men zich te vervoe gen bij mijn buurman'. 'Himpe verafschuw ik', zegt Van Doornick, 'dat is een figuur uit een afgesloten tijd perk. Wie nu in Leiden komt studeren zal de handjes toch echt enorm driftig uit de i moeten steken'. Kokende kleibint Een rondgang door Leiden maakt duide lijk, dat hij wel eens gelijk zou kunnen hebben. Van de ruim 13.000 Leidse studen ten treft men er slechts weinigen aan, die het onderste knoopje van hun vest open hebben staan en voor elke conversatie een kokendhete kleibint in de huig deponeren. Een bezoek aan de gloednieuwe mensa BAK versterkt alleen dit vermoeden. In deze moderne eetschuur, die in een voor- Bijdragen aan deze Leidse Courant-bijlage ter gelegenheid van het vierhonderdjarig be staan van de Leidse Universiteit leverden: Leo Thuring, Willem Scheer en Ton Pietérs. Theo Ringers, Kees v.d. Burg en Milan Konvalinka Lay out: Marijke van Overbeeke- Eindredactie: Jan Leune. Adam van Doorninck junior, oud ste student in de Leidse dreven en hard metselend aan zijn eigen on sterfelijke herinnering: "Wie nu in - Leiden komt studeren zal de handjes uit de mouwen moeten steken". uitstrevend metaalverwerkend bedrijf niet zou misstaan ziet men tegen zessen slechts jongeren met de wakkere blik van 'de aard ligt open, derhalve de mouwen fluks opge rold'. Zij staan geduldig in de rij voor een voedzame braadworst met toebehoren of het alternatieve menu. dat doorgaans bestaat uit meelhoudende spijzen uit favo riete vakantielanden. Voor de hongengen is er nog een 'nahaalbuffet', waar uit glim mende troggen naar wens groenten en aardappelen kunnen worden opgeschept. Er zijn in Leiden vier mensae. waaronder een koshere joodse en een katholieke Sint Augustinus, die echter sinds enige tijd bij een volle maaltijd geen volle aflaat meer verstrekt. Ook op andere terreinen komt de Leidse student rijkelijk aan zijn trekken. Aan de buitenkant van de stad is een modern sportcomplex gebouwd en aan het Leven daal is een oude dekenfabriek geschikt gemaakt voor bijna alle vormen van men selijke inspanning. Ook aan de huisvesting is in de laatste jaren geducht gesleuteld. De binnenstad is verrijkt met enkele flat gebouwen, waar studenten voor een rede lijke huurprijs een ruimte krijgen, die uit sluitend cursief kan worden bewoond. De gangen zijn zo smal, dat de bewoners er slechts zijdelings gebruik van kunnen ma ken. Toch hoort men ook in deze flatge bouwen weinig kritiek. De studenten, die onderdak versierd hebben in pakhuizen of in onttakelde patriciërswoningen behoren echter duidelijk tot de bevoorrechten. Naast de deuren van honderden huizen in de binnenstad hangen gemiddeld tussen de twintig en veertig naambordjes, die de aanwezigheid van een contractpension voor Turkse gastarbeiders doen vermoe den. Een blik achter de gevels maakt echter duidelijk, dat de bewoners allen over een eigen behuizing beschikken, die doorgaans lijkt op het decor van een som ber Dickens-spel, maar die door de huur ders niettemin wordt beschowd als gods eigen knollentuin. Ook dat lijkt logisch: de Leidse student weet, dat hij de doorzonka mer en de carport toch niet kan ontlopen en wenst zolang mogelijk te verwijlen in het morsige niemandsland tussen jeugd en volwassenheid. Ploeterijen Een hoofdstuk apart in het Leids studen tenleven vormen de hospita's. Een uitster vend gilde van moederlijke figuren, die door het verhuren van 'ploeterijen' danwel 'studentenkotten' hun leven verrijken. Een van hen is Mien Tukker, een 77-jarige ongetrouwde Leidse, die al sinds mensen heugenis haar huis aan een der singels open stelt voor jongeheren, -die haar re giem van bezorgdheid en strenge knoet morrend accepteren. Elke morgen kunnen haar huurders rekenen op een geurig kop je thee en mocht een van hen op dat moment nog zijn roes uitslapen dan brengt ze na een kwartier zonder bijbetaling een nieuw warm kopje. 'Want de jongeheren missen toch al zoveel', verduidelijkt ze. Er wordt in de avonduren ook in haar kamer naar de televisie gekeken, maar als er bloot op de buis verschijnt gaat het toestel uit. 'Zeg maar midden in mijn snuit, dat ik een Kenau ben' roept ze. "Ik zal daar niet kwaad om worden. Want ik doe toch wat ik wil en de jongeheren hebben dat maar te accepteren. Al behangen ze me met goud dan komt er toch in mijn huis na elven geen dame op de kamers". Ze kijkt triomferend de kring studenten rond. Robert knikt en zegt glimlachend: "Je hebt groot gelijk Tuk. Houwe zo". 'Het studentenleven is een spel", zegt ze. "Als Robert moet studeren gaat de televi sie uit, want daar heeft hij last van. Dat weet ik. Zoals hij weer weet, tot hoever hij bij Mien kan gaan". Als ze haar gasten uitlaat drukt ze bij de voordeur nog haastig een rolletje peper munt in hun handen. "Het is altijd fijn als je onderweg een frisse adem hebt", zegt ze met een knipoog. Het zal waarachtig aan Mien Tukker niet liggen, als de Leidse universiteit het volgende eeuwfeest niet glorieus haalt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1975 | | pagina 1