ogels: recht voor de raap
hoop op vierde
wonder in successie
CeidócSou^unt
duurder
[betaald dan
plaatselijke
heiden
STRIJDLIED
De wonder-Vogels van
Spakenburg op oorlogs
sterkte aangetreden voor
het amateurduel tegen
Overwinning Is Ons Streven
uit Oldenbroek. Zullen deze
kleine zonen van David ook
Goliath Twente op de
knieën dwingen?
gMKENBURG In Godvre-
nd Spakenburg wordt de vis
47*g; altijd duurder betaald dan
plaatselijke voetbalhelden,
elf knokkers van FC IJssel-
irvogels blijven ondanks
ongehoorde successen in de
ikercompetitie simpele ama-
die trouw hun maande-
contributie afdragen en
afloop van de wedstrijd hun
pilsje betalen in de kanti-
Ze hebben er volledig vrede
re, want uit overlevering we
ll ze, dat sport slechts de spie
ën staalt, maar nimmer de ei-
in beurs mag spekken. Dat
■^orrecht schenken ze graag
In hun dolende broeders in
■tt betaalde voetbal, die de
plele dans om het bruine leder
trlaagd hebben tot een horle-
3riep om de poen.
.jlat kan toch nooit de bedoe-
ng van de Heer zijn geweest",
■jpent'Jaap Koelewijn, grijsge-
pifde rolmopsenfabrikant en
«1 zijn vrije uren de gezagheb-
tnde voorzitter van de ogen-
'ihijnlijk oppermachtige Vo-
^ls. Achtereenvolgens hebben
-t Limburgia met één-nul verne-
•rd, streekgenoot Amersfoort -
"let vier-één van de grazige wei-
gespeeld, met twee-een van
iningen gewonnen, en hun
bokking victorie laten
aaien in Alkmaar, waar de
mderboys van de gebroeders
•lenaars een formidabele
^afschop nakregen.
'olgens Bartjens hadden de
igels natuurlijk van AZ moe-
verliezen", geven de Spaken-
'gers grootmoedig toe, „want
het is immers te dol, dat een
handjevol amateurs een club uit
de eredivisie het bos instuurt.
Wij hebben weliswaar een pri
ma elftal, maar onze techniek
kan niet in de schaduw staan
van de trucjes, die beroepsspe
lers in huis hebben. We gingen
dan ook naar Alkmaar in de
overtuiging, dat we een flink
pak slaag zouden krijgen. Trai
ner Pierre Stevenaart zei het
nog in de bus: „Jongens, wat er
ook gebeurt, jullie blijven netjes
spelen. Niet gaan natrappen of
met smerige tackeltjes een te
genstander het ziekenhuis in-
tremmen. Wij komen met opge
heven hoofd het veld op en gaan
er ook weer met opgeheven
hoofd af. Het is niet de bedoe
ling, dat we met elf-nul verlie
zen, maar een paar doelpunten
verschil is voor ons echt geen
schande. We zullen op een nette
manier aan het kortste eind
trekken".
De Spakenburgers komen al 42
jaar uitsluitend op zaterdag bin
nen de krijtlijnen, want de Heer
heeft immers op de zondag een
claim van aanzienlijk oudere
datum dan de KNVB. IJssel-
meervogels heeft daaruit de
konsekwentie getrokken en
zingt op zondag uitsluitend en
langdurig Zijn lof.
„Daar maken onze jongens geen
punt van", deelt Koelewijn ex
cathedra mee, „mijn jongens
hebben de Heer gelukkig nog
hoog zitten en zijn niet van plan
om Hem te versjacheren voor
een handvol zilverlingen. Er zijn
van alle kanten pogingen ge
daan om de Vogels te interesse
ren voor het betaalde voetbal,
maar de mannen met de geld
buidels hebben hier in Spaken
burg geen schijn van kans. Wij
hebben onze principes en daar
brengt geen Onassis ons van
af".
