WILLY
ALFREDO
„Ik rijm even
gemakkelijk
als een ander
praat..."
■D$N HAAG Een tweede eta
ge op de Haagse Leyweg. Ach
ter het raam gemakkelijke stoe
len op een kamerbreed tapijt.
Koffie op het bijzettafeltje en
de rokers Old Mac naast
de asbak. De stervende septem-
berzon heeft het geheel in een
diffuus spotje gezet. Een duide
lijke zaak dus: we zitten hier
gezellig en we zitten hier oké.'
ROEPT U MAAR.
Willy Alfredo schudt het hoofd
en roept: „Het is dat ik een vrije
avond heb, want anders zou ik
onze regering een geweldig com
pliment geven. Ik zou zeggén:
Heel Nederland was natuurlijk
benauwd, door de geschiedenis
op het Voorhout. Ja, de Japan-»
ners kenden geen genade, voor
de mensen die daar vast zaten
in de ambassade. Na verloop
meer dan honderd uur ver
anderde het getij, en kwamen er
eerst twee dames en later nog
drie heren vrij. De regering had
het heel goed gezien, en zorgde
voor alles op Schiphol boven
dien. De Japanners hebben zich
toen bedacht, en toen werden
ook de andere heren en de
jassadeur in vrijheid
gebracht. Gelukkig voor al deze
mensen, die wij nu beterschap
en goede gezondheid
In een wolk van intense tevre
denheid incasseert hij hpt opstij
gend „bravo" van zijn gast. Zegt
dan geërgerd: „Die gave heb je
of heb je niet. Daar kan geen
mens iets aan veranderen. Je
hebt van die hufterige figuren,
achter je rug zeggen: Alfre-
is een ouderwetse rijmelaar,
it is allemaal achterhaald. Met
zulke mensen spreek ik niet
eens. Daar verdoe ik mijn tijd
En denk nou alsjeblieft niet, dat
mijn werk een kwestie van rou
tine is, wdnt dan heb je er ook
niks van begrepen.
toies Bouwman zei het laatst
nog, toen ik voor de televisie
moest met die jongeman van
Halsema. Ze vonden het bij de
Avro een aardig geintje om ons
samen op het scherm te brengen
en in de kranten werd gelijk
gesuggereerd, dat een oude vete
tussen ons beiden eindelijk
Werd bijgelegd. Ik zweer je: ik
had die Halsema tevoren nooit
gezien, laat staan gesproken. Ik
wist wel, dat ie me geïmiteerd
heeft. Maai- waarom zou ik daar
kwaad over worden? Die jongen
imiteert me. Nou en? Wat heb
ben zijzelf in onze jeugd niet
allemaal geprakkezeerd om wat
'e j bereiken. Ik ken toevallig
heel wat verdienstelijke arties
ten, die met imitaties van de
groten zijn begonnen en die
hebben het uiteindelijk ook ge
haald. Het is jammer, dat Halse-
"ja geen echte sneldichter is en
van een papiertje opleest..
Daarom had mijn vrouw ook"
tevoren tegen me gezegd: Houd
het een beetje rustig Willem. Die
jongen staat daar ook voor zijn
brood. En toevallig kent ze me:
als ik goed kwaad word kan ik»
ontzettend vervelend zijn.
Je maakt het soms
loptreedt voor studenten. Die
jongens hebben de naam lastig
te zijn, maar voor mij zijn het
schatten. En als er één lollig
probeert te zijn en tussen mijn
tekst door schreeuwt, geef ik
effe een kat en is hij de
rest van de tijd zo mak als een
Onvoorstelbaar
Nou is die Mies Bouwman toch
vel een vakvrouwtje nietwaar?
Die is prima en oké. En als ze
mij met een fijn praatje d'r uit
kan gooien is ze zelf zo blij als
een kind. Tegen mijn
ze na afloop: het is onvoorstel
baar, hoe je man het elke keer
•flikt.
