Jk
225 JAAR
GELEDEN
Driekwart van
het schip zit
nog onwrikbaar
in het zand vast
Dreiging
"Een loeiende noordwester
storm jaagt de golven in het
Kanaal en op de Noordzee
huizenhoog op. Kletterend
slaat de regen neer, de wind
huilt door het want van een
machteloos schip. We schrij
ven de loodgrijze ochtend
van de 26 ste januari 1749:
vlak voor de Engelse kust,
ter hoogte van het dorp Has
tings vecht de Oostindie-
vaarder „Amsterdam" zijn
gevecht met de elementen.
Aan boord van het enkele
maanden geleden van stapel
gelopen schip is de toestand
somber. Vijftig doden en een
stuk geslagen roer hebben
het moreel van de haveloze
bemanning tot een diepte
punt doen dalen. Op het tus
sendek in het binnenste van
het schip ligt nog een groot
aantal mannen te kreperen.
Het lijkt of deze reis, die
slechts achttien dagen oud
is, met rampspoed is besmet.
Dan besluit een groep man
nen kapitein Willem Klump
voor te stellen het schip op
het strand te zetten. Ze heb
ben zich moed ingedronken
met wijn en jenever, waar
voor ze het beschot van de
bergplaats hebben verbro
ken.
Kapitein Klump, 33 jaar aar
zelt wanneer hij het haveloze
troepje mannen ziet dat hem
min of meer beveelt de „Am
sterdam" op het lokkende
kiezelstrand van Hastings
zetten. Het is zijn eergte kapi-
teinsreis, en hij weet dat hij
van de „Almachtige Heeren
Zeventien" in het verre Am
sterdam geen genade behoeft
te verwachten, als later zou
blijken dat de opzettelijke
stranding onverantwoord is
geweest. De „Amsterdam" is
een splinternieuwe koop
vaarder, 45 meter lang over
alles. De mannen dringen
aan, er klinkt geschreeuw.
Klump roept zijn scheepsof
ficieren bij zich in zijn hut
onder het campagnedek. Hij
laat hen stuk voor stuk een
document tekenen waarin zij
verklaren dat het noodzake
lijk is de „Amsterdam" op
het strand te zetten. Willem
Klump beseft op dat moment
dat hij weinig keus heeft.
Een groot deel van de be
manning en soldaten is dron
ken en dreigt 'met muiterij.
Ze voelen zich betrekkelijk
'veilig, want in Engeland lijkt
de machtige arm van de Ver-
enigde-Oost-Indische Com
pagnie ver weg. Ze voelen er
"niets voor hun hachje op het
spel te zetten, terwijl redding
binnen handbereik lijkt te
zijn.
Het lichten en bergen van de achttiende
eeuwse koopvaarder „Amsterdam" wordt
begroot op ongeveer twintig miljoen gul
den. De Nederlandse regering heeft laten
weten geen geld voor het karwei beschik
baar te zullen stellen, zodat een eventuele
berging op de schouders van particulieren
zal neerkomen. Er ls een werkgroep in het
leven geroepen (correspondentieadres Ge
meentelijk Voorlichtingsbureau Amster
dam) dat de plannen bestudeert om de
berging metterdaad uit te voeren. Daarbij
wordt er vanuit gegaan het schip in zijn
geheel te lichten en het niet in stukken te
snijden zoals onlangs gebeurde bij de zes
Romeinse schepen, die bij Zwammerdam
Dan beveelt hij koers te zet
ten naar het strand. Vlak
onder de kust laat hij enkele
kanonnen een salvo afvuren
om de kustbevolking te
waarschuwen dat er een
schip in nood is. Zonder ook
maar een schrammetje op te
lopen passeert de „Amster
dam" behendig de scherpe
rotsen onder water, die het
schip van voren tot achter
open gereten zouden hebben.
Dan schuurt de bodem over
het zachte, kleiachtige strand
en komt het schip gedwee tot
stilstand. Terwijl de wind
nog steeds rond de „Amster
dam" huilt en de regen onop
houdelijk neer klettert op het
dek, prijst Willem Klump
zich gelukkig met de voor
spoedige stranding. Onge
twijfeld zal hij er in slagen de
300.000 gulden, die de com
pagnie hem heeft toever
trouwd in de vorm van ge
munt zilver dat in met kope
ren banden beslagen kisten
ligt, veilig in Amsterdam te
rug te brengen. Dan wordt
zijn aandacht getrokken
door het dronkemansgelal
dat opstijgt uit het binnenste
van het schip. De bemanning
viert de stranding uitbundig
en spreekt de wijn en jene
ver duchtig aan. Klump be
sluit aan boord te blijven om
op die manier plunderaars
op een afstand te houden. De
volgende ochtend zal hij pro
beren de zilverschat van de
„Amsterdam" aan land te
brengen. Daarna komt de
kwestie van het weer vlot
trekken van het schip aan de
orde..
uit de modder tevoorschijn kwamen.
