Super realist Care I „In mijn privé-leven ben ik een uitgesproken dilettant" ,IK BEN EEN ZELF KWELLER, DIE GRAAG SCHILDERT, WAT IE ZIET" AMSTERDAM Hij sit kaarsrecht onder het schil derij van xijn overleden vrouw Wilma, de bijna transparante blauwe ogen voortdurend gericht op de gast tegenover hem, het gladgeschoren gezicht met de spuuglok en de kokette bakkebaarden attent gehe ven. Hij spreekt zacht, zijn hoge stem verwaait tussen de antieke meubelen, de kachel, de huiden van "een beer en een .Siberische wolf en de ladenkasten, waarmee hij op aandrin gen van Mathilde, de vrouw van zijn derde jeugd zijn salon heeft ge vuld. „Alles wat je hier ziet", zegt hij met gesti leerde vreugde, „hangt of ligt er buiten verantwoor delijkheid van de bezitter. Dat is allemaal het werk van Mathilde geweest. Toen Wilma nog leefde was het hier een vrolijke rot zooi. Het leek eigenlijk ner gens op. Wat kale Rietveld stoeltjes en voor de rest kon een blind paard geen schade doen. Het enige, wat uit die tijd is overgebleven is de vleugel. Ik laat hem staan uit piëteit Wilma hield van haar piano, maar op het laatst wilde ze niet meer spelen. Ze wilde niets meer. Ik heb bijna dertig jaar met die vrouw samen geleefd. We waren goeie ka meraden en voor mij had het nog jaren mogen duren. Maar zij kon niet langer leven. Ze vond zelf, dat ze te oud was. Ze zei steeds vaker: „ik word zo lelijk". Ze zag de onvermijdelijke rimpels komen en klaagde over haar haar, dat dunner werd. Ik zag alleen dezelfde mooie vrouw, die ik eens geschilderd had. Ik had mijn eigen crisis van het ouder worden toen al lang achter de rug. Bij mij gebeurde het rondom mijn veertigste. Die periode vond ik verschrikkelijk. Je voelt je vitaliteit afnemen en toch barst je van de plannen. Nu, weet je tenminste, dat je een oude vent bent en je langzame aftakeling niet kunt ontlopen. Ik hoor niet zo best meer en verzoek u daarom vriendelijk uw vra gen langzaam en duidelijk te stellen. Ook mijn linker hand beeft soms. Dat is verrekte hinderlijk bij het trekken van een rechte lijn. In mijn geval weegt dat extra zwaar, want ik ben een man, die graag schil dert, wat ie ziet. Ik ben een zelfkweller, een up to date masochist, die uren over één krul in een balustrade kan doen. Kranteknipsels Dat is begonnen op mijn vijfendertigste. Vóór die tijd heb ik in allerlei stijlen gewerkt. Ik schilderde ab stract, bewonderde Paul Klee. Meer op den duur bevredigde het me niet meer. Ik heb ook werken gemaakt van kranteknip sels en pakpapier' en kon dus moeilijk objectief zijn, toen de burgemeester van Amsterdam me vroeg, of het verantwoord was om 75 mille uit te geven voor het werk van een Amerikaan, die ook wat papier en stuk ken van een kapotte para plu had opgeplakt..Meneer Van Hall", zei ik, „we den ken er beiden waarschijn lijk hetzelfde over. Maar het hoort wel in de verza meling van de hoofdstad thuis". Als je namelijk be gint met het aankopen van alle kunstgrillen kun je niet meer straffeloos ophouden. Als ik nu lees, dat een psy chiater een paar mille krijgt, omdat hij in het Ste delijk Museum zijn gedrag tentoon stelt verbaas ik me niet, want ook dat hebben we vaker gezien. Alles is eerder vertoond. We heb ben al het dichtgesoldeerde potje gehad met de fecaliën van een kunstenaar erin. En het flesje Cola, dat door iemand bij Petten in de Noordzee werd gegooid. Daar werd een protocol van opgemaakt en dat kocht de gemeente aan voor 1500 gulden. Je kunt er om lachen of huilen. Maar je kunt er niet om heen. Het gebeurt toevallig. Ik heb indertijd het ma gisch realisme ontdekt en voel me daar nog steeds gelukkig in. Natuurlijk werd er geroepen: „Willink maakt geen schilderkunst". Men verweet me, dat mijn schilderijen op foto's leken, maar dat is pure onzin. Ik heb fotografen bij me ge had, die zeiden: „Mijn he mel, wat zouden wij graag zo fotograferen. Maar het lukt ons nooit". Natuurlijk lukt het niet, want een lens bedriegt Een lens maakt je wijs dat hij de werkelijk heid registreert Maar in feite geeft hij er een verte kend beeld van. De schilder registreert ook, hij roept in verf een beeld op, maar zijn visie heeft andere di mensies, omdat hij ook zijn verstand en zijn emoties in spraak geeft. Magie Als er nu gesproken wordt over de Willink-stijl dan hebben ze het over de ma gie in mijn schilderijen. Na tuurlijk blijf ik een perfec tionist: landschap, gebou wen en mensen moeten le vensecht zijn. Reëel als een lichaam met al hun groot heid en wankele onzeker heid. Ik maakte in de dertiger jaren De Brandende Stad en zette mezelf, vermomd achter een baardje op een pilaar, omdat ik geen geld had voor een model. Ik had toen al het effect van drei gende wolken ontdekt. Als je er naar kijkt krijg je een gevoel van grenzeloze ont reddering. Achteraf zeiden ze: „Wil link heeft daarin de onder gang van Europa, de Twee de Wereldoorlog, voor- Ik ben ook in huis degene, die kookt Ik zit niet uren te zeuren met sausjes, maar maak een eenvoudige orde lijke pot Ik breng bijvoor beeld vier dagen lang kip op tafel. Als je van kip houdt zit je dan goed. En wat ik maak is nooit on gaar. En dat is het belang rijkste. Doorzettertje Door Mathilde ben ik in elk geval gedwongen om door te werken. Want van je AOW kun je geen mooie jurken kopen. Nu ben ik gelukkig mijn leven lang een doorzettertje geweest. Wat ik aanpak wil ik ook afmaken. Ik heb nooit hal verwege de dag de deur dichtgetrokken om me in de kroeg te gaan vertreden. Ik werk nog steeds volgens een vast ritme. Ik sta om half negen 's-morgens op en werk daarna zes. zeven uur. Ik moet wel bekennen, dat de inspiratie de laatste jaren moelijker komt dan vroeger. Ik zou je natuur lijk kunnen wijsmaken, dat ik boordevol ideeën zit, want er is geen hond, die deze opschepperij kan con troleren. Maar in feite klim ik steeds vaker met lood in de schoenen naar mijn ate lier. Ik ben eind september be gonnen aan een portret van Mathilde. Dat wordt levens groot: twee meter vijf bij één twintig. Ze heeft een gloeiende hekel aan pose ren, maar gelukkig is ze ijdcl genoeg om een schil derij van zichzelf te willen hebben. Onder het werken denk ik soms: „Is het de moeite waard geweest?" Ik geloof van wel. Ik heb ten minste niet het gevoel, dat ik een mislukt leven heb gehad. Er is ook weer geen reden om geweldig te jui chen, maar ik ben tenmin ste nog bezig. Na de oorlog was mijn werk alleen nog geschikt voor de kelders van de musea. Toen had den de realisten afgedaan en kwamen alleen nog de mensen aan bod, die rein en zuiver werkten als een kind. Je rotzooide maar wat aan, want het was al tijd goed. Gelukkig heb ik de tijd nog mogen beleven, dat de su per-realisten opnieuw in trek kwamen. De oude he ren werden weer bijgezet en automatisch zijn wij nu de aanvoerders van de her boren oude stroming. Daarom vind ik het nog steeds geen verloren moeite om elke dag naar mijn ate lier te klimmen. Goya was 91 toen hij nog een prachtig portret van één van zijn vrienden maakte. Ik geloof, dat ik Mathilde dankbaar mag zijn. Zolang zij behagen schept in dure jurken ben ik gedwongen om te schilderen. Als ik niet in een rolstoel kom te zitten kan ik er rustig nog een paar jaar aan vastknopen". LEO THURING „ZOLANG MIJN VROUW BEHAGEN SCHEPT IN DURE JURKEN BEN IK GEDWONGEN OM TE SCHILDEREN" Ook dat