Indo-China-mislukking van
zes Amerikaanse presidenten
„VERDEDIGINGSLINIE" LIJKT VERLEGD
VRIJDAG 18 APRIL 1975
LEIDSE COURANT
PAfclNA 11
In onderstaand artikel be
schrijft dr. Jan Pluvier uit
Soest de geschiedenis, de huidi
ge problemen en de toekomst
van Indochina. De historicus
Pluvier promoveerde in 1953
met een proefschrift over de
nationalistische beweging in In
donesië. Van 1958 tot 1962 was
hij geschiedenisleraar in Win
terswijk. Daarna was hij tot
1966 als lector verbonden aan
de universiteit van Koeala
Loempoer. Sinds 1966 is hij lec
tor Moderne Aziatische geschie
denis aan de Universiteit van
Amsterdam.
1 Phnom Penh, de Cambodjaanse hoofdstad waarom de laatste weken hard is gevochten, is gelegen aan de samen
vloeiing van de Bassac- en Mekongrivieren. Links het centrum van de stad, in het midden het schiereiland waarop de
marinebasis is gevestigd.
Cambodja en zijn ligging tegenover Vietnam: het gear
ceerde deel van Vietnam is in handen van de Voorlopige
Regering.
Door dr. Jan Pluvier
Wat wij nu in Indochina waarnemen is de definitieve
mislukking van de door zes Amerikaanse presidenten
gevoerde politiek om dit gebied binnen de westerse
invloedssfeer te houden. Om dit doel te verwezenlij
ken verleende Truman steun aan de Franse koloniale
oorlogvoering tegen de Indochinese nationale bevrij
dingsbewegingen. De regering Eisenhower-Dulles
trad, in strijd met de wapenstilstandsakkoorden van
Genève van 1954, op als schutspatrones van een
afzonderlijke staat Zuid Vietnam en van een rechts
bewind in Laos.
Kennedy begon met het zenden
Amerikaanse militairen
Zuid Vietnam om de rege-
ring in Saigon te helpen bij de
bestrijding van een snel om zich
heen grijpende rebellie van de
boerenbevolking. Johnson greep
met een half miljoen ge
vechtstroepen in Zuid Vietnam
met ononderbroken bombar
dementen op Noord Vietnam en
Laos. Nixon breidde de oorlog
er Cambodja en ging over
tot de taktiek van vietnamise-
ring die tenslotte uitmondde in
het bestand van Parijs. En nu
vraagt de regering Ford op
nieuw om grote geldbedragen
de regiems van Lon Nol en
Thieu in staat te stellen het
onafwendbare nog even af te
wenden.
as een politiek die gemoti
veerd werd met het argument
de Verenigde Staten een
dam moesten opwerpen tegen
de expansiedrift van communis
tisch China, dat zij de vrjjheid
van de volken van Indochina
moesten verdedigen tegen de
agressie uit Noord Vietnam, dat
rij hun verplichtingen moesten
nakomen jegens de pro-westerse
regeringen in het gebied en dat
rij, tenslotte, het zich niet kon
den veroorloven hun geloof
waardigheid tegenover bondge
noten in de rest van de wereld
te verliezen.
In werkelijkheid echter was de
Amerikaanse politiek er op ge
richt het de volken van Indochi-
te verhinderen behalve een
formeel-politieke onafhankelijk
heid ook een economische onaf
hankelijkheid te verwerven, in
clusief de vrijheid om de eigen
regeringsvorm en de structuur
van de samenleving zelf te bepa
len. Het sociaal-revolutionaire
karakter van de Vietnamese re
gering (sinds 1954 beperkt tot
Noord Vietnam), van de bevrij
dingsorganisatie in Laos (de
Neo Lao Hak Xat, of Pathet
Lao), van de verzetsbewegingen
'n Zuid Vietnam (het Bevrij
dingsfront, later de Voorlopige
Revolutionaire Regering) en in
Cambodja (het Nationale Een
heidsfront én de Koninklijke
Regering van Nationale Een
heid) bedreigde immers de hege
monie van de Verenigde Staten,
ruimer het Westen, in dit deel
van de wereld. Bij een overwin-
van dergelijke organisaties
was het twijfelachtig of het v
terse zakenleven zijn
sche activiteiten ongehinderd
zou kunnen voortzetten.