Bij het lichten van de „Amsterdam" denkt
men er over om een installatie te gebrui
ken. die sterk doet denken aan de zeekame
len, waarmee vroeger Oost-Indièvaarders
over de ondiepte van Pampus werden heen
geholpen.
De „Amsterdam" is het meest complete
wrak van de zestien vergane Oost-Ihdie-
vaarders, die tot dusver zijn gelokaliseerd.
Als de berging lukt. zal het hout wellicht
geconserveerd worden in het scheepsar
cheologisch museum van Ketelhaven (O.
Flevoland). waarna het schip ligplaats in
Amsterdam zal krijgen.
Als Klump op het dek ver
schijnt voelt hij de dreiging,
die van de haveloze, meest
geronselde matrozen uitgaat.
Zilverschat
Tweehonderdvijfentwintig
jaar later ligt nog steeds de
„Amsterdam" op de plaats
voor de Engelse kust waar
kapitein Klump haar op die
gedenkwaardige dag in 1749
neervlijde. De zilverschat is
verdwenen. Inderdaad heeft
de kapitein deze op een enke
le kist na in veiligheid weten
te brengen. En van die ene
door een zekere Watson en
zijn bende gestolen kist is
een groot deel van de inhoud
.(schuitjes zilver) weer terug
gebracht Maar het mooie,
nieuwe schip bleek niet te
redden. Reeds enkele dagen
na de stranding begon de
„Amsterdam" weg te zakken
in de weke kleimassa, die
zich allengs als een onwrik
bare deken om het schip
heen legde. Het verlies van
het schip betekende een ge
voelige klap voor de VOC.
De zuinige bewindvoerders
in Nederland hadden nog
wel geprobeerd het wrak, de
kanonnen en het lopende
touwwerk te verkopen, maar
geen Engelsman was zo gek
om op dat voorstel in te
gaan. Intussen probeerden
Willem Klump en zijn eerste
en tweede stuurman Marti-
nus van den Hoet en Juriaan
Bartels te redden wat er te
redden viel. Op 11 maart zag
ook de VOC het onmogelijke
van hun opdracht in en beval
de'drie mannen terug te ko
men. Op 8 april verschenen
zij voor de inspecteur van de-
'compagnie Jan de Marre, die
hen scherp ondervroeg naar
de oorzaak van de stranding.
Klump en zijn varensgezellen
wisten hem uiteindelijk te
overtuigen dat het niet moge-
jm ÜMIii 8
jikff
A Jua,:...'. A .1. a A AJ Y/A-
Sa
UMtHiii|Hn>|iM»|iiin|wii IS*
i«>
De „Amsterdam" vechtend tegen de storm, maar op voorhand al 'er'°r®":
Een duidelijke impressie van de moeilijkheden waarin de Oostmdièvaarder
bij Hastings terechtkwam.
lijk was geweest de „Amster
dam" zonder roer overeind
te houden in open zee. De
Marre geloofde hen, daarbij
in zijn overtuiging gestaafd
door het feit dat meerdere
schepen in de nacht van 25
op 26 januari in ernstige
moeilijkheden waren ge
raakt. „Er waren ook andere
gestrand. Als bewijs dat de
compagnie hem de stranding
niet aanrekende werd Willem
Klump opnieuw met het ge
zagvoerderschap belast en
wel van de „Ruyschensteyn",
waarmee hij een jaar later
uitzeilde. Deze keer verliep
de reis naar Oost Indiè voor
spoedig. Klump voer nog
verscheidene malen als kapi
tein naar de oost In ieder
geval tot 1767. Daarna werd
niets meer van hem vemo-
Vondsten
Een enkele keer per jaar, als
de waterstand bijzonder laag
is, steken de inhouten van
het schip boven water uit.
Maar nooit zover als in de
winter van 1878—79 toen
twee voet zand werd wegge
spoeld en de boeg van de
„Amsterdam" ongeveer an
derhalve meter boven het
strand uitstak.
Voortdurend heeft men ge
probeerd de lading van het
schip te bergen, want behal
ve de 28 kisten zilver was er
betrekkelijk weinig uit de
ruimen te voorschijn geko
men. Het begon in 1810 toen
200 man van het bij Bexhill
gelegen Duitse legioen van
koning George 3 het zand
rond het schip weggroeven.
,Ze kwamen echter niet ver.
•Zeventien jaar later hadden
werkloze arbeiders uit Bex
hill meer succes. Zij begon
nen in de boeg van het schip
te graven en slaagden er in
het Koebrugdek te bereiken.
