ZOET IS EN BLIJFT UIT DEN BOZE Albert Schweitzer bij zijn leven reeds een legende (Van een onzer verslagge- vers) NIJMEGEN - „Ik heb een gaaf gebitje" riepen tand artsstudenten vijf jaar gele den, als ze een kind in de leeftijd van zes jaar te be handelen kregen, dat nog een onaangetast gebit had. Van zo'n gaaf mondje wer den toen foto's gemaakt. Volgens tandarts R. C. W. Burgersdijk, die voorlopig het eerste Nederlandse expe rimentele Kindertandverzor- gingscentrum te Nijmegen leidt, is het nu anders. Er wordt nu geroepen als er eens een uitzonderlijk slecht gebitje tussen zit. Omdat de afdeling Tandheel kunde van de Nijmeegse uni versiteit al jaren kinderen in „de stoel" heeft, bestaat er enig inzicht in de ontwikke ling van de gezondheidstoe stand van het kindergebit door de jaren heen. Het in september vorig jaar begon nen experiment kindertand- verzorging, waardoor ook twee- drie- en vierjarigen in de stoel komen, heeft in drie maanden tijd volgens de heer Burgersdijk al bewezen van groot belang te zijn. De medewerkers $an het centrum zijn onder meer tot de ontstellende ontdekking gekomen dat veel ouders nauwelijks aandacht aan de melkgebitten van hun kinde ren besteden. Poetsen is er in veel gevallen niet bij en daarbij blijken veel ouders zich niet bewust te zijn van de grote suikerovervoeding, waarmee zij de gebitten van hun kinderen belasten. De kindertandverzorging is dan ook in veel gevallen eigenlijk veel meer een kwestie van opvoeding van de ouders en van voeding van de kinderen door de ouders, dan van ge bitsverzorging van de kinde ren. Het komt voor dat drie jarige kinderen al een totaal verwoest melkgebitje hebben en er lopen kinderen van twaalf jaar met een kunstge bit rond. Het eerste bezoek, dat de kinderen met hun vader of moeder (meestal moeder) aan het voorlopig in het tandheelkundegebouw ge huisveste centrum brengen, wordt meestal besteed aan een gesprek met moeder en kind en het vertrouwd ma ken met de omgeving. Wanneer een kind inderdaad tandbederf heeft, wordt daar niet onmiddellijk de boor in gezet. De kindertandverzorg- sters die het meeste prakti sche werk in het centrum doen, beginnen met de moe der te vertellen hoe een kin dergebit gepoetst moet wor den. Daarna poetst de ver zorgster de tanden en kiezen ook nog eens met behulp van een roterende borstel aan de boormachine. Als zij dan on gezien het borsteltje met een boortje verwisselt, heeft het kind in de meeste gevallen niet eens in de gaten dat er een gaatje geboord wordt. Het hangt er volgens tand arts Burgersdijk ook hele maal van af hoe je een kind vertrouwd maakt met de pijnervaring. „Als je ze con sequent voorhoudt dat het polijsten met het borsteltje en later het boren alleen maar een beetje kietelt, is het kind veel meer ontspannen en veel gemakkelijker te be handelen. Dat boren in melkgebitjes moet helaas nogal eens ge beuren. Ook ouders die wel de nodige aandacht aan de kindergebitten besteden, we ten vaak niet dat op de plaat sen waar de kiezen tegen el kaar staan (melkkiezen zijn vierkanter en raken elkaar daardoor over een groter op pervlak) voedselresten blij- Is dat nou alles. ven zitten, die daar vrijwel onzichtbaar beginnende ca ries doen ontstaan. Als de schade met het blote oog zichtbaar wordt, is er mees tal al een flink stuk kies aangevreten. Het begin is al leen op een röntgenfoto te Om juist op die verborgen plaatsen tandbederf te be strijden is regelmatige con trole nodig, kan er niet vaak genoeg gepoetst worden. Zoet is en blijft uit den boze. De tandartsen dringen bo vendien aan op toediening van fluor in een of andere vorm. In Nijmegen waar on- gefluorideerd drinkwater uit de kraan komt, adviseert