Ondanks het feit dat de Ver
enigde Staten een overweldi
gend materieel overwicht had
den, dat zij -een weinig kieskeu
rig gebruik maakten van de hun
ter beschikking staande strijd
middelen en dat zij konden re
kenen op de medeplichtigheid
van de meeste westelijke staten
en de afzijdigheid van de mees
te ontwikkelingslanden, is deze
Amerikaanse politiek mislukt.
Dit komt doordat de Verenigde
Staten niet in staat waren een
passend alternatief a&n te bie
den voor wat de bevrijdingsbe
wegingen de volken van Indo
china boden: wat men ook pro
beerde, het liep altijd op een
reactionaire en corrupte dicta
tuur uit - iets wat gezien de aard
van de Amerikaanse interven
ties zo verwonderlijk niet is. Bo
vendien voerden de Amerika
nen, hetzij zelf, hetzij via Fran
krijk of de regiems in Saigon,
Vientiane en Phnom Penh, niet
een oorlog tegen zo maar wat
guerrilla-organisaties, maar te
gen de volken van Vietnam,
Laos en Cambodja. Wie, on
danks alles wat er na 1945 in
Vietnam gebeurd was, er aan
bleef twijfelen of de strijd in
Indochina wel een volksoorlog
was, kon in 1970 door de ont
wikkelingen in Cambodja zeker
heid worden verschaft. Binnen
enkele maanden na de afzetting
van prins Sihanouk als staats
hoofd wat het grootste deel van
het land in handen gevallen van
de Koninklijke Regering van
Nationale Eenheid. Dat kwam
niet door een handjevol Rode
Khmers, nog minder door infil
tratie van „Viet Cong"-strijders
of Noord Vietnamezen. Het
kwam door het algemene verzet
van de Cambodjaanse platte
landsbevolking. Nergens in Azië
zijn de boeren zó snel en zó
grondig tot revolutionairen ge
maakt als in Cambodja. Van
een volk dat in de westelijke
voorstellingen bekend was als
vriendelijk en vredelievend, had
men dit niet verwacht. Trou
wens ook van de meer taaie en
geharde Vietnamezen had men
niet gedacht dat zij het geweld
van de Amerikaanse wapens
zouden kunnen weerstaan.
Prins Norodom Sihanoek (r) die zich heeft verzoend met de leider van de Rode
Khmers, Khieu Sampan, die waarschijnjijk de nieuwe sterke man in Cambodja zal
worden.
Misrekening
Dit laatste nu was de grote mis
rekening van zes Amerikaanse
presidenten. Hun politiek wil
wel eens worden voorgesteld als
het niet-gewenste gevolg van
een beoordelingsfout, van een
tragische menselijke vergissing.
Dat is onjuist. Van 1950 tot he
den hebben de Amerikaanse re
geringen geweten wat zij wilden
en ook geweten wat zij deden
om hun wil door te zetten. Zij
vergisten zich zoals de Japan
ners zich indertijd vergisten in
de Chinezen, en de Duitsers in
de Russen, in de verzetswil en
het weerstandsvermogen van
huntegenstanders. De Vietna
mezen, de Laotianen en de
Cambodjanen gaven zich niet
over en zij lieten zich evenmin
onder de voet lopen.
