Voetbalprofessor
Ad van Emmenes
sportverslaggever
Ja,
Jclj
Ja,
AD TE OUD?
GEEN SPRAKE VAN!
MAAR ER WORDT
'S MAANDAGS NIET
MEER GEBELD OM
EEN WEDSTRIJD
AF TE SPREKEN
BEN
EEN
TIEP,
DIE
ZEGT
VOOR
IE
ER
ZELF
ERG
IN
HEEFT"
Ü3j
ontkennen, dat ik me aan de
feiten hield.
Ik merk het bij sommige colle
ga's. Die willen hun verslag wat
smeuïger maken en schreeuwen
over levensgevaarlijke momen
ten, als de bal nog op het mid
denveld is. Dat is boerenbedrog.'
Ik hoor in mijn transistorradio
roepen dat De Jong op de kee
per afstormt, terwijl ik op de
tribune zie, dat hij nog zeker 40
meter van het doel af is. Na
tuurlijk maak je onwillekeurig
zelf ook wel eens zo'n fout. Ik
zie Piet Keizer op een meter van
de goal staan en ik i'oep: „goal,
een doelpunt". Schiet die jongen
tegen de keeper op.
wat moet hij er nog meer van'
vertellen. Hij heeft honderd offi
ciële interlands en Europacup
wedstrijden verslagen. Hij vyas
jaren niet weg te branden van
de grazige weiden en kreeg de
vetste voetbal kluiven toege
speeld. En passant schreef hij
na de tweede wereldoorlog ook
nog pagina's met doorwrochte
beschouwingen in Geudekers
„Sport en Sportwereld". Hij
werd de voetbalprofessor ge
noemd en stond bij de collega's
te boek als de wandelende voet
balencyclopedie. Wedstrijden uit
een ver verleden diept hij nog
steeds compleet met uitslagen
en makers der doelpunten uit
zijn nimmer falend geheugen.
In 1964 vierde de ingenieur zijn
veertigjarig jubileum als sport
verslaggever, bij welke gelegen
heid hij de grijze papegaai Coco
kreeg, die nu elke volzin van
zijn meester afrondt met een
krassend „ja, ja". Als het Van
Emmenes tenslotte gaat verve
len gqoit hij een deken over de
kooi, wat het dier niet belet zijn
subversieve praktijken voort te
zetten. Hij blijft door een gat in
de deken spottend toekijken en
summiere commentaren ver
strekken.
wat is er in hemelsnaam nog
meer te vertellen? De pijn is
namelijk, dat er niet meer zo
bar veel gebeurt in het leven
van de ingenieur. Dat lot deelt
hij met alle grijsaards, die een
lange adem hebben. Hun prij
zenswaardige honkvastheid op
aarde wordt door de buiten
wacht beloond met een groot
stilzwijgen. De ingenieur kan
daar het volste begrip voor op
brengen. „Je wordt door de jon
geren nog wel geaccepteerd,
maar een ouwe zak blijf je. Je
ogen gaan langzaam achteruit
en daar kan de sterkste bril niks
'aan veranderen. Je ziet sommi
ge spelsituaties niet meer zo
scherp en soms vergis je je in
de gezichten. Ik vond het dan
ook redelijk, dat ze me 's maan
dags niet meer belden om te
vragen, of ik een wedstrijd wil
de verslaan. De eerste maandag
sta je wel even raar te kijken.
Je denkt: „h6 geen telefoon",
maar ook daar wen je aan. Ze
zeggen ook niet, dat het afgelo
pen is. Ik heb het Bob Spaak
op de man af gevraagd in een
brief: „als je soms vindt dat ik
te oud ben voor dit werk, zeg
het me dan". „Nee", zei hij, „Ad,
daar is geen sprake van". Daar
na v heeft hij ook nooit meer
gebeld. Zo verdwijn je geruis
loos uit de lering. En je denkt:
„een man van 77 heeft ook niks
meer te zoeken bij radio en
teevee". En je herinnert je
opeens, dat je tijdens een wed
strijd van Duitsland tegen Ne
derland een collega sprak, die
zei: „Met mij is het afgelopen.