Die jongeman van Halsema is
trouwens ook een schat Ik heb
nu met hem gesproken en die
jongen is prima. Ik heb hem pas
nog op de radio een liedje horen
zingen en ik dacht: als hij zijn
best blijft doen haalt hij het wel.
Ik kan ook niet helpen, dat hij
het op de televisie moeilijker
had dan ik".
Hij kijkt naar zijn vrouw Mady,
die al geruime tijd in de stapels
plakboeken zoekt naar foto's
vroeger. „Dat bewaren is
een hobby van d'r", heeft Alfre
do vergoelijkend uitgelegd, „ach
als dat vrouwtje daar nou lol in
heeft. Mady is een op en top
•vakvrouwtje. Die is heel prima.
Ze komt uit het gerenommeerde
variété-geslacht der Matrons en
als je iets van het vak afweet
^zegt die naam je genoeg. Dat
vrouwtje heeft in d'r leven van
alles gedaan. Die heeft gedanst
en in de operette gezongen en
toen er in een Russisch nummer
een vrouwtje uitviel in de leven
de pyramide nam ze ook die
taak binnen een dag over. Ze
had de eerste keer wel pijnlijke
voeten, omdat ze de afsprong op
het einde niet correct uitvoerde.
Maar ze deed het toch maar. De
Matrons zijn uit het goede ar
tiestenhout gesneden. Dat is pri
ma en oké".
Mady Alfredo knikt verzaligd:
„Ik weet precies noe Willy is.
Willy is een schorpioen en gaat
voor geen mens opzij. Voordat
hij met Halsema op de buis ging
heb ik nog tegen hem gezegd:
Stel hem op zijn gemak, Willy.
We zijn allemaal zo begonnen.
Ga hem alsjeblieft niet katten.
De jongen heeft beslist talent en
komt er heus wel. Misschien heb
je het toevallig zelf op de televi
sie gezien: Willy had natuurlijk'
het grootste applaus. Maar Hal-
beslist niet afgegaan".
„Waarom zou ik ook?" vult de
dichter snel aan, „ik weet wat
ik kan en dat is voldoende. Ik
heb nooit met mijn mond vol
tanden gestaan en toch zijn er
altijd hufters, die proberen om
je beentje te lichten. Dit vak
sterft nu eenmaal van de figu
ren, die zitten te wachten op je
afgang. Ze zitten al jaren te
wachten, totdat ze je op een fout
kunnen betrappen. Maar dat zal
niet gebeuren. Ik voel me als
man van 75 jaar nog steeds oké
en ben van plan om nog rustig
i door te gaan. Ik spiegel me
maar aan een man als Cheva
lier. Die was ook
tachtig, toenhij nog springle
vend op de planken stond".
Ik heb ook geen moeite met
dichten. Ik hoor de melodie en
dan is het al met me gebeurd.
Daarna kan ik uren doorgaan.
Ik vind het jammer, dat de Avro
in het optreden met Halsema en
mij heeft geknipt, want daar
door hebben ze in de huiskamer
niet gehoord, dat het dak van
de zaal er bijna afkwam. Ie
mand uit het publiek riep: Vero
nica, en gelijk zeg ik: de tijd
gaat schielijk en vlug. Maar ge
loof me, Veronica komt terug.
Dat was de breker. Jammer, dat
ze het er uitgehaald hebben.
Als ik optreed heb ik het gevoel,
alsof de hemel voor me open
gaat. Ik sta op het toneel, en
zeg: roept u maar, en gelijk gaat
de beuk erin. Ik doe dit werk
'n 45 jaar en heb met
alle groten gewerkt. Ik stond
acht jaar in de Artiestenparade
met Lou Bandy en Willy Derby.
Maar toen ze eenmaal door kre
gen, dat ik als sneldichter het
succes voor hun neus wegpikte
hebben ze wel geprobeerd om
me beentje te lichten.
Maar dat lukt je niet bij Willem.