Het laatste bedrijf van de Indo
chinese oorlog is nu aan de
gang. Voor wie met de onderte
kening van de akkoorden van
Parijs en Vientiane in januari
en februari 1973 en met het
beëindigen van de Amerikaanse
bombardementen op Cambodja
in augustus 1973 niet geloofde
dat de vrede was teruggekeerd,
kunnen de huidige gebeurtenis
sen niet als een verrassing zijn
gekomen. Alleen in Laos werd
een politieke oplossing bereikt,
maar in Zuid Vietnam en Cam
bodja ging de oorlog door en
daar moest hij onafwendbaar
leiden tot de ondergang van de
regiems van Thieu en Lon Nol
die door de Verenigde Staten
aan de betrokken volken opge
legd en door die volken niet
geaccepteerd waren. De vraag
was alleen: wanneer én op wel
ke manier? De antwoorden zijn
duidelijk: nu, althans op korte
termijn, én door de oorlog tot
het laatste toe uit te vechten.
Van onderhandelingen was in
beide gevallen geen sprake.
Voor Cambodja waren de Ver
enigde Staten daar wel voor
stander van, maar prins Siha
nouk ging van het standpunt uit
dat zijn koninklijke regering de
legitimiteit vertegenwoordigde
en dat Lon Nol en de zijnen
verraders waren waarmee hij
niet wilde praten. Hij ging ervan
uit dat een op overleg gebaseerd
bestand, anders dan in Laos en
Zuid Vietnam, leiden zou tot een
verzwakking van de revolutio
naire krachten, omdat een dan
onvermijdelijke territoriale af
bakening van de door de beide
partijen beheerste zones Lon
Nol van de ondergang zou red
den en zelfs in staat zou stellen
een politieke en militaire rol te
blijven spelen. Aangezien de
„Khmer Republiek" van Lon
Nol noch militair noch politiek
iets betekende, wilden Sihanouk
en het Nationale Eenheidsfront
er niet door middel van onder
handelingen enige betekenis aan
verlenen. Zich overgeven of ver
dreven worden waren de enige
kansen die Lon Nol en zijn be
wind gelaten werden.
Schendingen
In Zuid Vietnam werd formeel
wél overleg gevoerd tussen ver
tegenwoordigers van de rege
ring in Saigon en die van de
Voorlopige Revolutionaire Rege
ring. Immers in het akkoord
vein Parijs waren onderhande
lingen voorgeschreven als mid
del om tot een politieke oplos
sing te komen. Tevens was in
grote lijnen aangegeven waartoe
die onderhandelingen moesten
bijdragen: de vorming van een
„Nationale Raad van Verzoe
ning en Eendracht" die de ver
kiezingen in Zuid Vietnam
moest voorbereiden. Tot werke
lijk serieuze besprekingen
kwam het echter niet en het was
de regering in Saigon die dit
onderdeel van de Parij se over
eenkomst saboteerde. Van haar'
kant was dat ook wel logisch,
want door de vorming van een
Nationale Raad van Verzoening
en Eendracht, die zou bestaan
uit aanhangers van Saigon, de
VRR én de derde partij, die der
neutralisten, zou de allesover
heersende positie van Thieu in
de door hem beheerste gebieden
van Zuid Vietnam sterk worden
beknot Vandaar dat Thieu wei
gerde de VRR en de neutralis
ten als wettelijk erkende groe
peringen binnen het kader van
het Zuidvietnamese politieke
systeem toe te laten en aan
drong op het houden van ver
kiezingen zonder meer, d.w.z.
onder zijn toezicht. Tegelijker
tijd schond het regiem in Saigon
het militaire bestand door gere
gelde aanvallen te doen op het
VRR-gebied, in de verwachting
dat tegenacties van de VRR als
Noordvietnamese bestands
schendingen zouden overkomen
en dat dan de Verenigde Staten
wel weer te hulp zouden schie-
Voor de VRR was het bestand
van Parijs voordelig, vandaar
dat zij hoopte op, en van haar
kant ook streefde naar, een
loyale uitvoering van de akkoor
den, al rekende zij tegelijkertijd
wel op een militaire confronta
tie, want na hun ervaringen met
het verdrag van Hanoi van 1946,
het akkoord van Genève van
1954 en het Laos-akkoord van
1962 door schade en schande
wijs geworden, waren de Viet
namese revolutionairen er intus
sen wel van overtuigd geraakt
dat zich houden aan verdragen
niet de sterkste kant van het
Westen was in zijn relaties tot
Indochina.
