Een marinier kent geen vermoeidheid „Het prestatóegeveel is g©w@©n een kick" ...en het water sopt in de leren laarzen van fanatieke hap vi- TEXEL „Qua patet orbis" (zover de wereld reikt) staat geschreven in het blazoen van het Korps Mariniers. Een erg natte wereld. Zeker wanneer de mariniers oefenen op Texel in de omgeving van het kamp aan de Mokbaai. Ais je daar als zeeïnfanterist komt, weet Je wat ie te wachten staat. Ook dat staat in het wapen van deze legerplaats af te lezen: „Medio Fluctu Servimus" (temidden van de golven dienen wij). Eni ge weken geleden heeft een groep eerstejaars adelborsten dat ook zeer koud aan den lijve ondervonden. Na een maand theoretisch onderwijs in de mi litaire grondbeginselen gingen eenentwintig jongens voor het eerst in de natuur van het scha peneiland de praktijk beoefe nen. Van deze adelborsten zijn er vijftien dienstplichtig. Aro's heten zij. Over negen maanden hopen zij tweede luitenant der mariniers te zijn. De andere zes zijn dat pas over een jaar of drie, na een wetenschappelijke opleiding aan het Koninklijk Instituut voor de Marine. Maar ja, zij willen ook beroepsoffi cier worden. „Links, rechts, links, rechts Eenentwintig jon gens met opgeschoren koppen, die maar net boven de oranje zwemvesten uitsteken, komen om een uur of elf de bebouwde kom van Den Hoorn binnen stappen, boven hun macht drie loodzware rubberboten tillend. Onder de gordel is geen draad meer droog. Het water sopt in de leren laarzen. Een fanatieke hap. die zich alle afknijpmetho- des laat welgevallen om kérel te worden. Een apart volkje dat zich in bange dagen zonder wei felen moet inzetten voor Volk, Eer en Vaderland. Wien Neer- lands bloed door d'aderen vloeit De jongens proberen hun ellen de te vergeten door met het grootst mogelijk aantal decibel len de maat aan te geven: „links, rechts, li Ze heb ben net een peddeloefening in de branding aan de westkust van Texel achter de rug en als ze het dorp binnenkomen heb ben ze alweer zo'n zes kilometer gelopen. Ze zijn erg vermoeid, hoewel ze dat niet toegeven: „Nee, een marinier kent geen vermoeidheid. Wat is dat eigen lijk?" zegt een van hen dapper, met de ogen op half zes. Ook de mentor van de POTOM (Praktische Opleiding Tot Offi cier der Mariniers), kapitein Knoppien, die de groep met een aantal instructeurs begeleidt, is die mening toegedaan. „Ze vin den het fijn; ze moeten het fijn vinden. Anders kunnen ze nooit het einddoel, het officierschap, bereiken". De adelborsten hebben al lange tijd niet geslapen. De vorige avond zijn ze om 11 uur met een droppings-oefening begonnen. Vanmorgen om kwart voor zes, toen de zon al weer aan de ooster horizon verscheen, kwa- „men de eersten binnen. Net op tijd voor de ochtendgymnastiek. Een lekker verfrissend veldloop- je door de prachtige duinen van Texel konden ze nog net mee pakken. Anderen kwamen veel later binnen en misten zodoende de trein. „Geen nood", zegt ka pitein Knoppien. „Gelijke mon niken, gelijke kappen is het de vies bij de mariniers. Als ze vrijdag op het punt staan naar hijis te vertrekken, halen ze dat wel in". De kapitein vertelt waarvoor de jongens worden opgeleid: .Bin nenkort hebben ze een leiding gevende functie. Zij krijgen een peloton van 35 man onder zich. Die lui moeten volledig op hun commandant kunnen vertrou wen. Daarom moeten deze jon gens beter zijn dan hun minde ren. Ze moeten het voorbeeld geven. Het peloton moet aan de commandant hangen. Volledig gehoorzamen. Die gehoorzaam heid moet niet worden afge dwongen met allerlei nare trucs, zoals opdrukken, of weet ik wat. Zeg dat een knaap zijn schoe nen niet heeft gepoetst Geef hem dertig paar schoenen en laat hem zorgen dat ze glanzen. Daar bereik je iets mee. Want gegarandeerd dat hij zijn schoe nen niet meer vergeet. Ook moe ten die knapen bij hun pelotons