achter de scherven Willem van Maanens droomleven De verloren eer van Kafharina Blum IN AMSTERDAM KOMEN RESTAURATEURS IN DE OPENBAARHEID Droom is 't Leven, heette het debuut van Willem G. van Maanen en hij voegde zich met die titel al bij de romantische stroming, die bij Arthur van Schendel en Aart van der Leeuw destijds opnieuw begon en die, on dergronds of bovengronds, sindsdien steeds is blijven doorgaan, al merkte men dat niet altijd op. Van Maanen vertelde over bekende en soms zelfs over zeer herkenbare mensen, maar hij deed dit zo, dat men toch in een andere realiteit overgeplaatst scheen. Er zat altijd een stuk sprookje in zijn verhaal. Dat is opnieuw het geval in zijn lange vertel ling of korte roman: Hebt u mijn pop ook gezien? Het is een dubbelvertelling. Ze handelt over de daden en de verliefdheden van Franz K. Kiefer voor kenners en ook wel Kafer voor het klei ne meisje op wie hij op het ogenblik verliefd is, want hij „zoemde". Franz K. schilder de op huizen en gebouwen leuzen over de liefde. „Lief de. op de knieën!" bijvoor beeld. Het was toen oorlog in Duitsland en het werd hem van hogerhand zeer kwalijk genomen. Er ontstond een Zaak Kiefer en zelfs een dos sier. Dat speelt later in het „nieuwe" leven nog door. Dat nieuwe leven is een spie geling van het oude en het is soms moeilijk Dolly en Dutschi uit elkaar te houden. De pop is maar een verzinsel. Ze bestaat niet dan alleen in de geest. Naast Franz K. en Dutschi en Dolly komen er HANEN ANDERE VERHALEN Doeschka Meijsing ook volwassenen in het boek voor, gewone zonderlingen als veel mensen zijn, ook al zijn ze niet zo gesteld op kleine meisjes. Ze interesse ren hem daarom sexueel slechts, in mindere mate. Als steeds is van Maanen ook in dit boek zeer gevoelig voor kleine details, die juist dat perspectief te weeg brengen dat men ook in de eerste Duitse romantiek kan aan treffen en die het beeld een eigenaardige frisheid verle nen en tevens vaak nuchter heid. Evenals Van Maanens bij- Willem van Maanen zondere verbeelding versche nen Doeschka Meijsings ze ven vertellingen bij Querido te Amsterdam. Naar de eer ste vertelling heet haar boek De Hanen en andere Verha len. fcijn die vertellingen, vraagt men zich af, ook tot de nooit geheel gestorven ro mantiek te rekenen? Ze han-' delen ook over gewone men sen. maar ze hebben soms ook iets van een sprookje. In het begin al. „Hanen zijn merkwaardige dieren. Zij missen de ge moedsrust van kippen. Ik sta ze graag te bekijken als ik thuis ben. De kippen gedra gen zich belachelijk. Ze schrapen met hun poten de bosgrond opzij, doen twee waggelende stappen achter uit en turen of er iets te vreten valt Soms zijn ze ook stiekem in de weer in de struiken. Of ze beginnen aan een ondoorgrondelijke sprint. Maar de hanen hou den zich met zulke zaken niet bezig. Maarten heeft er drie bij de kippen rondstappen. De kammen fier omhoog zijn ze voortdurend waakzaam: Als altijd is het laatste werk van Heinrich Böll weer een aanklacht. Hij heeft het in Die Verlorene Ehre der Kat harine Blum over de Zei- tung en hij zegt in een korte verklaring aan het begin: „Indien zich bij de beschrij ving van bepaalde journalis tieke praktijken overeen komsten hebben voorgedaan met de praktijken van de Bild-Zeitung, dan zijn deze overeenkomsten niet opzet telijk en evenmin toevallig, maar onvermijdelijk. Daar mee kan de Bild-Zeitung het doen. De roman die als ondertitel nog heeft: Hoe geweld kan ontstaan en waartoe het kan leiden, gaat over