In het eerste jaar van het be
stand legde de VRR zich duide
lijke beperkingen op tegenover
de provocaties door het leger
van Saigon, maar dat verander
de toen Thieu definitief een
einde maakte aan de kans om
tot een politieke regeling te ko
men door op 28 december 1973
vast te stellen dat er van alge
mene verkiezingen volgens de
formule van het Parij se ak
koord geen sprake kon zijn. Op
4 januari 1974 riep hij zijn troe
pen op de „communisten aan te
vallen waar zij zich ook bevin
den" en eind april van dat jaar
maakte zijn regering een eind
aan de politieke besprekingen
met de VRR: dat de Amerikaan
se regering in een officiële nota
in januari jl. het de „communis
ten" verweet de besprekingen te
hebben afgebroken zal, als men
het vriendelijk wil stellen, gewe
ten kunnen worden aan het on
voldoende raadplegen van oude
kranten.
Sinds medio 1974 reageerden de
strijdkrachten van de VRR op
de aanvallen van Thieu's troe
pen met plaatselijke offensieven
die onveranderlijk op zware ne
derlagen voor Saigon uitliepen.
Zo werd in augustus van het
vorig jaar een eenheid van het
Saigon-leger bij Thuong Due,
ten zuidwesten van Da Nang,
geheel in de pan gehakt. Een
dergelijke aanval bracht begin
maart van dit jaar de strate
gisch belangrijke stad Ban Me
Thuot, in het zuiden van het
Centrale Hoogland, in handen
van de VRR. Dit nu was het sein
tot de militaire ineenstorting
van het regiem van Thieu.
Op het verlies van Ban Me
Thuot reageerde Thieu immers
door de meer noordelijk gelegen
steden Pleiku en Kontum prijs
te geven. Het was een poging
om in het zicht van de verwach
te stopzetting van de Ameri
kaanse financiële en materiële
steun de moeilijker wordende
positie van zijn bewind te dra
matiseren, om het Amerikaanse
Congres op stang te jagen en
alsnog voor de aangevraagde
extra-hulp te laten stemmen.
Het pakte allemaal echter an
ders uit. Het snelle opgeven van
de bases in het Centrale Hoog
land, gevolgd door de ontrui
ming van de stad Quang Tri
leidde tot een zo sterke demora
lisering van de Saigontroepen
dat de militaire verdediging in
de noordelijke en centrale pro
vincies totaal ineenstortte. Hele
legeronderdelen sloegen op de
vlucht met achterlating van ge
weldige hoeveelheden materiaal,
andere onderdelen gaven zich
over of liepen over, weer andere
verloren iedere discipline en vie
len uiteen in plunderende ben
den. Ook de ambtenarij van het
Saigon-regiem ging in paniek
ten onder in de steden waar de
militairen aanstalten maakten te
vertrekken. Binnen een maand
was Thieu teruggeworpen op
zijn hoofdstad, de Mekong delta
en het Ca Mau schiereiland, een
gebied overigens waarvan be
langrijke delen al lang in han
den van de revolutionairen zijn.
Mogelijk dat het Saigon-regiem
het nog even rekt, maar zijn
einde, en daarmee ook het einde
van de Vietnamese oorlog, is nu
toch wel in zicht
Wat dit betekent voor de Ameri
kaanse politiek in Indochina
kan misschien het beste worden
geillustreerd aan de hand van
wat er in Cambodja is gebeurd.