Een vat met 1.000 groten
deels verroeste messen, glas,
kralen, aardewerk, bokalen,
wijnglazen en vierkante fles
sen, kwam naar boven. Ze
werden voor goed geld op
plaatselijke antiekmarkten
gesleten. Daar bleef het bij,
ook al omdat de gouverneur
van de Cinque Ports in deze
schatgraverij een aantrekke
lijke nevenverdienste zag en
bepaalde dat de vinders hem
commissie zouden moeten
betalen. Behalve enkele ver
dwaalde pogingen werd er in
de negentiende eeuw niet;
grootscheeps naar de lading:
van de „Amsterdam" ge
zocht. Dat gebeurde pas in
1969 toen werklieden van de
firma Press and Son Ltd, die
bezig waren met het leggen
van een nieuwe rioolafvoer
buis, oude inventarisstukken
naar boven haalden. Bij de
volgende laagwaterstand
werd daarop besloten een
mobiele graafmachine in te
zetten. Op 31 juli reed deze
kolos op rupsbanden het
strand op en enkele minuten
later beten de gretige kaken
zich vast in het zand. Toen
de mechanische schop op
een diepte van vijf meter
was aangeland, kwamen er
voorwerpen naar boven: bor
stels, katrolblokken, een
schoenleest. Souvenir jagers
kwamen bijna tot een hand
gemeen met de werklieden
die meenden de eerste rech
ten te kunnen doen gelden
op de vondsten.
De volgende dag werd een
nieuwe poging ondernomen,
waarbij de graafmachine een
groot stuk dek wegsloeg. Op
een diepte van 2,5 meter
kwamen plotseling brokstuk
ken van wijnflessen tevoor
schijn. Bij een tweede poging
werden vijf kanonnen aan de
oppervlakte gebracht, aarde
werken potten, een soldaten-
riem met een bronzen pa
troonhouder. Toen de graaf
machine voor de derde keer
in het achterschip begon,
kwam nog een reeks kleine
voorwerpen naar boven: ko
peren pinnen, tinnen lepels,
bronzen kandelaars, strijkij
zers, kookpotten, staven ze
gellak enz. Jammer was
evenwel, dat het merendeel
van het gevondene kapot
was gegaan. De kraanmachi
ne presteerde het zelfs om de
mast, die naast het schip on
der het zand bedolven lag, op
te heffen. Zover en zo on
voorzichtig dat hij in stukken
brak. Op deze manier werd
de „Amsterdam" opnieuw
voorpagina-nieuws, hoewel
'archeologen zich wellicht de
haren van spijt zullen heb
ben uitgetrokken, omdat tal
van inventarisstukken onher
stelbaar waren beschadigd.
Bovendien had een legertje
souvenirjagers zich over een
groot deel van de buit ont
fermd, met het gevolg dat
zowel het museum in Has
tings als het Nederlands
Scheepvaartmuseum in Am
sterdam slechts een fractie
kunnen laten zien van wat er
in dat jaar uit het binnenste
van deze Oost-Indièvaarder
naar boven kwam.
Onderzoek
De rest van het verhaal van
de „Amsterdam" is gauw
verteld, al is het minstens zo
interessant als datgene wat
er aan vooraf is gegaan. En
gelse archeologen stelden on
der leiding van Peter Mars-
den een uitgebreid weten
schappelijk onderzoek in,
waaruit o.a. bleek dat onge
veer driekwart van het schip
nog onwrikbaar in het zand
vast zit Zeer waarschijnlijk
is bovendien dat vrijwel de
gehele scheepsinventaris nog
aan boord is. Voor schcep-
sarcheologen een unieke ge
legenheid om kennis te ne
men van de constructie van
vroegere Oost-Indièvaarders,
waarvan op dit moment nog
veel onbekend is. En dat on
danks de een kilometer lange
boekenrij van de VOC. die
bewaard wordt in het rijks
archief te Den Haag).
Intussen is ook van Neder
landse zijde de staat der
Nederlanden is per slot ei
gendom van het wrak bij
Hastings belangstelling
ontstaan voor de „Amster
dam". Er is een stichting in
het leven geroepen, die wil
proberen de Oost-Indievaar-
der in zijn geheel te lichten
en te bergen. Opdat de „Am
sterdam" ooit weer in zijn
volle glorie afgemeerd zal
liggen bij het Nederlands
Scheepvaartmuseum in Am
sterdam, waar zo zijn ve
len van mening -;ze uitein
delijk thuis hoort.
KLAAS GOINGA
(De gegevens voor boven
staand verhaal werden ont
leend aan het onlangs ver
schenen boek „De laatste
reis van de Amsterdam". Het
werd geschreven door Peter
Marsden. De man, die de lei
ding had van de onderzoe
kingen op het strand. Het
verscheen bij Unieboek, in
de reeks de Boer Maritieme
Handboeken).
rA
Links.: De bouw van de Oostindièvaarder Amster
dam in Amsterdam. Een voor die tijd uiterst modern
schip, maar dat op de maidentrip al tot de ondergang
gedoemd werd.
Rechts: Zo ligt het wrak van de .Amsterdam" er
thans, 225 jaren later bij op het strand van Hastings.