HIJ IS NET ZO MOOI ALS EEN DUIF wijdte van meer dan twee meter. Dan komt de stilte terug, met slechts vogelgeluiden, het eeuwige ruisen van het riet, het slaan van een vis en het murmelen van uiteenspattende waterbelletjes. Dat is de Donaudelta, in het uiterste oosten van Roeme nië. En weer komt de gedachte aan onze Biesbosch Vergelijkingen zijn gelijk: de Donaude De visdag is voorbij. Wat smaakt beter dan een ter plaatse bereid maal. Vissoep een gebakken visje.' voor beide stukken natuur mo- i tot voor kort een uniek zoetwatergetijdege- bied, nu geen tijwisseling meer, de brandnetel dringt het riet terug. Duizend hectaren worden omdijkt voor spaarbekkens om Rotterdam van drinkwater te kunnen voorzien. Met veel pijn en moeite wordt de recreatie, die een bedreiging vormt voor alles wat leeft en groeit in de Biesbosch in toom gehouden door kanalisatie. De industrie dringt meer en meer op. Als Nederland niet oppast bestaat over twintig jaar de Biesbosch niet meer. In de Donaudelta liggen de zaken totaal anders. Reeds in de griize oudheid beschreven Herodotus en Plinius het als een gebied van drijvende eilandjes met kreken en stroompjes, die telkens van plaats wissel den. Ovidius stond verbaasd over de enorme muren die de stad Tulcea daar waar de delta eindigt beschermden. Tulcea is nu een moderne haven stad geworden, een poort naar de wereld, zoals de Roemenen de stad graag noemen. Gloednieuwe gebouwen hebben de windmolens en de sterke muren van weleer vervangen. Hoge kranen hebben het sjouwerswerk van gespierde havenwerkers over genomen. Langs de kaden deinen nu slanke grijze oorlogsschepen, waar duizenden jaren terug de Roemeinse galeien afgemeerd lagen. Trotse vogels de pelikanen. Door de grote rijkdom aan vis voelen ze zich in de Donaudelta op hun plaats. Nieuwe industrieën teken van een nieuwe tijd verrezen in de oude stad aan de rand van de delta, maar zonder die delta zelf te schaden. Want achter Tulcea beginnen duizenden vierkante kilome ters water-, riet- en wilgenwoestenij, die eeuwen en eeuwen zo is gebleven. Een luilekkerland voor vissers, natuurminnaars, dierenliefhebbers. Daar, in een vrijwel onaangetast natuurgebied heeft de tijd stilgestaan. In deze wildernis leven zo'n driehonderd vogelsoor ten, waarvan dan de pelikanen, de grote viseters uniek zijn in Europa. De steur, producent van kaviaar, de snoek, de karper hebben er hun domein gevonden als leefden ze in het paradijs. De hamsters hier alleen bekend als een lief kooidiertje is daar een brutaal nieuwsgierig wild beestje, dat pas op het laatst wegduikt. En tussen al die dieren m roeit de visser elke dag door de kreken om ziin netten uit te zetten en in te halen. Vriendelijke en beminne lijke mensen die In hun per auto onbereikbare kleine dorpjes in de delta hun onveranderlijke leven van elke dag leven. Getaand door de zon als hun ouders en voorouders, in dezelfde dorpjes als hun voorvaderen, in dezelfde rietgedekte huisjes en hut ten. Er komt een huisje, een bootje bij, er gaat er een af. Tijd is een stapje dichter bij de eeuwigheid. Het was vroeger zo, het is nog zo. Alles is honderden jaren zo geweest en zal ook wel zo blijven. Dat is de filosofie achter de goedlachse natuurmen sen in de Donaudelta. Het is geen berusting, het is weten dat je aan de natuur toch niets kunt veranderen. Werken is goed, het leven is mooi, want ze leven in een overvloedige natuur. Zo komt hun filosofie ook over in Murighiol, het vissersdorpje, dat nog net wel per auto te bereiken is en vanwaar men ae delta per bootje kan binnenvaren. Niet zonder gids, een jonge ervaren visser, want men hoeft zich maar eenmaal te vergissen in een kreekje of kanaaltje en men raakt dagen zoek, verdwaald in een woestenij, die bijzonder wreed kan zijn voor wie haar niet kent. Het rustige leven van de vissers begint nu echter doorkruist te worden door de komst van duizenden toeristen, die dit brok pure natuur ook willen zien. Zo staat het jonge toeristenland Roemenië in feite thans met een probleem, dat wij in Nederland niet aankonden: hoe de toeristen op te vangen en toch de natuur te behouden. De Roemenen hebben de les geleerd. Hun Donaudelta geen Biebosch. Per schip kan men de delta in; met salonboten vanuit Tulcea en de Donauhavens Galati en Braila. Vanuit de vissersdorpen doet men het met roeiboten. Grote stukken van het uitgestrekte gebied