Burgersdijk de ouders de ge bitten van hun kinderen te poetsen met fluorhoudende tandpasta. Burgersdijk: „De kinderen die hier voor con trole komen geven we altijd een fluorstoot door bij het polijsten van tanden en kie zen een fluorhoudende pasta te gebruiken. Bij volwasse nen kan zo'n fluorbehande- ling ook nog op een andere manier, die door kinderen als minder prettig ondervon den wordt, gebeuren, name lijk door rondom de tanden en kiezen gedurende circa tien minuten een zogenaam de wasprothese te leggen. We gebruiken daarvoor een kneedbare fluorhoudende substantie. Tijdens de drie maanden, dat de klcutertandzorg functio neert. is men helaas tot de ontdekking gekomen, dat het voorkomen van tandbederf veel met de sociale gezinssi tuatie te maken heeft. In de lagere inkomensgroe pen blijkt duidelijk minder zorg aan de kindergebitten besteed te worden dan in kringen van hoger gesala- rieerden. De verhouding ziekenfonds/- particulier verzekerden is bij het centrum ongeveer 90/10. De ziekenfondsverzekerden kunnen hun kleuters gratis laten onderzoeken en behan delen, terwijl particulier ver zekerden per kleuter 95 gul den per jaar moeten betalen. Daardoor is hun deelname ook zo gering, want de goe den moeten onder de slech ten lijden. Aan een „particu lier" kind met een slecht ge bit moet meestal voor meer dan 95 gulden versleuteld worden, maar onder de groep particulieren is het aantal slechte kmdergebitjes juist zeer gering. Wanneer die kinderen gewoon elk half jaar met pa of moe mee naar de eigen tandarts gaan, zijn ze bij wijze van spreken voor een tientje klaar. Met volharding proberen de medewerkers van het cen trum de snoep- en eetge woonten (in sommige geval len worden de kindermond jes inderdaad in deze volgor de gevuld) te veranderen. Zij proberen het snoepen te re guleren, maar liever nog pro beren ze de ouders te bewe gen over te gaan op andere soorten snoep. De verbete rende gezondheidstoestand van de gebitjes en de reacties van de ouders geven Bur gersdijk en zijn medewer kers hoop op betere tijden. Vier universiteiten geven een opleiding tot kindertandver- zorg(st)er: Nijmegen. Utrecht en beide universiteiten van Amsterdam. Elk van deze in stituten neemt jaarlijks twin tig studenten aan. Deze in totaal tachtig studieplaatsen blijken bij lange na niet vol doende te zijn om aan de belangstelling te voldoen. Se lectie van de kandidaten ge schiedt voornamelijk op ba sis van de genoten vooroplei ding (minimaal Havo met Scheikunde/Natuurkunde.) Het zal nooit een vrij beroep worden, omdat de kinder- tandverzorger afhankelijk blijft van de tandarts, die diagnostiek, beleid en gebits strategie voor zijn rekening neemt en die uiteraard ook medisch verantwoordelijk blijft. Het werk van de tand heelkundige hulpkrachten zal de medische waarde van het vak van tandarts wel doen toenemen. Want juist door de overdaad aan tech nisch routinewerk, trekken, vullen en protheses maken, komt de tandarts doorgaans nauwelijks aan medisch en maatschappelijk werk toe. De nieuwe taak van de tand arts-van-de-toekomst zal er een zijn met veel meer na druk op het preventieve. Hij zal medische voorlichting moeten gaan geven over ont staan van tandziekten en over hoe deze te voorkomen. Hij zal minder met boor en tang werken, want dat gaat de hulpkracht van hem over nemen. Dat is althans de be doeling van de opleiding voor tandheelkundige verzor ging. Albert Schweitzer, de man die nu honderd jaar geleden op 14 janua ri 1875 te Kaysersberg in de Elzas geboren werd, zou reeds bij zijn leven legende worden. Het verhaal van dat leven is overbekend. Toch nog maar even de belangrijkste da ta. In 1893 gaat de achttienjarige zoon van dominee