Warme bakkerszoon Koelewijn
(die zijn achternaam deelt met
3000 van de 9000 authentieke
Spakenburgers) heeft zelf 21
jaar in het eerste elftal van IJs-
selmeervogels gespeeld en was
in zijn glorietijd een gevreesde
goaltjesdief. Hij begon als back,
rukte daama op naar de stop
persplaats en fungeerde vervol
gens als middenvoor met een
moordend schot „Ik was in
mijn jonge jaren een begrip bij
IJsselmeervogels", zegt hij dam
pend van bescheidenheid, „en
dat niet vanwege mijn snelheid,
want ik heb nooit één meter te
veel gelopen. Ik moest het heb
ben van mijn inzicht. Ik heb
toevallig het één en ander gestu
deerd en kan redelijk het kopje
gebruiken. Het klinkt misschien
aanmatigend, maar het is niet
anders: ik was een goede cap
tain, naar wie graag geluisterd
werd. Ik lelde ze er ook achter
mekaar in. Ik heb een seizoen
meegemaakt, waarin de Vogels
honderd doelpunten maakten.
En daarvan nam ik er 67 voor
mijn rekening".
Koelewijn is één van de taaie
knoesten van het eerste uur en
heeft in de loop der jaren de
triomfen van IJsselmeervogels
geturfd als een geslaagde kanni
baal, die de scalpen moeiteloos
in de schoot krijgt geworpen.
„Wij hebben altijd tot de beste
amateurverenigingen behoord",
laat hij noteren, „in die 42 jaar
zijn we één keer vierde gewor
den en dat was een regelrechte
vergissing. We zijn gewend om
kampioen te worden of tenmin
ste op de tweede plaats te eindi
gen. Dat komt door het karakter
van de Vogels. Onze club is
begonnen met vissers, die ge
wend zijn aan ontberingen, aan
beulen en sloven. Toen de Zuid
erzee nog open was leefde heel
Spakenburg van de visvangst.
Daar worden nu allerlei roman
tische verhalen over opgehan
gen. Maar in de praktijk was
het een hard en meedogenloos
slavenbestaan: Je stapte elke
zondagnacht om twaalf uur aan
boord en sjouwde dan dag en
nacht door tot zaterdagmorgen.
Daarna vlug, vlug verkleden,
een washandje over je stinken
de lijf halen en als een haas
naar het voetbalveld. Mensen,
die zo leven kunnen ook op het
veld tegen een stootje en laten
zich niet wegtrappen. De Vogels
hebben altijd recht voor de raap
gespeeld en met een inzet, die
niet kapot is te krijgen. Twee
jaar geleden speelde Henk Koe
lewijn nog in het eerste. Dat
was nou een typisch Spaken-
burgse visser. Als er 's winters
Peter Koelewijn, naamgenoot van Vogel-voorzitter
Jaap, heeft ter opluistering van het gevecht tussen
David Spakenburg en Goliath Twente het volgende
ontroerende strijdlied geschreven, dat inmiddels
door de elf spelers van IJsselmeervogels op de
plaat is gebruld:
Alle vogels vliegen, hoi, hoi, hoi, hoi
Vogels, oh vogels van het IJsselmeer,
Vogels, oh vogels, geef nog even meer.
Dan is straks nog het Wereldkuppie
Voor ons Spakenburgse kluppie,
Vogels, mijn vogels, spelen voor de eer.
Vogels, mijn vogels, doen het toch maar weer.
Wij Rood-Witte jongens
Lachen er maar om.
Wij hebben geen miljoen.
En geen spelers van een ton,
We doen het voor de lol en
We spelen met plezier,
En dat blijven we altijd doen.
We werken overdag
En gaan 's avonds naar het veld.
Waar trainer Pierre ons
dan over combinaties vertelt.
Ieder pakt in de kantine.
Later daar een pilsje op.