zijn tot natuur reservaten verklaard. Vissen en vogels kan men alleen waarnemen met een vergunning, die men kan aanvragen bij het Roemeens verkeersbureau in Amsterdam. Waarmee het probleem lijkt bezworen. Zo ver weg is het ook weer niet. Roemenië is ten slotte niel AMSTERDAM Als circusar tiest voerde hij de bijnaam „de sterke" en was hij naar eigen zeggen zeer krachtig en intelli gent. Beide eigenschappen zullen van stede komen bij de nogal opzienbarende onderneming die hij, zestig jaar oud, van de grond wil gaan tillen. Wilco van Kool wijk, ook al eens eigenaar van een hengelsportzaak, is heilig van plan uit het troebele getij van een vervuilde, zichzelf uit puttende maatschappij een nieuw „Wirtschaftswunder" op te vissen. Het aas dat hij daar voor denkt te gebruiken, is inderdaad: de worm. In het Spaanse plaatsje Fortuna nabij Murcia heeft hij een boerderij gekocht Er krioelen al een half miljoen wormen rond: Spaanse gemengd met dauwwormen. Maar het moeten er nog veel meer worden, en de kweek mag volgens hem niet tot zijn eigen bescheiden stekkie beperkt blij- De hele wereld moet aan de vorm, vindt Wilco van Koolwijk. Hij weet waarover hij praat want hij heeft jarenlang gestudeerd op de „lumbricum terrestris", zoals onze aardworm deftig heet. Hij heeft er zelfs een dagboek van bijgehouden. Hij beweert in één oogopslag onderscheid te kunnen maken tussen een worm die zich gevoed heeft met koeienvla, en een exemplaar dat varkensmest genuttigd heeft Wormen hebben voor hem geen geheimen. „De worm is de beste bondgenoot van de mens", zegt hij de bioloog Gilbert White na. „Het zijn bijzon der belangrijke dieren. Er zijn Indianen, die felle oorlogen heb ben gevoerd om stukken grond die rijk waren aan wormen. Zwakke stammen zonder jacht- gronden ruilden een paard tegen een mandje wormen". Wilco var. Koolwijk belijdt zijn geloof in „de worm als misschien wel de belangrijkste aller dieren" niet alleen met de mond, maar heeft de belangrijkste dogma's ook op papier gezet Citeren uit deze verhandeling is, alleen van wege het verrukkelijke proza al, een gebiedende eis. Bovendien maakt zijn geschrift de onderlig gende bedoelingen veel duidelij ker dan een gesprek zou kunnen, want een ingewikkeld begrip als „de vleesketen" vergt de nodige uitleg. Daar gaan we dus. „De worm maakt uw wereld be woonbaar", schrijft Wilco van Koolwijk," door dagelijks zijn ei gen gewicht aan natuurlijke afval te eten. Hij zet dit om in vrucht- bedrijf, van boerderij of woonge meenschap gaan benutten. Met dit afval gaan wij wormen kwe ken. Wij zullen beginnen een vleesketen te laten functioneren door het afval te gaan gebruiken van bij voorbeeld een conserven- fabrick. Hier is een overvloed aan heerlijk materiaal. Dit wordt op een stuk terrein gedeponeerd, te- samen met al het andere afbreek bare vuil. Het moet niet gehoopt worden, maar gespreid tot een hoogte van een halve meter. Het is goed de afval te dekken met een dunne laag teelaarde. Men houdt hiermede de zon en de schrale wind tegen, beschermt de grond tegen uitdrogen, daar wor- lijke smaak van deze hoenders. Wij zijn namelijk vergeten hoe een kip smaakt, daar deze heden in 7 weken braadklaar wordt ge fokt, wat 14 weken behoort te duren". Nog is daarmee het sprookje van de worm niet ten einde. Ziehier het visioen dat Wilco van Kool wijk in zijn bovenwoning aan de Amsterdamse Rijnstraat (hij gaat pas over enkele maanden defini tief naar Spanje) voor ogen zweeft. „De rennen moeten weer worden omgeven door coniferen, daar deze in de winter hun lover behouden. In de bomen zullen veel vogels huizen, daar deze aan getrokken worden door de stort- bare grond een grond die door biochemici is gewaardeerd met 5 maal meer nitraten, 2 maal zoveel calcium, 2 1/2 maal meer magne sium, 7 maal meer fosfor, en 11 maal zoveel kalium. Samengestel de mest tot juiste voeding en alles wat leeft en groeit De worm ver teert door zijn eetgewoonte aller lei afval 7 maal sneller dan nor maal. Hij leeft van afval en is dus opruimer. Daarbij doorploegt hij het land vanaf 40 centimeter naar boven, waarmee hij zorgt voor de nodige drainage. Elke worm le vert gratis 200 gram humus. Hij is de noodzakelijke schakel als voedsel voor planten, bomen, vis sen, vogels, dieren en mensen". Na deze bespiegeling komt Wilco van Koolwijk concreet te spreken over het experiment waaraan hij