Louis Schweitzer, die dan de gemeente Günsbach, even eens in de Elzas, dient, te Straats burg theologie en filosofie studeren; zes jaar later promoveert hij op de godsdienstfilosofie van Kant. I Van 1899 tot 1906 is hij hulppredi- kant en privaat-docent in datzelfde Straatsburg: hij publiceert daar eveneeps zijn klassiek geworden „Geschichte der Leben Jesu-For- schung", befaamde studie over de wijze waarop de-Jezus-figuur in de loop der eeuwen werd benaderd en „verklaard": voor Schweitzer is Je zus vóór alles de uitgesproken predi ker van het komende konink rijk. In 1906 verschijnt van de alzijdige Schweitzer wijsgeer, godgeleerde, muziekgeleerde, organist de even eens klassiek geworden grote studie, eerst in het Frans, daarna ook in het Duits, over Johann Sebastian Bach 't („de musicien poete"). H Intussen gaat hij, op wie meer dan professoraat ligt te wachten, met zijn God, die immers gediend wil worden, een curieus contract aan. Tot zijn dertigste zal hij voor de wetenschap en de kunst (en dus eigenlijk ook voor zichzelf) leven, maar daarna zal hij zich uitsluitend wijden aan de rechtstreekse dienst aan de medemens. Die medemens zal de Afrikaanse medemens zijn. Een oproep van het Parijse zendingsgenootschap heeft i hem op het Afrikaanse spoor gezet, i De Franse Congo, zo heette het in die oproep, heeft mensen nodig die op een wenk van de Meester eenvou dig antwoorden: Heer. ik kom. Tot 1913 zal het duren eer Schweit zer gaat. Niet als zendeling, maar als jarts. Als zendeling namelijk wordt de al te vrijzinnig geachte Schweit zer door het al te rechtzinnige Parij se zendingsgenootschap niet geac cepteerd. Hij mag wel als arts gaan, maar moet verder, voor wat de pre diking betreft, zwijgen Ruim twintig jaren geleden ontmoette de Nederlandse journalist Johan Winkler, op reis door het toenmalige Frans Congo, de befaamde Albert Schweitzer in diens hospitaal-dorp Lambarene. Deze ontmoeting heeft onuitwisbare indruk op de Nederlander gemaakt. „Hij en ik hebben elkaar ontmoet en het was niet zo maar een ontmoeting", aldus Johan Winkler, die bijgaande herdenking schreef op de honderdste geboortedag van Schweitzer op 14 januari a.s. Zo heeft de theoloog-filosoof-r loog Schweitzer, voor hij naar Afri ka kon gaan, van 1905 tot 1912 ook nog medicijnen gestudeerd en zich in de tropische geneeskunde be kwaamd. De veelzijdige wordt nog veelzijdiger! Het jaar 1913 brengt hem naar Lam barene aan de rivier de Ogowe, aan de rand van het oerwoud. Daar zal hij, die in een verbouwd kippenhok begint te operéren, als een soort individualistische pionier en vrijbui ter en zelfs avonturier, zijn heel ei gen hospitaal stichten en beheren. Hij moest het als Elzasser en toen dus nog Duitser in 1917 echter als burger van een vijandige mogend heid op last van de Franse overheid weer verlaten. Dan breken de jaren van schande aan: Schweitzers deportatie door de Fransen, die hem en zijn vrouw eerst ergens in de Pyreneeën en daarna in Saint Rémy in de Provence inter neren in dezelfde kloostergevangenis die eertijds als krankzinnigenge sticht had dienst gedaan en waar de Nederlandse schilder Vincent van Gogh twee jaar lang was verpleegd. Pas in 1924, hersteld van een zware inzinking en er vooral door de be faamde Zweedse aartsbisschop So- derblom weer bovenop geholpen, kon Schweitzer naar een verwilderd Lambarene terugkeren om het „Hospital Albert Schweitzer" weer op te bouwen en het tot zijn dood toe (in 1965) te leiden. Het werd de plaats waar Schweitzer en zijn medewerkers en -werksters van allerlei nationaliteit zich volledig wegcijferden en waar het woord in praktijk werd gebracht, dat alleen wie zijn leven leert verliezen dat leven zal