En zo worden wij kampioen.
niet gevist werd maakte hij niks
klaar op het veld en speelde hij
als een dweil. Maar zodra het
visseizoen geopend was fleurde
hij op en bleek hij opeens over
een topconditie te beschikken.
Op zulke momenten hoorde je
hem niet klagen over vermoeid
heid. Ben je bedonderd. Dat
komt niet eens op in de kop van
een visser. Net zomin als klein
zerigheid. Als hij een jaap in
zijn hand had dacht hij er niet
over om thuis te blijvea Daar
zorgde zijn vader wel voor. D'r
moest brood op de plank komen
en daarom was het: „rot nou
gauw op met dat sneetje in je
poot. Ga jij maar rustig naar
zee". Ik heb trouwens nog nooit
een visser horen praten over
zijn kwalen. Al verrekte hij van
de maagpijn, dan was het toch:
hupsakee, aan de bak en de
handjes uit de i
punten verspeeld als in deze
competitie. Daar komt bij, dat
de andere amateurclubs het ge
weldig vinden om de Vogels het
onderspit te laten delven. Je
merkt het al aan de kreten van
de supporters, als we ergens een
veld opkomen. „Jongens, hak
die Spakenburgers in de pan",
hoor je ze roepen. Dat vinden
ze het einde.
In de Bekercompetitie liggen de
zaken heel anders. Toen we te
gen Groningen moesten spelen
gaf geen mens ons een schijn
van kans. De back van Gronin
gen zei in een radio-interview:
„Wat zegt u me nou? Moeten we
tegen Spakenburg spelen. Ik
weet niet eens, waar dat ligt".
Kijk, zo'n opmerking dringt ook
tot onze jongens door en dat
geeft ze een fikse morele prikke
ling. Dan denker, ze: „We zullen
die windbuil straks een klein
poepje laten ruiken".
Als je nu diep in mijn hart kijkt
zie je alleen maar twijfel aan de
uitslag van die wedstrijd tegen
Twente. Een goeie amateur kan
hooguit vergeleken worden met
een club, die ergens onderaan in
de eerste divisie bengelt. Maar
we moeten niet de illusie heb-
In het huidige wonderelftal van
IJsselmeervogels is weliswaar
geen pikbroek meer te beken
nen, maar Kniertjes geest waart
toch nog steeds door de gelede
ren. .Mijn Vogels zijn op hun
best, als ze in de positie van de
underdog worden gedrongen",
legt Koelewijn uit, „je merkt het
de laatste maanden in de ama
teurcompetitie. We moeten op 16
april tegen de FC Twente aan
treden voor de halve finale voor
de Nederlandse beker. Begrijpe
lijk, dat die wedstrijd door hun
hoofd spookt en dat ze de routi
newedstrijden laten slabakken.
We hebben ook nog nooit tij
dens thuiswedstrijden zoveel
ben, dat we tegen een eredivisie
club kunnen optornen. Dat is
gewoon te dol om over te pra
ten. Maar ja, dat riepen we ook,
toen we tegen Limburgia moes
ten speten en tegen Groningen
en AZ.
Iedereen weet ondertussen, wat
er gebeurd is. Onze tegenstan
ders dachten, dat ze een zacht
snoteitje konden pellen en gin
gen de boot in. Je kunt je nou
wel een Goliath voelen, maar je
zult toch altijd rekening moeten
houden met dat kleine kiezel
steentje van David.
Ik zeg nu: Ik geef de Vogels
geen schijn van kans tegen
Twente. Dat is de keiharde
waarheid. Ze hebben weliswaar
een verdediging, die aardig ram
melt, maar we zullen toch moe
ten hopen op het vierde wonder
in successie. Als ze op de zes
tiende april met hun kop bij de
Europacup-wedstrijden zijn
hebben we misschien een kansje
om de score binnen de perken
te houden.