Ik ben te oud. Ik ben nu 56".
Ik was toen al 58 en draaide nog
volop mee aan de top. Nee, dan
moet je niet gaan mopperen op
je 77ste".
Als Van Emmenes op 1 oktober
zijn gouden jubileum als sport
verslaggever viert doet hij dat
trouwens nog steeds als razend
actieve reporter. Hij werkt mee
a.h. bondsorgaan de KNVB'er
en hoopt binnenkort zijn
350ste interland, Finland—Ne
derland, bij te kunnen schrijven
in de marge van zijn loopbaan.
De zondagen reserveert hij bij
voorkeur voor een voetbalwed
strijd. Als de NOS-auto voor het
hek van de FC Den Haag staat
komen er steevast supporters
naar hem toe, die vragen: „ver
slaat u vandaag de wedstrijd
meneer Van Emmenes?". „Dat
is hartelijk van die mensen",
meent hij.
Hij merkt de laatste tijd wel, dat
hij bij slecht weer geneigd is
een wedstrijd over te slaan. „Ik
blijf een optimist en als ik tegen
de bulderende wind in naar het
Zuiderpark fiets denk ik altijd:
„zo, terug heb ik hem in elk
geval mee".
Maar toch is het een teken aan
de wand als je denkt: „ik sla
vandaag maar eens een beurt
over en hoor het wel op de
radio".
„Dat is de leeftijd mijn jongen..
Verdomd als het niet waar is."
Tekst: Leo Thuring.
foto's: Simon E. Smit. I
wat zal de ingenieur daar nu
van zéggen. Hij is de eerste, die
toegeeft, dat het leven hem her
haaldelijk bij de neus heeft ge
nomen, maar hij acht dat geen
aanleiding om terug te zien in
wrok. Toen zijn moeder hem
indertijd naar Delft stuurde
met de opdracht om binnen vijf
jaar af te studeren aan de Tech
nische Hogeschool beschouwde
hij dat als een aardige binnen
komer in de wereld. De schei
kunde had weliswaar niet zijn
warmste belangstelling, maar
de vraag kan gesteld worden,
wat hij dan wel had moeten
(worden: „In een doktersbaantje
zag ik niks en voor een tech
nisch vak was ik ongeschikt. Ik
kon namelijk geen mooie rechtes
lijnen trekken. Ik probeerde het
i wel, maar halverwege ,viel er
altijd een klodder inkt uit mijn
trekpen. Dat zal dus de reden
(zijn, waarom ik scheikunde
ging studeren. Daar kun je nog
eens morsen zonder dat het ge
lijk een ramp is".
eri achteraf had hij na zijn stu
die misschien toch beter bij een
fabriek kunnen solliciteren.
„Dan zou ik nu een achtens
waardige ouwe notabel zijn in
een lieflijk dorp: Ingenieur van
r i Emmenes, die indertijd op de
broodfabriek de opzienbarende
vondst deed van het houdbare
boekweit. Ik weet eigenlijk niet,
of ik met een dergelijk lot nu-
i zoveel beter af gewéest zou zijn
dan nu. Ik speel nu eenmaal
graag op zeker en dat baantje
bij de Arbeidsinspectie leek me
daarom wel wat. Driehonderd
gulden in de maand was voor
die tijd een mooi salaris en
daarbij kwam, dat het een rijks
betrekking was. Je mocht dus
aannemen, dat de vooruitzich
ten hoopgevend waren en dat je
op den duur van een waarde
vast pensioen kon gaan genie
ten.
en dan komt meneer Colijn zeg
gen, dat van elk departement
zeventien procent moet af
vloeien. Uiteraard hoorde ik
daar ook bij, want ik ben een
tiép, dat makkelijk afvloeit. Ik
herinner me, dat ik in Den Haag
bij Maatschappelijk Hulpbetoon
aanklopte voor steun en daar
een ambtenaar trof, die zei: „u
bent toch getrouwd. Waarom
gaat uw vrouw geen verstelwerk
doen?" Op zo'n moment treed ik
niet in debat. Ik heb me omge
draaid en ben de deur uitgelo
pen.