Daar regeerde tot 1970 prins
Sihanouk, maatschappelijk con
servatief, zeker niet links, in zijn
buitenlandse politiek in zijn
hart pro-westers, maar niet be
reid zijn land aan te sluiten bij
enig machtsblok, een neutralist
dus. Die standpuntbepaling nu
was de regering in Washington
niet goed genoeg en met mede
werking van de CIA werd Siha
nouk in maart 1970 vervangen
door een pro-westerse reactio
naire generaal en werd Cam
bodja betrokken bij de Vietna
mese oorlog. Het afgezette
staatshoofd sloot nu een ver
bond met de linkse Rode Kh
mers die hij vroeger verketterd
had en samen wonnen zij de
oorlog. Sihanouk keert terug,
maar het zal geen restauratie
zijn: het nieuwe Cambodja zal
geen neutralistisch Cambodja
meer zijn, maar een links-radi
caal, zo men wil communistisch
Cambodja. Datzelfde zal ook
van Zuid Vietnam kunnen wor
den gezegd wanneer de VRR
daar de definitieve overwinning
heeft behaald. Tegen de ver
drukking in, ondanks napalm
en tijgerkooien, is de revolutio
naire stemming gegroeid en ver
sterkt, en de oriëntatie van de
VRR zal nu ongetwijfeld radica
ler en de belangen van het West
en minder goed ge?ind zijn dan
wanneer de Verenigde Staten
niet hadden geprobeerd de na
tuurlijke ontwikkeling met alle
middelen tegen te gaan.
Domino-theorie
En dit geldt uiteraard ook de
rest van Zuidoost Azië. De laat
ste tijd wordt nog wel eens de
vraag gesteld wat de mislukking
van de Amerikaanse politiek in
Cambodja en Zuid Vietnam
voor gevolgen zal hebben voor
andere landen in dit gebied. De
vraag ook of de domino-theorie
misschien toch nog geldig is.
Voor de beantwoording van die
vraag is het goed het volgende
te bedenken: een land gaat niet
verloren (om even in de westelij
ke apocalyptische terminologie
te blijven) omdat het land er
naast verloren is gegaan, maar
omdat er politieke, sociale en
economische omstandigheden
heersen die onder het volk onte
vredenheid wekken waardoor
de opkomst en de ontwikkeling
van een revolutionair verzet mo
gelijk wordt gemaakt, en omdat
er een regering is die niets we
zenlijks doet ter verbetering van
de situatie. De beste bondgeno
ten van de Indochinese revolu
tionairen zijn Thieu en Lon Nol
gebleken: en als het Westen zijn
politiek in Zuidoost-Azië niet
herziet dan zal men te zijner tijd
mogelijk hetzelfde kunnen zeg
gen van mensen als Soehartu
Marcos en Abdul Razak.
De Amerikaanse, de westerse
positie in Thailand wordt niet
bedreigd omdat de regerende
oligarchie daar praat over een
terugtrekking van Amerikaanse
bases, en ook niet als in een of
andere toekomst die bases in
derdaad teruggetrokken zullen
worden, maar door de ontevre-'
denheid van de boerenbevolking
in de doodarme noordoostelijke
provincies. Die ontevredenheid
uit zich al jarenlang in revolu-
tionaire opstandigheid en die
opstandigheid zal toenemen als
aan het- wegnemen van de oor
zaken van die ontevredenheid
niets wordt gedaan.
Het is wel waarschijnlijk dat de
regering van de Verenigde Sta
ten die mislukking van haar In-
dochina-politiek in haar bereke
ningen heeft ingecalculeerd.
Men kan zeggen dat de .Ameri
kaanse verdedigingslinie tegen
het communisme" in Zuidoost
Azië verlegd is; anders gezegd,
dat op andere landen de nadruk
van de Amerikaanse hegemonie
en van de westerse economische
heerschappij gaat vallen: de Fi
lippijnen, Maleisië, Indonesië
vooral. Maar om ongestoord in
het bezit van die landen te blij
ven en gebruik te kunnen
ken van hun olie- en andere
rijkdommen zal er toch een an
dere politiek gevoerd moeten
worden dan een die louter geba
seerd is op het steunen van
zelfzuchtige politici, het jacht
maken op „communiscen en
het veronachtzamen van de
wensen en belangen van de
meerderheid van de in die lan
den wonende volken. Als het
Westen dat laatste blijft doen,
zullen de volken van Zuidoost
Azië hun lot in eigen hand ne
men, op dezelfde manier waar
op de Vietnamezen, de Laotia
nen en de Cambodjanen dat
hebben gedaan.