behouden Het werd de plek waar principieel iets van Euro- DIRECTEUR, CHEF-ARTS, APOTHEKER, INKOPER, REIZIGER, ARCHITECT, UITVOERDER, TIMMERMAN, MEESTERKNECHT, OPVOEDER, RECHTER, PREDIKANT, ORGANIST, RENTMEESTER, FINANCIER. pa's vroegere koloniale schuld werd geboet en waar vóór dat begrip werd uitgevonden de eerste „hulp aan onderontwikkelde gebieden" ge boden werd. Los van welk kerkelijk instituut of sociaal genootschap ook zou Schweitzer er als een soort „die nend alleenheerser" letterlijk alles doen. Zijn vriend dr. Bauer uit Bazel heeft dit „alles doen" eens uitvoerig opgesomd: Schweitzer was in zijn hospitaal tegelijk directeur, chef arts, apotheker, rentmeester, finan cier, personeelschef, inkoper, reizi ger. architect, uitvoerder, timmer man. meesterknecht, opvoeder, rech ter, predikant, organist. Daarnaast zou men hieraan kunnen toevoe gen bleef hij de nog altijd publice rende theoloog, filosoof en musico loog en op zijn „bedel"-reizen door Europa als concerterend organist, de grote Bach-interpreet. En dan óók nog. vooral in de latere jaren, de gezaghebbende ethicus en cultuurfi losoof, die meer dan wie ook in woord en geschrift zijn gepassio neerde strijd tegen bewapening en atoomgeweld zou voeren Kritiek is Schweitzer niet bespaard gebleven. Hij zou als eigenwijs pater nalist de vertegenwoordiger zijn van een voorbij Ujdperk. Hij zou zich op onverantwoorde wijze tegen allerlei nieuwere inzichten op het gebied van hospitaalbouw en medische verzor ging verzet hebben. Hij zou zich onvoldoende tegen het kolonialisme gekeerd en onvoldoende achter de opkomende vrijheidsstrijd der Afri kanen gesteld hebben. Hij zou uit ongemotiveerde eigenzinnigheid en misschien zelfs ijdelheid geweigerd hebben de leiding van zijn verou derd rakende hospitaal aan jongeren over te dragen. Maar ook al zouden bepaalde verwij ten luet helemaal ongegrond zijn ge weest, dan nog kunnen zij niets af doen aan het grootse, dat dan toch maar in en rond Lambarene is ge schied: Schweitzers .ja" als ant woord op het „Volg mij", dat de grote Andere eens gesproken had De herdenking van Schweitzers ge boorte. nu honderd jaar geleden, kan een welkome aanleiding vormen om ons op de nog altijd doorwerkende betekenis te bezinnen van de man die door Churchill als „genie van menselijkheid" is gevierd en die door Einstein als „eindelijk een groot mens in deze tragische eeuw" werd- gekarakteriseerd. Uniek im mers blijft Schweitzers bijdrage tot het onderzoek naar de historische Jezus; zijn herleiding van alle ethiek tot de befaamde „eerbied voor het leven"; de door hem in de praktijk gebrachte „verantwoordelijkheid te genover al wat leeft"; de weten schappelijke moed waarmee hij afre kende met de „catechismusvoorstel ling van een bovenzinnelijk Gods zoonschap", zonder daarbij zijn hoogst persoonlijke gelovige relatie Uniek blijft wat dat betreft zijn voorlopcrschap van allerlei heden daagse theologie, zoals die bijvoor beeld door Bonhoffer werd bedreven en door hedendaagse „mondige" christenen als Dorothëó Sölle wordt voorgestaan. Uniek blijft boven alles zijn gestalte, waartoe waarlijk niet de geringltcn zich aangetrokken ge voelden wanneer bijvoorbeeld wordt de correspondentie tussen ko ningin Wilhclmina en Schweitzer nog eens gepubliceerd? Uniek blijft ten slotte de felheid waarmee hij, dwars tegen de geijkte verheerlijking van onze matcneel- techmschc quasi-vooruitgang in, voor de drang naar menselijke zelf vernietiging heeft gewaarschuwd. Misschien is hij wat dat betreft de enige geweest, die de hem toegeken de Nobelprijs voor de Vrede werke lijk verdiend heeft JOHAN WINKLF'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1975 | | pagina 15