Laten ze maar roepen: Alfredo
is een goedkope rijmelaar. Dan
zeg ik: en wat doe jij op je 75e?
Wordt er dan nog steeds
je huis gebeld of zit je allang
achter de geraniums in het ou
wemannenhuis
Kom nou, mag je asjeblieft voor
je vak leven. Ik heb nooit i
gedronken met de collega's en
nog steeds kunnen 2
een mineraalwatertje aan me
slijten. Ik kan me niet permitte
ren om aangeschoten op de
planken te verschijnen, want
daar is dit werk net effe te
moeilijk voor.
Ik heb ook altijd tegen mezelf
gezegd: blijf eenvoudig. Een ar-k
„ALS ZE
JE IN
DIT VAK
EEN
BEENTJE
KUNNEN
LICHTEN
ZULLEN
ZE HET
NIET
LATEN"
tiest is geen godheid en probeer
daarom iedereen zijn plaatsje
onder de zon te gunnen.
hem niet weg. Als ik bij Schiller
in Amsterdam binnenstap ben
ik tegen de toiletjuffrouw even
vriendelijk als tegen de
directeur. Zb'n vrouw heeft ook
behoefte aan aandacht.
Gisteren nog bij V D. Bij de
roltrap komt er een Indische
dame op me af. Een keurig tiep-
je. Helemaal oké. En die zegt:
Bent u niet meneer Alfredo.
Mag ik u misschien de hand
drukken, dat doe ik spontaan.
Want zeg asjeblieft, dat je het
fijn vindt om op straat herkend
te worden. Ik ben op vakantie
in Parijs en van een terrasje
hoor ik iemand zeggen: Alfredo
in Parijs Roept u maar. Dat
zijn aardige dingen in het leven
van een artiest. Het is heerlijk
en wonderbaarlijk, dat er lieve
mensen zijn, die de moeite ne
men om je te groeten en de
hand te drukken. Je vindt die
herkenning fijn, omdat je er
lang genoeg voor geknokt hebt
Je wacht al zolang op een won
dertje en als het eenmaal ge
beurt zijn de anderen weer
kwaad, omdat je het bereikt
hebt. Maar ze vergeten wel, wat
hebt. Toen er
eindelijk een aanplakbiljet met
mijn foto bij een bioscoop hing
ben ik er misschien wel duizend
keer langs gelopen om te zien
of hij er nog hing.
Ik had ook nog een mooie stem
en die heb ik nog. Ik zal--u
trouwens laten horen, dat ik
niet overdrijf'. Hij verheft zich
en zet een plaatje op zijn draai
tafel. Als de tweede strofe op de
wijs van„Jeruzalem" is verklon
ken haalt de sneldichter diep
adem en begint hij luid
zingen. Na enkele seconden
roept hij kwaadaardig: „75 jaar
maar de stem heeft hoege
naamd niets aan kracht inge
boet. Ik laat het u horen, omdat
u anders zou kunnen denken:
hij overdrijft.
Ik heb trouwens indertijd op het
punt gestaan om een carrière in
de operette op te bouwen. Ik
nam de rol van Johan Heesters
over in de „Fidele boer" en
meteen spraken de kranten over
„de grote tenor Alfredo". Mady
zal er nog wel een knipsel over
hebben, maar het doet allemaal
niets ter zake, want ik voelde
weinig voor de operette. Je
sleurt een dubbelgestreepte C
uit je strot en barst bijna uit
elkaar. En aan het einde van de
week kreeg je dan 35 gulden
gage. In het cabaret verdiende
ik toen al 20 gulden per avond.
Toen ik daarbij ook nog ontdek
te, dat ik even makkelijk kan
men als een ander praat, kon
me weinig meer gebeuren. In
Gropingen stond ik met Willy
Derby in één programma en na
afloop zegt ie: je hebt iets ont
dekt, dat goud waard is Willy.
We blijven natuurlijk vrienden,
maar ik vind het te link om nog
verder met je op te treden. Want
voor mij heb je het kunstje te
veel door.