is pure onzin, want als een schilder eerlijk is kan hij alleen bekennen, dat alles bij toeval aan zijn handen is ontglipt. Je denkt bewust te handelen, maar begrijpt pas achteraf, wat je bedoelingen zijn geweest. Ik had tijdens een studie reis wel de Duitse mentali teit leren kennen. Ik kende de rancune van de oude Moffen, die de oorlog verlo ren hadden. Die treincoupé in het bos van Compiègne zat ze nog steeds dwars. De wraak zat in al die koppen. Ik deed ook niet mee met de mensen, die riepen: „Wat maak je je druk over een manke schilder met een spuuglok, die alleen maar met houten tanks speelt". Dan zei ik: „Die Hitier bluft niet. Over een paar jaar zitten we in de Groen haar Ik vind praten over schil derkunst zinloos. Du Per ron heeft herhaaldelijk te gen me gezegd: „Carel, een schilder moet niet denken. Als ie het over diepzinnige dingen heeft is hij waarde- Ik dacht aan hem, toen ik een portret zag van een schilderes, die haar model groen haar had gegeven. „Ik voelde in mijn binnen ste, dat het zo moest zijn", legde ze uit, „een innerlijke stem gebood mij het haar groen te maken". „Schwindel", dacht ik, „er gerlijke flauwekul". Een schilder moet maken wat ie ziet. Het moet lijken en daar heeft hij zijn handen al meer dan vol aan. Ik maakte een portret van de vrouw van Freddy Hei- neken met haar lievelings hond. Pas toen het af was zag ik, dat haar ene arm vijf centimeter te lang was. Ik heb het nagemeten en toen klopte het precies. Maar mijn ogen zeiden van niet. Ik durfde het risico niet te lopen, dat ze later zouden zeggen: „Willink is de schilder, die indertijd mevrouw Heineken een te lange arm heeft gegeven". Ik heb veertien dagen staan krabben om die arm vijf centimeter in te korten. Je hebt als schilder ook te maken met de overheid, die meestal een belachelijk kunstbeleid voert. Er is sprake van geweest, dat ik een portret van Charlotte Kohier zou maken voor Amsterdam. Ze kwam het me zelf vertellen en zei er bij, wat ze er voor over hadden: zes mille. Ik zeg: „Lotje, dat is onmogelijk want daarmee gooi ik mijn eigen markt in". Een paar weken later spreek ik Sam- kalden, die naar de prijs informeerde. Ik zeg: „Voor een portret van één der meest vooraanstaande bur geressen van de hoofdstad vraag ik twintig mille". Dat was nog vijf mille onder mijn normale prijs. Maar allé. Hij kijkt me aan en roept: „U bent verdomd duur, meneer Willink". Ik heb daarna van die op dracht niets meer gehoord. Lichte rancune Natuurlijk houd je aan zul ke ervaringen een lichte rancune over, maar je bent er in de loop der jaren wel aan gewend geraakt. Ik heb tot mijn 28e geleefd van een kleine toelage van thuis. Mijn kunstenaar-zijn was dus een bedéling in gezinsverband. Vader was zelf een verdienstelijke zon dagsschilder en als we sa men met onze werkjes naar een kunsthandel in de Fer dinand Bolstraat gingen raakte vader alles vlot kwijt en kon ik met mijn handel weer naar huis gaan. „Te artistiek", vond die handelaar, „in elk geval onverkoopbaar". Zomers gingen we met de familie naar Apeldoorn, waar we logeerden in de villa Charme. Dat hoorde erbij, want als zomers in je huis de gordijnen niet een maand dicht waren telde je voor de buurt niet meer mee. We hadden zelfge maakte ezeltjes bij ons en trokken elke morgen naar een geschikt punt om een doekje op te zetten. Ook daarin was vader stukken beter dan zijn zoon. Voor zijn bosgezichten kreeg hij grif 25 gulden. Ik bleef met de rommel zitten. Ik heb daar nooit onder geleden, want geld betekent niets voor mij. Ik nam in 1927 rustig een baantje als huisschilder en verfde zes weken lang streeploos raamkozijnen en deurstij len. Met