commandant kunnen komen met hun moeilijkheden. Deze moet dan een advies geven. Dat advies moet goed zijr. en dat zal goed zijn, want daarvoor is hij pelotonscommandant. Die knaap zal dat advies dan ook opvolgen. Je kan niet zeggen, dat wij de jongens geestelijk afstompen. Wij hebben slimme, vindingrijke mensen nodig. Wat wij willen bereiken is, dat deze jongens een eenheid vormen. Dat ze zich verantwoordelijk voor elkaar voelen". Onderhand arriveert de groep aan het strand van de Mokbaai. De adelborsten kunnen de bo ten, die elk 75 kg wegen, even neerzetten. Ploegjcs van zeven gaan keurig bij een boot staan. In de eerste neemt de majoor plaats, in de tweede de kapitein, in de derde uw verslaggever. „En denk erom dat onze gasten niet met één druppel bespat worden", wordt de mariniers dreigend meegedeeld. Als slaven die hun meester dra gen, stappen de adelborsten ferm het zilte nat van de Mok baai in. Het water is vrij koud: elf graden. Het staat hen op een gegeven moment tot de oksels. Klappertandend vertelt de 20-ja- rige Fokko Edens zijn ervarin gen in zijn eerste maand militair zijn. Hij is een Aro. „Ik heb niets anders dan goeds te vertel len. De opvang was uitstekend! Ik ben vrijwillig hierheen ge gaan, omdat ik geen zin had in pleinen vegen, zoals je dat bij de landmacht moet doen. De discipline hier is belangrijk en zwaar. Maar dat is te begrijpen. Er zit logica in. Ook de recht vaardigheid is hier tot de top doorgevoerd. Er is maar één man die je kan straffen. En dat is de kapitein. Door hem wor den we dus ook beschermd". Op de vraag of ze niet balen na twee dagen geen slaap, veel lo pen in het water, steeds door- steiger. Daar worden de boten in het water gegooid en ieder klimt een hoger gelegen plat form op. Luitenant Kersemeijer zegt dat de adelborsten nu de zogenaamde verlaatrol gaan doen. „Je moet denken dat dit de reling van een schip is en dat de jongens uit nood het water moeten inspringen. Dit is ge woon een aardig oefeningetje erbij. Ze kunnen zich dan gelijk een beetje schoonspoelen. Een voor een klimmen de jonge ma riniers op de rand van de schans en springen te water. Van 10 meter hoogte in een 7 meter diepe vloeibare massa. De Zaandammer Plagmeijer ziet dat helemaal niet zitten. Als eni ge zit hij nog op het kantje. Beneden roepen de jongens Dan schreeuwt de kapitein dat het stil moet zijn. Prompt valt er een doodse gespannen stilte. Een sergeant en luitenant Ker semeijer staan bij hem. „Moet ik met je meespringen en je handje vasthouden?" vraagt de sergeant smalend. „Niet du wen", waarschuwt Kersemeijer de sergeant streng. Tot Plag meijer vriendelijk: „Je moet recht voor je uitkijken. Het is niet hoog of gevaarlijk, er kan niets gebeuren". Het lukt hem niet de adelborst moed in te spreken. De jongen draait zich om en gaat weer op het plat form staan. De kapitein staat hem toe van de steiger te sprin gen. Na veel aarzelen doet hij dat en wordt met gejuich door zijn maten aan boord van de rubberboot gehesen. Dan is het etenstijd. Hoewel, de kleding moet gewisseld worden voor droge. Voorbereidingen voor de middag moeten getrof fen worden. Alles in looppas. Een van de jongens, René van Ekeren, zegt dat dat geen ver plichting is: „Kijk als je hard loopt heeft dat gewoon veel voordelen. Je krijgt er ten eerste een betere conditie door, je houdt meer tijd over om te eten en bovendien word je er lekker Kapitein Knoppien heeft gezegd dat er maatschappelijk en poli tiek onderricht wordt gegeven. „Maar", voegt hij er vlug aan toe, alsof hij een eventuele ge dachte aan indoctrinatie direct in de kiem wil smoren, „iede reen kan vrij kiezen". De kapi tein verwijst de bewering dat er tijdens de verkiezingen alleen VVD-propaganda wordt ver spreid. naar het land der fabe len. Maar genoeg geleuterd, er moet gewerkt worden. De regen