Eerlijkheidshalve moet ik trou
wens toegeven, dat er op de
I departementen best wat mensen
konden afvloeien. Mijn assistent
ea ik hebben zelfs op een gege
ven moment voor gezamenlijke
kósten een damspel gekocht om
de tijd te doden. En als het
redelijk weer was gingen we in
de tuin van het departement
verspringen of een balspel doen.
!k geef wel toe, dat werkloos-
béid niet de aangenaamste ma-
lier is om je tijd door te bren
gen. Maar als er nu niks anders
°P zit? Juist, dan heb je je maar
'ei schikken in het onvermijdelij
ke. Er zullen weinig fabrieken
'n Nederland zijn, die ik inder-
'ijd niet heb aangeschreven. Ik
heb alleen al een vermogen aan
Postzegels voor mijn sollicitatie
brieven uitgegeven. Maar er wa
ren blijkbaar ingenieurs genoeg,
ban zoek je maar wat anders,
'k had een vriend, die een ad
vertentieblad begon op de Velu-
've en die bood me tegen kost
inwoning éen betrekking
aab. Ik heb de zaak met mijn
Twee jaar geleden heeft ingenieur Ad van Emmenes
zijn auto aan de kant gedaan en sindsdien trimt hij zich
tijdens dagelijkse wandelingen fit. Voor de grotere afstan
den maakt hij gebruik van zijn fiets.
vrouw doorgesproken en we
vonden beiden, dat ik het aan
bod moest aannemen. Gratis
kost en inwoning betekende im
mers, dat er weer één mond
minder gevuld behoefde te wor
den en ofschoon ik nooit een
grote eter ben geweest tellen
zulke dingen toch mee in een
crisistijd. Ik ben dus op de fiets
gestapt en van Den Haag naai
de Veluwe gereden. Ik heb daar
over diefstallen en branden ge
schreven en ook een verslag ge
maakt van een raadsvergade
ring in Ede. Mijn vriend had me
een plattegrondje meegegeven
met de plaatsen, waar alle raad
sleden zaten en daardoor was
het voor mij een fluitje van een
cent. Ik was al jaren secretaris
van de Duinoordse Voetbal Ver
eniging en wist dus, hoe je notu
len maakt. Achteraf kreeg ik via
de zoon van een raadslid nog
een compliment voor mijn hel
der verslag. Daarom is het dub
bel jammer, dat het blad na
twee maanden over de kop ging.
Er zat voor mij niets anders op
dan weer naar huis te fietsen.
en dan gebeurt er toch weer
iets, dat hoop geeft. Uitgever
Moorman van de Sportkroniek
vroeg medewerkers en dat leek
me wel wat. Ik wist wat van
sport en speelde al op mijn zes
tiende in het eerste elftal van
D.V.V. En thuis had ik schriften
vol met knipsels van de Olympi
sche Spelen in Antwerpen en
Parijs. De knipsels van de spe
len in Stockholm van 1912 had
ik in mijn slaapkamer op het
behang geplakt. Maar die me
thode bleek toch niet zo geluk
kig te zijn geweest. Als er name
lijk opnieuw behangen werd
was je gelijk je hele archief
kwijt.
Ik kréég bij Moorman 2 1/2 cent
per regel, maar de kolommen
van de Sportkroniek waren zo
waanzinnig breed, dat je je
blauw moest schrijven voor een
rijksdaalder. Voor dat geld
moest je je kopij wel bij de
hoofdredacteur in de brieven
bus doen. Dat kostte je dus ook
nog je banden en het carbid van
je fietslantaarn.