Ik wil wel, dat die halve finale
een happening wordt. Dat ben
ik verplicht aan alle trouwe sup
porters en alle Nederlanders,
die ons gevecht tegen de machti
gen volgen. Daarom heb ik
voorgesteld om die wedstrijd in
het Feyenoord-stadion te spelen.
Dat is mijn vurigste wens: ik wil
dolgraag, dat mijn Vogels één
keer in de Kuip mogen spelen.
Twente zag dat niet zo zitten en
nu zullen we in Deventer gaan
spelen. Maar ik ben er van
overtuigd, dat we vijftig,
zestigduizend mensen naar de
Kuip hadden gekregen. Ik heb
nog een reisbureau aan de lijn
gehad, dat reclame wilde maken
ij alle amateursclubs.
Man, als je eens wist, hoe er met
ons wordt meegeleefd. Uit het
hele land stromen de brieven
binnen en wordt er om kaartjes
gevraagd. Een visboer hier in
het dorp heeft al van een aanne
mer te horen gekregen: „Als je
niet zorgt voor negentien kaart
jes, hoef je nooit meer met je
zoute haring op ons werk te
verschijnen". Kijk, dit moet het
hoogtepunt worden in de ge
schiedenis van onze club."
Ik had het er gisteren nog over
met onze vroegere voorhoede
speler Henk Koelewijn. Die zei:
„Als jullie in Rotterdam spelen
zie je me niet, want dan jank
ik gegarandeerd twee maal drie
kwartier, omdat ik twee jaar te
Voorzitter Jaap Koelewijn, in het dagelijks leven goed
boerende rolmopsenfabrikant poseert met tegenzin in
gezelschap van zijn vrouw Marie. „Zolang ik de baas ben
zullen mijn jongens geen cent beuren".
vroeg ben opgehouden met voet
ballen".
Voorzitter Koelewijn, die aan
het hoofd staat van een vibre
rende club met duizend leden,
vier seniorenelftallen, achttien
jeugdelftallen en een veld met
eigen lichtinstallatie heeft in
middels al aangekondigd, dat
alle baten uit commerciële fui
ken regelrecht in de clubkas
zullen vloeien. Het elftal komt
binnenkort in het televisiepro
gramma van Ted de Braak en
een plaatselijke drukker werpt
deze week een kleurenposter op
de markt. „Daar zien de Vogels
geen cent van", roept Koelewijn.
„want een goeie amateur maalt
niet om geld. We kijken na
afloop wat er in de pot zit en
daar wordt dan wat aardigs
mee gedaan. Misschien krijgen
ze een transistorradio en als de
opbrengst meevalt rolt er mis
schien een 14-daagse vakantie
met de vrouwtjes uit Voor de
rest hoeven ze nergens op te
rekenen. Ze mogen al blij zijn.
dat hun shirtjes elke week gra
tis gewassen worden".
Met tegenzin poseert hij vervol
gens op het plaatsje achter het
huis met zijn vrouw Maria, die
in het huiselijk verkeer royaal
Marie wordt genoemd. Op zijn
aandringen heeft ze wel haar
zondagse kraplap vóór de borst
gebonden, dip ze van haar bet
overgrootmoeder geërfd heeft.
„Want ik weet precies, hoe ze
hier in het dorp reageren, als ze
Marie op een foto zien staan in
d'r werkplunje: „Die heeft zeker
niks beter om aan te trekken"
is het dan gelijk".
Als de fotograaf voorstelt, dat
de voorzitter een bezem ter
hand neemt om het zwart-wit
gebeuren te verlevendigen duwt.
hij de steel resoluut in de han
den van zijn vrouw. „Dat doet
Jaap nooit", beslist hij, „dat is
werk voor Marie".
Bij het afscheid zegt hij kortaf:
„Zolang ik de baas ben zullen
de Vogels geen cent beuren".
Op dat moment rijst bij de gast
het bijna zekere vermoeden, dat
uit het grijze zwerk de Heer
vertederd op zijn dienaar neer
kijkt
Leo Thuring
foto's Milan Konvalinka