het geld, dat ik daarmee verdiende kon ik in Parijs wat rondkijken en inspiratie opdoen. Ik geloof, dat ik in mijn privéleven een uitgespro ken dilettant ben. Zolang ik niet schilder ben ik een man van de middelmaat Ik heb nooit de aanvechting gehad om in wilde fluwelen pakken te lopen of met 'een flambard op de kunstenaar uit te hangen. Wilma moest daar ook niets van hebben. We legden 's avonds mees tal een kaartje en dronken daarna in Americain kof fie. Americain ligt vlakbij mijn huis en we gebruikten daar alleen de koffie, om dat ze de pest had aan af- Zelf ben ik altijd tevreden geweest met een hap eten en een fatsoenlijk dak bo ven mijn hoofd. Ik heb nooit kinderen gehad en ik verwoon een lage huur. Op die manier heb ik het jaren lang kunnen rooien. Als er vroeger een belastingin specteur kwam riep ik bo ven aan de trap: „Sorry meneer, maar het was dit jaar weer helemaal mis met de kunst". Dan ging die man fluitend terug naar kantoor en kreeg ik geen aanslag. Droef of eenzaam Voor iemand, die geboren is onder het teken van de Vis heb ik ook een opval lend rustig temperament. Ik kan me goed beheersen en me schikken in het lot. Ik ben vaak alleen thuis, maar toch voel ik me niet eenzaam of droef. „Willink is voor een schilder eigen lijk te verstandelijk", zei den ze vroeger al, „hij had beter schrijver kunnen worden". Dan dacht ik weer aan Du Perron, die zei: „Schrijven is de hoog ste vorm van kunst. Dan pas komen op afstand de schilders, beeldhouwers en componisten". Voor thea termensen had hij geen goed woord over. Dat vond hij karakterloze idioten en schmierende paljassen. Ik vind dat persoonlijk te sterk uitgedrukt, want ik kan wél genieten van een goed toneelstuk. Een man als Paul Steenbergen in „Mooi weer vandaag" en een formidabele vrouw als Ida Wasserman kunnen me wel degelijk hevig ontroe ren. Ik heb de laatste tijd helaas last van plotselinge duizeligheid en daarom durf ik niet meer in het theater te komen. Ik voel er niks voor om midden onder een voorstelling onderuit te gaan. En dan het publiek meewarig kijken, denken: „Het is voor zijn jeugdi ge echtgenote ook een kruis om met zo'n ouwe man ge trouwd te moeten zijn". Natuurlijk blijft het een feit, dat Mathilde enige ge neraties jonger is dan ik. Ze liep in de jaren zestig met een vriend van me door het Stedelijk Museum en zag een schilderij van me hangen. „Dat vind ik nou echte kunst", zei ze, „daarvoor kunnen ze al die moderne rommel houden". Toen keek ze op het naam bordje en las: „Carel Wil link, geboren in 1900". „Jammer", zei ze, „dat zo'n man nou dood is". „Hele maal niet", riep mijn vriend, „je kunt hem d la minute in levende lijve aan treffen op de Ruysdaelka- de". Ze heeft me daarna een paar keer opgezocht en van die bezoekjes is een huwelijk gekomen. Mathilde is heel anders dan Wilma. Ze is een jonge, be haagzieke vrouw en ze heeft daarbij de begeerte om zich te behangen met mooie kleren. Toen ik voor de eerste keer een jurk voor haar kocht ben ik naar Dick Holthaus ge gaan. Die man maakt in derdaad voortreffelijke dingen, maar dan ook voor voortreffelijke prijzen. Achteraf heb ik gedacht: „Ik ben toen de verkeerde richting ingeslagen. Ik had misschien beter direct naar C A kunnen gaan". Denk asjeblieft niet, dat hier een jaloerse oude man aan het woord is, want ik kan best begrijpen, dat ie mand. die iong is een mooie japon aantrekt. Ma thilde is een enorme ijdel tuit en dol op uitgaan. Ais zij 's avonds met haar vrienden naar het theater trekt maak ik mijn pense len schoon of kijk ik naar de televisie. QüdA&Qowuvnt

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1975 | | pagina 13