een mis daad. Het is echter geen speurdersroman, al komen er vele verhoren in voor. Die verhoren zijn bijzonder be langrijk, zij geven in hun droogheid en hun al of niet vermeende zakelijkheid de toon van van het gehele werk. Verhoren werken niet of nauwelijks met gevoelens, ze werken met feiten, die ook in de krant, in dit geval de Zeitung komen, maar dan vertekend en naar de smaak van de lezers en lezeressen opgesmukt. De feiten zijn, volgens de verteller zelf. hard: „Op woensdag 20-2-1974, de dag voor „Weiberfastnacht" in de karnavalstijd dus ver laat in een stad een jonge vrouw van zevenentwintig jaar 's avonds tegen 18.45 uur haar woning om naar een particuliere dansavond te gaan. Vier dagen later, op zondag dus, belt dezelfde jonge vrouw aan „bij de wo ning van de hoofdinspecteur van de recherche Walter Moeding" en deelt deze mede dat ze in haar woning een man vermoord heeft. Ze ver zoekt de hoofdinspecteur be vel te geven haar huisdeur open te breken en die man daar weg te halen. Zij heet Katharina Blum en de man met wie ze woensdag te vo ren veel en „innig" gedanst heeft, heet Ludwig Götten. Die woensdagnacht moet hij haar thuis hebben gebracht en de commissaris Beizmen- ne, die daarvan op de hoogte werd gebracht, laat donder dag een inval doen bij Kat- •harina Blum, die voortdu rend vraagt: „Maar hoe zit dat dan, hoe zit dat dan, wat heb ik dan gedaan?" De vrouwelijke recherche- beambte deelt haar daarop in beleefde termen mede „dat Ludwig Götten een langgezochte bandiet is, van wie nagenoeg was bewezen dat hij zich aan een bankroof MISDAAD ROMAN VAN HEINRICH BOLL had schuldig gemaakt en verdacht werd van moord en andere misdaden. Katharina Blum wordt dan meegeno men voor een verhoor. De Zeitung begint nu na te gaan wie Katharina Blum ei genlijk is. De krant komt daar spoedig achter, ze heeft dat immers al voor ze het onderzoek begon, geweten. Katharina Blum is een infa me, zedeloze vrouw, die op een goede stand een prachti ge flat bewoond, die heren bezoek ontvangt en die bo vendien nog een aardige duit op de bank heeft staan. Men begrijpt wel hoe ze daar aan is gekomen. Werner Tötges, Heinrich Böll de verslaggever gaat na met wie Katharina Blum in con tact staat en zoekt die men sen op. De advocaat en pro cureur dr. Hubert Blorna wordt zo bezocht. Hij heeft veel gedaan voor Katharina Blum, die in zijn gezin als huishoudster gewerkt heeft en haar werk uitstekend heeft verricht. Blorna zegt tegen Tötges, dat Katharina Blum verstandig en rustig is. En de Zeitung komt te staan: ijskoud en berekenend en een algemene uitspraak over misdadigheid wordt daar, dat Katharina zeker in staat is tot een mis daad. Dat Katharina een aantrekkelijke verschijning is, vindt de Zeitung ook al belastend. Bovendien zoi socialistische sympathieën hebben en dat is ook bezwa rend. Het ontgaat de Zeitung vanzelfsprekend dat ze Tot ges juist doodgeschoten heeft, omdat ze een heel i dere vrouw is, dan de Zei tung voorgeeft te denken. Heinrich Böll heeft in zijn boek, dat in een vlotte verta ling bij Elsevier te Amster dam verscheen, niet alleen een treffend portret van Kat harina Blum gegeven, maar ook van het niet steeds aan trekkelijke Duitsland van nu. JOS PANHUIJSEN, Wat banaliteiten? Waar schuilt het kwaad? Wie is de schuldige? Om dan de hals te rekken en het kwaad in de wereld te bejubelen". Mensen gelijken op dieren vooral in het opzicht der dwaasheid. Er gebeurt veel meer in de wereld dan men vaak weet of weten wil. Doeschka