komt met bakken uit de hemel. De boten worden weer te water gelaten. Het is de bedoeling dat midden op het Marsdiep met een snelheid van 20 mijl per uur wordt overgestapt van de rub berboten op een landingsvaar tuig en omgekeerd. Na een uur over en weer stappen, terug naar de Mokbaai waar even snel een warme mok thee naar bin nen kan worden geslurpt En dan het klapstuk van de dag: de amfibische gevechtsbaan. In looppas gaan de adelborsten naar een wad tegenover een aanlegsteiger. Een half uur pau ze voor het in ontvangst nemen van de instructies en daariia eerst droog oefenen op de ge vechtsbaan. Het is de bedoeling een raket te veroveren aan het einde van een baan vol obstruc ties, vol water en kraters. Na de baan verkend te hebben gaat het in looppas terug naar de landingsvaartuigen. Het duurt een halfuur voor de eerste boot- terugkomt. Met grote snelheid vaart hij op het strand aan, loopt vast in het zand en de klep van voren valt open. Een voor een rennen de adelborsten de boot uit; het water komt tot aan hun middel. Ze stormen het strand op en nestelen zich ach ter een duinenrij. Nadat een grote rol prikkeldraad is opge blazen met 15 kg TNT stormen ze weer voorwaarts. In vele kra ters zijn explosieven verborgen die door een onderofficier tot ontploffing worden gebracht Waterzuilen van 40 meter hoog vol modderkluiten zijn het ge volg. Maar hoe dan ook: de raket wordt na deze manoeuvre in beslag genomen. De opdracht is uitgevoerd. De mariniers zijn blij en steken dat tegenover hun meerderen niet onder stoelen of banken. Moe, slaperig, afgepei gerd, weten ze toch nog woor den als „machtig mooi, hartstik ke leuk" uit hun mond te bren gen. Het dagprogramma is afgelo pen. Alleen aan de wapens moet nog onderhoud gepleegd wor den. Hoewel Een negental adelborsten heeft de droppings oefening niet goed gedaan. Ze hebben wat foutjes gemaakt Die moet dus vanavond nog „even" worden overgedaan. WEERT SCHENK Eergisteren, om vier uur in de ochtend, drong plotseling een groep van twintig mariniers met geweld de kapelzaal van de Scheveningse gevangenis binnen. Op de overrompelende aktie hadden de vier zware jongens, die nog vijftien mensen gijzelden, geen verweer. Na een lange mentale uitputtingsslag was de verrassing compleet. Iedereen kon opge lucht adem halen: het was voorbij, zon der dat iemand een schrammetje had opgelopen. Wie zijn eigenlijk die mariniers, die niet opzagen tegen de risico's van deze aktie, die desnoods mochten doden, die in perfecte eenheid hun opdracht uitvoer den? Een van onze verslaggevers trok een dag met de mariniers op Texel mee en proefde aan hun keiharde opleiding en hun trots op het marinier-zijn. -V LINKS RECHTS, LINKS RECHTS... weekt, antwoordt geen van de zeven dat ze daar erg veel last van hebben. „Vrijdags in de trein naar huis, dan ben je te vreden en blij dat je het toch maar weer gepresteerd hebt Dat prestatiegevoel is gewoon een kick". Ze weten dat ze wor den opgeleid om bij een even tuele oorlog bruggehoofden te vormen; om als eersten vijande lijk gebied te betreden. Eric Vanderloo is hun spreekbuis: „Geeft niets. Niemand wil vech ten, maar iemand moet weten hoe te vechten. Dat de training vrij pittig is vinden wij alleen maar prettig. Het is tenslotte zo: hoe zwaarder de training, des te groter is straks de overlevings kans". De mariniers hebben inmiddels een dikke kilometer moeizaam door het water afgelegd. Bij de marine-basis De Mok worden de boten voorzichtig uit het water getild. De gasten stappen uit en de vaartuigjes worden op de schouders gezet. Even diep ademhalen, en daar gaan ze weer. Niet zo ver. Een paar honderd meter maar, naar een ze moeten het fijn vinden. Anders kunnen ze nooit het einddoel, het officier schap, bereiken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1974 | | pagina 10