Ik heb dat werk gedaan tot na
de tweede wereldoorlog. Na een
paar weken werd de redacteur
op staande voet ontslagen en
toen heb ik uit een telefooncel
Moorman gebeld en gevraagd,
of hij enig idee had, welke wed
strijden ik moest verslaan. En
passant informeerde ik ook, of
die baan van redacteur nog
open stond. Hij vond het eigen
lijk te min voor een ingenieur,
maar toch liet hij mé 's maan-
dags om zeven uur op kantoor
komen.'Ik kreeg daar een groot
'potlood, waarmee ik de helft
van alle binnengekomen kopij
moest schrappen. De medewer
kers vertelden namelijk alles
twee keer om aan hun riks te
komen.
wat moet ik verder over die
Sportkroniek vertellen. Moor
man gaf me de vorstelijke wed
de van 150 gulden per maand
en dat was dus exact de helft
van mijn salaris bij de Arbeids
inspectie. Daarbij was hij ook
nog een eigenaardige werkgever
Hij had bijvoorbeeld een
gloeiende hekel aan vakanties
van zijn personeel en het heeft
dan ook vijf jaar geduurd, voor
dat ik met mijn gezin twee we
ken naar een huisje in Kamper
duin kon gaan. Na een paar
dagen stuurde hij me een tele
gram, waarin hij me sommeerde
om naar een congres in Arnhem
te gaan en daar een verslag van
vijf pagina's over te maken. Er
was net een hittegolf en ik lag
prinsheerlijk op het strand te
bakken. Ik mocht later op zijn
kosten wel een doos bonbons
voor mijn vrouw kopen.
en hoe rol je dan in de radiover-
slaggeverij. Ze kenden me na
tuurlijk van de Sportkroniek en
daarom vroeg de Vara in 1934,
of ik een wedstrijd wilde ver
slaan voor 25 gulden. Moorman
zag er niks in, want die stond
op het standpunt, dat zijn men
sen alleen voor hem mochten
werken. Ik heb het toch gedaan,
want ook een baas kan het wel
eens mis hebben. Een jaar later
vroeg de Avro of ik zin had in
de interland Holland—België.
Dat was in de glorietijd van
Han Hollander en achteraf denk
je: „hoe heb je het aange
durfd?" Maar ik ben nu een
maal een tiep, die al „ja" zegt,
voordat ie er zelf erg in heeft.
Moorman zag ook die schnabbel
niet zitten, maar het had al op
de voorpagina's van de kranten
gestaan: „hoofdredacteur van
Sportkroniek neemt taak van
Han Hollander over". Dat was
nog eens extra'tegen het zere
been, want Moorman v/as de
hoofdredacteur.
Ik deed het natuurlijk anders
dan Hollander. Die had een vol
komen eigen stijl, die niemand
kon evenaren. Maar ik kreeg
wel na afloop stapels post met
complimenten. Ik weet wat u
wilt zeggen: als iemand roept:
„uit de lawine van reacties lees
ik er twee voor" zijn er door
gaans maar twee brieven bin
nengekomen. Overdrijven is
menselijk nietwaar. Maar ik
verzeker u, dat er bij de Avro
stapels binnenkwamen. Ik stond'
er zelf van te kijken.
Ik heb mijn werk niet slecht
gedaan, geloof ik. Ik probeerde
me zo nauwkeurig mogelijk aan
de feiten te houden en de luiste
raar een juist spelbeeld te ge
ven. Ik heb ook nooit bewust
verhaaltjes verteld. Gezegd, dat
de linksbuiten net getrouwd was
en dat soort flauwekul. Mis
schien zeggen ze nu, dat Van
Emmenes een saaie verslagge
ver was, maar ze kunnen niet
,,lk hoor in mijn transistorradio roepen, dat De Jong op de keeper afstormt, terwijl ik
op de tribune zie, dat hij nog zeker veertig meter van het doel is.