Meijsing, die ze venentwintig is en in Amster dam vergelijkende literatuur wetenschap studeert, is zich dat bewust. Al haar vertellin gen worden door een ik ver teld, maar die ik is telkens iemand anders, vrouw of man weven er hun wensen en dagdromen door hun da gelijks leven heen. Ze doen dat met wisselend succes, de aankomende predikant, de bibliothecaresse, de schilder, de hotelhoudster, de denk ster die het niet eens is met Rodin, de schoonheid met haar wereldveroverende hoe den en de man van de moordzaken. Het is telkens weer verrassend, speciaal door de zo treffend relative rende humor. JOS PANHUIJSEN ven". Aardewerk en glas zijn vaak letterlijk in scherven geval len, textiel is soms half verteerd, houtwerk aangetast, muziekin strumenten en speeldozen kunnen niet tot klinken komen. De Amsterdamse tentoonstelling laat het „voor" en „na" zien, niet alleen aan de hand van foto's, maar met echte voorwerpen. Dus scherven naast de onzichtbaar verlijmde kom, textielflarden naast een hersteld wandtapijt, muziekdozen die opnieuw hun deuntjes kunnen spelen enzo voorts. Het is voor wie ervan houdt een spectaculaire tentoonstelling, om dat de getoonde resultaten zo op zienbarend zijn. Met bewondering kan men kijken naar de vuil ge worden, soms halfverbrande boe ken. Die bladen kunnen weer ha gelwit worden gemaakt, ontbre kende stukken papier kunnen worden aangevuld, oude banden hersteld. Ze staan werkelijk voor niets, de restaurateurs, die overigens goed beseffen dat hier een gevaar in sluit Want deze knappe ambacht slieden doen niet onder voor hun collega's van eeuwen her. Ze be schikken over dezelfde gereed schappen, eventueel pijnlijk nauwkeurig nagebouwd, en daar naast over heel het arsenaal van moderne chemische middelen, kunststoffen en onderzoekmetho den die onze tijd te bieden heeft Ze kunnen praktisch gesproken elk voorwerp „als nieuw" maken. Niet vervalsen Hier komt een stuk beroeps ethiek om de hoek kijken. Een zwaar beschadigd voorwerp weer als nieuw afleveren is een hache lijke zaak. Het historische karak ter ervan gaat verloren, want wat overblijft is in feite een modern voorwerp dat naar oude trant is nagemaakt. Restaurateurs zullen er naar streven om de aan hun zorgen toevertrouwde voorwer pen op de eerste plaats te reini gen en te conserveren. Ze zullen voorzichtig zijn met het maken van ontbrekende delen en deze in elk geval zó aanbrengen dat late re 'geslachten ze weer gemakke lijk kunnen verwijderen. En ze zullen van elke restauratie een „verslag" maken, met tekeningen of foto's die elk misverstand over autenticiteit zullen uitsluiten. Een goed voorbeeld van deze werkmethode kan men op de ten toonstelling zien aan de wijze waarop een Pabuji-vertelboek Dit scheepsmodel werd geheel hersteld op de tuigage na. Men weet nog niet precies hoe die er heeft uitgezien en studeert er liever op dan wat te fantaseren. Restaurateurs plegen te werken achter de schermen van de mu seumwereld. Slechts af en toe komen ze in de belangstelling, wanneer een kunstrover heeft toegeslagen en een schilderij be schadigd wordt teruggevonden. Dan komen er publicaties met „voor" en „na" de restauratie, zoals destijds het geval was met „De brief' van Vermeer. Dan staat iedereen ook paf van de grote vakbekwaamheid waarmee zo'n restaurateur te werk gaat. In het Rijksmuseum Vincent van Gogh is tot het eind van deze maand een tentoonstelling te zien die aantoont dat dezelfde vakbekwaamheid gewoon dage lijks aan de dag wordt gelegd in de