zich in het Spaanse Fortuna gaat wijden, en dat volgens hem op wereldwijde schaal dient overge nomen te worden. „Wij willen het organisch afval van fabriek of men veel vocht nodig hebben, en verandert de stortplaats in een storttuin. Bij gebrek aan wormen zullen er een vijftigtal moeten worden uitgezet (mestpieren, ver krijgbaar bij oude bladgrond of mesthoopjes). Deze zullen zich tot steeds grotere hoeveelheid ver meerderen, daar men ze nu be wust kweekt Bij gemis aan vocht moet men de tuin besproeien". Op dit punt aangekomen wordt de leek opeens duidelijk waarom Wilco van Koolwijk uitgerekend een poelier als compagnon in zijn onderneming heeft gehaald. Hij vervolgt namelijk: „de stortplaats wordt nu afgezet met rennen voor hoenders, kippen, fazanten, kal koenen, eenden en patrijzen. Deze zullen zich te goed doen aan een groot aantal, door overbevolking uittrekkende wormen. De graagte waarmede hoenders hen verorbe ren, doet ons begrijpen van hoe veel belang deze voor hen zijn. Wij constateren dit door de heer tuin met al zijn heerlijks. Het zal een welkome wandelplaats wor den, bij voorbeeld in de middag pauze. Gedeelten van de kweek plaats kunnen ook worden afge zet met vijvers voor forel, paling en andere vissen. Wormen heb ben de gewoonte 's nachts in het water te kruipen. Ze vormen voor de vissen het belangrijkste voed sel". Voor een woongemeente is de vleesketcn van onschatbare waarde, vindt Wilco van Kool wijk. Ieder dorp of iedere stad zou een of meer stortparken kun nen maken. Onze boeren als be langrijkste voedselproducenten zouden daar een schitterend al ternatief kunnen vinden. „Als wormenkweker kan ik hen op enkele feiten wijzen. Er zijn nooit teveel wormen. Kunstmest ver spreiden zonder regen doet de worm geen goed, daar zij 's nachts de dauw opzoeken en ver branden door het scherpe extract. De moderne gierspuiterij is fu nest Dit vocht zit vol amoniak dat veel doodt wat in de bodem leeft Men behoeft maar te kijken naar de aantallen meeuwen en spreeuwen welke zich te goed doen aan de uit de grond vluch tende, half verbrande diertjes die eigenlijk voor een poreuze bodem hadden behoren te zorgen. Een goed weiland kan 900 en meer wormen per vierkante meter be vatten. Deze ploegen met hun werkwijze het gehele weiland op de juiste wijze om, houden het poreus cn luchtig en zorgen met hun uitwerpselen voor de bemes ting. Onze terreinen zijn niet hard door de trekker, maar omdat wij de wormen niet bezitten. De grote fout wordt gemaakt dat wij de planten of het gras willen bemes ten of helpen met gif of gier. Een grove discriminatie van de worm die dit veel beter kan. Men moet de worm voeren en hem stimule ren. Een worm levert jaarlijks 200 gram humus van de fijnste kwali teit Al naargelang het aantal wormen dat de grond bezit, wordt het bemest, wat op een goed wei land zou betekenen een jaarlijkse bemesting van 180.000 kilo en zelfs meer humus per hectare. Buiten het nut dat wormen voor het land kunnen hebben, bezitten ze ook geldwaarde, men kan ze vangen en verhandelen. Ze zijn onmisbaar voor de beroeps- en sport visserij. Tot slot zijn wor men waardevol als voedsel voor de vogels, vissen, salamanders, padden, kikkers en andere die ren. De natuur heeft de worm zeer nodig, en wij, de mensen, dus ook. Men kan hem niet ge Wilco van Koolwijk met enkele prachtexemplaren in zijn handen. noeg loven en waarderen, en men moet hem voeden, kweken cn be schermen. Hij eet het meest goed kope voedsel dat bestaat afvaL Vuilnis, nu een doorn in het oog, wordt omgezet in eiwitten en cul tuurgrond. Wij mensen moeten weer leren leven met de kleine ploeteraars van microbe tot worm, en zullen afval als het begin van ons eigen voedsel moe ten gaan beschouwen". Aldus het nieuwe evangelie vol gens Wilco van Koolwijk dat met geamuseerde interesse is ontvan gen en waarover hij zelf zegt: „De geleerden zullen misschien hun schouders ophalen. Ze doen maar". Hij geeft zijn boodschap in de marge echter ook enkele waarschuwingen mee. „Ze zijn moeilijk. Kinderen zijn gemakke lijker op te voeden dan mensen". En: „Een worm wordt nooit oud. Daarvoor heeft hij teveel vijan den". Maar ook: „Een worm is net zo mooi als een duif'. „Het zijn de opruimers van de natuur. Daar heb je geen gastar beiders voor nodig...". PIET SNOEREN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1974 | | pagina 13