Filistijnen
Ik heb ook nooit in slappe tijden
bij de steun aangeklopt Dat
overkomt elke artiest, maar te-
genwoordig fietsen ze gelijk
naar de WW en houden ze hun
hand op. Die tijden heb ik ge
lukkig anders meegemaakt. Als
je vroeger niks had kon je niet
naar de WW, maar alleen naar
de filistijnen lopen. En iemand,
die geen stuivertjes had was
trouwens te trots om naar de
steun te verhuizen. Dan pro
beerde je op een andere manier
aan je brood te komen. Je liep
door de Wagenstraat langs de
broodjeswinkel van Klink en die
zei: Er komen steeds meer con
currenten bij, Alfredo. Juist, zeg
ik. je bedoelt, dat je behoefte
hebt aan een pittige slagzin. En
ik pak van zijn toonbank een
servetje en schrijf: u wist het al
van uw grootje, bij Klink eet u
.'het fijnste broodje. Man, dat is
enorm, zegt Klink, waar haal je
het vandaan? Een kwestie van
nadenken, zeg ik, omdat we
vrienden zijn mag je een half
honderd gulden in de palm van
mijn hand drukken en dan pra
ten we nergens meer over.
Mijn vrouw heeft diezelfde in
stelling. Niet praten maar doen.
Die kreeg op het laatste moment
een rol in de nieuwe film van
het duo Pim de la Parra en Wim
Verstappen. Die hadden wel
sex-artiesten gecontracteerd,
maar er ontbrak nog een lekke
re buurvrouw. Mady loopt in die
film uiteraard niet bloot, want
dat zou nergens op slaan. Maar
ze heeft het wel verschrikkelijk
goed gedaan. En haar naam
staat lekker groot op de aftite
ling Logisch natuurlijk, want
het is voor die jongens ook leuk,
als ze de vrouw van een popu
laire sneldichter in hun film
hebben.
Vigilante
als ze maar even de kans krij
gen je beentje te lichten zullen
ze het niet laten. Maar blijf al
tijd volhouden en denk aan de
woorden van mijn lieve moeder.
.Die zei: je wordt in dit leven
altijd overreden door een stront
kar, nooit door een vigilante.
Als ze je niet meer bellen moet
je gewoon even wachten, totdat
de hemel weer opengaat. Dat
gaat vanzelf.
Nu is bijvoorbeeld het sneldich
ten weer erg gevraagd en ik kan
het werk nauwelijks aan. Ze
komen vanzelf toch bij Alfredo,
want er is geen andere. Neem
de proef maar eens op de som.
Roep maar eens een woord".
„De gouden koets", zeg ik.
Alfredo glimlacht, legt zijn Old
Mac op de rand van de asbak
en citeert uit eigen bronvermel
ding:
„Ik zag hem vaak het gouden
koetsie
maar nu ineens was ie foetsie,
de tijden zijn veranderd, dat is
Ik heb ook altijd tegen Mady Maar geloof me: er komt een
gezegd: dit is een hard vak en tijd en dan is hij weer daar,
de gouden koets van mijn dro
men,
ik was ontsteld, dat ie niet is
gekomen,
ik weet: er zitten mensen op de
"ambassade,
in doodsnood wegens een ander
mans daden,
maar als het voorbij is wordt
het allemaal weer goed,
ik zeg u dat, omdat het moet,
eens is Den Haag weer vol tinte
ling
en roepen wij vanouds leve de
koningin".
Zijn vrouw heeft met een plak
boek in haar hand toegeluisterd.
Als ze de zekerheid heeft, dat
het gedicht geëindigd is, roept
ze. Willy is nu 75 en als God
het wil wordt hij in november
76. Maar die man blijft onver
moeibaar'. „Kom, kom", vult de
sneldichter beschroomd aan,
„het is ook maar een gave".
Een aangrijpend moment
Roept u maar wat.
LEO THURING