restauratie-ateliers. Als museumbezoeker sta je er niet bij stil dat oude voorwerpen die in een museum belanden dik wijls in een erbarmelijke staat verkeren. De tentoonstelling heet niet voor niets .Achter de scher- de gang van zaken is bij de restauratie van Egyptische van gelijke grootte als het origi neel geweest was. Het is duidelijk niet „als niéuw", maar wel bijzon der autentiek. Het aardige van de tentoonstel ling in het Van Goghmuseum is, dat de restauratoren zelf van ach ter hun schermen vandaan ko men. Zij bemannen de verschil lende stands van de expositie en doen daar hun werk, zijn dus actief aan het restaureren, ten minste als de bezoekers hen hun gang laten gaan, wat eigenlijk niet de bedoeling is. Want die .restaurateurs blijken behalve erg vakbekwaam ook erg vriendelijk te zijn. En spraakzaam. Ze vertel len graag over mogelijkheden en moeilijkheden van hun vak en de bezoekers mogen dus honderduit vragen. Dan komen soms kostelijke ver halen los. Bijvoorbeeld van de man die scheepsmodellen her stelt. Hij heeft daarvoor touw van verschillende diktes nodig, dat verkleind er precies zo uit moet zien als de kabels en trossen van weleer. Omdat zulk touw niet ge maakt wordt heeft hij zichzelf een kleine touwslagerij gebouwd e hij miniatuurkabels van elke dikte kan fabriceren. Men kan er veel meer zien. Egyp tische mummiekisten die voor zichtig worden hersteld, goudleer dat oude glans herkreeg bijvoor beeld. Men kan ook kennis nemen van de wijze waarop microscopie, ultraviolet- en infrarood licht ten dienste staan bij het bestuderen van oude voorwerpen. Men kan een verzameling oude ambachte lijke gereedschappen bewonderen die voor een deel in onbruik zijn geraakt, maar die voor een doel treffende restauratie soms onmis baar zijn. En voor bezoekers die nog méér willen zijn er diavoorstellingen en elders in het museum vertoningen van films. Er is ook een begelei dend boekje, geen gewone catalo gus, maar een aantal opstellen over de kunst die restaureren heet/ Die zitten losbladig in een mapje waar ruimte voor méér is. Als de tentoonstelling aanslaat komt er een vervolg over thans nog niet betreden terreinen. Het restaureren van schilderijen en meubelen onder meer. Met losse bladen kan men dan zijn mapje aanvullen. Vg. van het Tropenmuseum in Am sterdam werd hersteld. Dergelij ke doeken worden door rondrei zende verhalenvertellers in West- India meegevoerd. 's Avonds wordt het opgesteld in een dorp en dan wordt het verhaal verteld van Pabuji, een soort van legen darische dolende ridder, die koeien beschermde, kamelen roofde en uiteindelijk een voor beeld van moed en trouw zou worden. Op het doek staan, schijnbaar kris-kras, de helden feiten van Pabuji afgebeeld, die scène voor scène door de vrouw van de verteller worden bijgelicht met een olielampje. Het doek van het Tropenmuseum is zo'n zeventig jaar oud, maar het kwam in een hevig „gebruik te" staat aan. Op sommige plaat sen was de voorstelling geheel verdwenen, het textiel was erg vuil en onbarmhartig beschadigd. Het zou natuurlijk mogelijk ge- weest zijn om aan de hand van identieke doeken naar een volle dig herstel toe te werken, maar hier is bewust van af gezien. Het doek werd voorzichtig gereinigd, losse draden werden vastgezet en het kreeg een nieuwe ondergrond Naast elkaar hangen gerafelde tapijtresten en een exemplaar dat gerestaureerd werd. Foto's maken duidelijk hoe mummiekisten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1975 | | pagina 18